Page 25 of 277

Sleutels, portieren en ruiten23Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de
portieren wordt geopend, worden
deze na drie minuten automatisch
opnieuw vergrendeld.
Ontgrendelen
c indrukken.
Op het Info-Display kunt u kiezen uit twee instellingen:
● Om alleen het bestuurderspor‐ tier, de bagageruimte en de tank‐
klep te ontgrendelen: druk
eenmaal op c. Om alle portieren
te ontgrendelen: druk tweemaal
op c.
● Druk eenmaal op c om de portie‐
ren, de bagageruimte en de tank‐ klep te ontgrendelen.
Persoonlijke instellingen 3 107.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte sleutel.
Opgeslagen instellingen 3 22.
Ontgrendelen en openen van de
achterklep 3 25.
Vergrendelen
Portieren, bagageruimte en tankklep
sluiten.e indrukken.
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐ deling niet.
Centrale vergrendelingstoetsen
Portieren, de bagageruimte en de
tankklep worden vanuit de passa‐
giersruimte vergrendeld of ontgren‐
deld.
Druk op e om te vergrendelen.
Druk op c om te ontgrendelen.
Page 26 of 277

24Sleutels, portieren en ruitenVertraagde portiervergrendeling
Schakel de motor uit en verwijder de
sleutel uit het slot. Druk op e met
minstens één portier geopend en drie
geluidssignalen klinken. Wanneer het
laatste portier wordt gesloten,
vergrendelt de auto na vijf seconden
automatisch alle portieren en wordt
dit aangegeven.
Na tien minuten vergrendelt de auto
automatisch alle portieren zelfs als
een portier nog open is. U kunt deze
functie activeren of deactiveren op
het Info-Display. Persoonlijke instel‐ lingen 3 107.Storing in afstandsbediening
Ontgrendelen
Ontgrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot te verdraaien. Schakel het contact in
en druk op de centrale vergrende‐
lingstoets c om de andere portieren,
de bagageruimte en de tankvulklep te
openen.
Als u het contact aanzet, wordt het
vergrendelingssysteem uitgescha‐
keld.
Vergrendelen
Vergrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot
te verdraaien.
Storing in centrale vergrendeling
Ontgrendelen
Ontgrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot
te verdraaien. U kunt de overige
portieren openen door tweemaal aan
de binnenste portiergreep te trekken.
U kunt de bagageruimte en de tank‐
klep niet openen.
Zet het contact aan het vergrende‐ lingssysteem te deactiveren 3 27.
Vergrendelen
Druk bij alle portieren op de binnenste vergrendelingsknop, maar niet bij het bestuurdersportier. Sluit vervolgens
het bestuurdersportier en vergrendel
dit van buiten met de sleutel.
Tankklep en achterklep kunnen niet
worden vergrendeld.
Page 27 of 277

Sleutels, portieren en ruiten25Automatisch vergrendelen
U kunt deze beveiligingsfunctie zoda‐
nig configureren dat de portieren, de
bagageruimte en de tankklep bij het
overschrijden van een bepaalde snel‐ heid automatisch worden vergren‐
deld.
Bovendien kunt u de functie zo confi‐
gureren dat ze het bestuurdersportier of alle portieren opent nadat het
contact is uitgeschakeld en de
contactsleutel werd verwijderd (hand‐
matige transmissie) of wanneer de
keuzehendel in de stand P wordt
geplaatst (automatische transmis‐
sie).
U kunt instellingen veranderen op het Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 107.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 22.Kindersloten9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Schakelaar op het achterportierslot
met een sleutel of een geschikte
schroevendraaier naar horizontale
stand draaien. Het portier kan van
binnenuit niet geopend worden.
Portieren
Bagageruimte
Achterklep
Openen
Open de achterklep met de tiptoets
onder het merkembleem.
Page 28 of 277

26Sleutels, portieren en ruitenSluiten
Binnenste handgreep gebruiken.
Druk niet op de tiptoets tijdens het
sluiten, omdat de achterklep dan
weer ontgrendeld kan worden.
Centrale vergrendeling 3 22.
Algemene tips voor de
achterklepbediening
9 Gevaar
Niet met een geopende of op een
kier staande achterklep rijden,
bijv. bij het vervoer van omvang‐
rijke bagage, omdat er dan giftige, onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.Voorzichtig
Voordat u de achterklep opent,
moet u belemmeringgen in de
hoogte controleren, zoals een
garagedeur, om schade aan de
achterklep te voorkomen. Contro‐
leer altijd het bewegingsgebied
boven en achter de achterklep.
Let op
Afhankelijk van het gewicht van
eventueel gemonteerde accessoi‐
res blijft de achterklep mogelijk niet
in geopende stand staan.
Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle portieren geslo‐
ten zijn.
Als de ontsteking ingeschakeld was,
moet het bestuurdersportier eenmaal
worden geopend en gesloten voordat de auto kan worden beveiligd.
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt de mechanische diefstalbevei‐
liging uitgeschakeld. Dit is niet moge‐
lijk met de centrale vergrendelings‐
toets.
Page 29 of 277

