Page 130 of 199

128Rijden en bedieningHellingremHet systeem voorkomt onbedoeld
bewegen bij het wegrijden op hellin‐
gen.
Wanneer u het rempedaal loslaat
nadat u op een helling bent gestopt, blijft de rem nog gedurende
2 seconden ingeschakeld. Bij het
optrekken van de auto worden de
remmen automatisch gelost.
Als controlelamp Z 3 85 onderweg
oplicht, is er een storing in de helling‐
rem. Afhankelijk van de versie kan er een bijbehorend waarschuwingsbe‐
richt, bijv. Hill holder niet beschikb. ,
op het Driver Information Center
verschijnen 3 90. De hulp van een
werkplaats inroepen om de storing te
laten verhelpen.
De hellingrem is niet actief tijdens een
Autostop.
Stop/Start-systeem 3 116.Rijregelsystemen
Traction Control
De anti-slipregelaar (ASR) is een
onderdeel van de elektronische stabi‐ liteitsregeling (ESC).
ASR verhoogt zo nodig de stabiliteit,
ongeacht het type wegdek of de grip
van de banden, door te voorkomen
dat de aangedreven wielen door‐
slaan.
Zodra de aangedreven wielen begin‐
nen door te slaan, wordt het motor‐
vermogen verminderd en wordt het
wiel met de meeste slip afzonderlijk
afgeremd. Daardoor wordt de rijstabi‐
liteit van de auto op een glad wegdek
aanmerkelijk verbeterd.
Page 145 of 199

Verzorging van de auto143
Veiligheidspal zijwaarts verplaatsen
en de motorkap openen.
Motorkapsteun vastzetten.
Als de motorkap wordt geopend
tijdens een Autostop, wordt de motor
automatisch herstart omwille van
veiligheidsredenen.
Stop/Start-systeem 3 116.
Sluiten Druk alvorens de motorkap te sluiten
de steun in de houder.
Laat de motorkap zakken en laat
deze vanaf een lage hoogte
(20-25 cm) in de grendel vallen.
Controleer of de motorkap vergren‐
deld is.Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Controleer het oliepeil ook regelmatig
manueel om schade aan de motor te voorkomen. Vergewis u ervan dat de
gebruikte olie de juiste specificatie
heeft. Aanbevolen olie en smeermid‐
delen 3 178.
Controlelampje motoroliepeil laag S
3 88.
Het maximale motorolieverbruik is 0,6 liter per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op
bedrijfstemperatuur zijn en minstens
vijf minuten uitgeschakeld zijn
geweest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot
aan de aanslag van de handgreep
weer insteken, opnieuw uittrekken en het motoroliepeil aflezen.
Peilstok tot aan de aanslag van de
handgreep insteken en een halve
slag draaien.
Let op
Afhankelijk van de motor worden er mogelijk verschillende oliepeilstok‐
ken gebruikt.
Page 149 of 199

Verzorging van de auto147