Sleutels, portieren en ruiten27Inschakelen
Druk binnen vijf seconden tweemaal
op e van de handzender.
Diefstalalarmsysteem
Het alarmsysteem is gecombineerd
met het vergrendelingssysteem.
Het bewaakt: ● portieren, achterklep, motorkap
● ontsteking
Inschakelen
● Automatische activering 30 seconden na het vergrende‐
len van de auto door één keer op
e te drukken.
● Rechtstreeks door binnen vijf seconden twee keer kort op e te
drukken.
Status-LED
De status-LED is geïntegreerd in de
sensor boven op het instrumentenpa‐
neel.
Status tijdens de eerste 30 seconden na het activeren van het alarmsys‐
teem:Led aan:test, inschakelver‐
tragingLed knippert
snel:portieren, achter‐
klep of motorkap
niet goed dicht,
eventuele
systeemstoring
Status nadat systeem is geactiveerd:
Led knip‐
pert lang‐
zaam:systeem is geactiveerd
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Uitschakelen
Door bij het ontgrendelen van de auto op c te drukken wordt het diefstala‐
larmsysteem gedeactiveerd.
Het systeem wordt niet gedeactiveerd
door het bestuurdersportier te
ontgrendelen met de sleutel of met de
centrale-vergrendelingstoets in het
interieur.
Page 30 of 277

28Sleutels, portieren en ruitenAlarmBij het activeren klinkt de alarmclaxon
en gaan de alarmknipperlichten tege‐ lijkertijd knipperen. Het aantal en de
duur van de alarmsignalen zijn voor‐
geschreven door de wetgever.
Het alarm kan worden afgezet door
het indrukken van een willekeurige
toets op de handzender of door het
contact aan te zetten.
Het diefstalalarmsysteem kan alleen
worden gedeactiveerd met c op de
handzender of door het inschakelen
van het contact.
Wanneer het alarm is afgegaan
zonder dat de bestuurder het heeft
uitgeschakeld, geven de alarmknip‐
perlichten dat aan. Ze lichten bij het
ontgrendelen van de auto met de
handzender driemaal kort achtereen
op.
Boordinformatie 3 104.
Als de boordaccu moet worden losge‐
koppeld (bijv. voor onderhoudswerk‐
zaamheden), moet de alarmsirene
als volgt worden gedeactiveerd:Schakel het contact in en uit en
ontkoppel de boordaccu binnen
15 seconden.
Startbeveiliging Het systeem is onderdeel van de
contactschakelaar en het controleert
of de auto met de gebruikte sleutel
mag worden gestart.
De startbeveiliging activeert zichzelf automatisch nadat u de sleutel uit de
contactschakelaar hebt gehaald.
Knippert controlelamp d nadat het
contact is ingeschakeld, dan is er een storing in het systeem: de auto kanniet worden gestart. Contact uitscha‐
kelen en opnieuw proberen te starten.
Als de controlelamp blijft knipperen,
kunt u proberen om de motor met de
reservesleutel te starten en daarna
de hulp van een werkplaats inroepen.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel de auto na het uitstappen altijd.
Schakel het diefstalalarmsysteem
3 22, 3 27 in.Controlelamp d 3 97.
Page 31 of 277

Sleutels, portieren en ruiten29Buitenspiegels
Bolle vorm
De convexe buitenspiegel heeft een
asferische zone en reduceert dode
hoeken. Door de vorm van de spiegel lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Elektrische verstelling
Selecteer de gewenste buitenspiegel
door de wipschakelaar naar links (L)
of rechts (R) te duwen. Draai daarna
de knop : om de spiegel te verstel‐
len.
Wipschakelaar in middelste stand: er
is geen te verstellen spiegel geselec‐ teerd.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.Parkeerstand
U klapt de buitenspiegels in door
zachtjes op de buitenrand van de
behuizing te drukken, bijv. bij een
krappe parkeerplek.
Verwarmde spiegels
Om in te schakelen Ü indrukken.
De verwarming van de spiegel werkt
bij een draaiende motor.
Deze wordt na zes minuten automa‐
tisch uitgeschakeld.
Als u tijdens dezelfde contactcyclus
nogmaals op Ü drukt, werkt de
verwarming nog drie minuten.
Page 32 of 277
30Sleutels, portieren en ruitenBinnenspiegel
Handmatige dimfunctie
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐
gelbehuizing verstellen.
Automatische dimfunctie
Verblinding 's nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Ruiten
Voorruit
Voorruitstickers Plak geen stickers, bijv. tolvignetten
o.i.d., rondom de binnenspiegel op de
voorruit. Anders kan de detectiezone
van de sensor in de spiegelbehuizing worden beperkt.
Vervanging van voorruitVoorzichtig
Als de auto met een vooruitzicht‐
camera voor de bestuurderson‐
dersteuningssystemen uitgevoerd is, is het zeer belangrijk dat een
eventuele vervanging van de voor‐ ruit precies volgens de specifica‐
ties van Opel plaatsvindt. Anders
werken deze systemen wellicht
niet goed en bestaat het risico van
onverwacht gedrag en/of berich‐
ten van deze systemen.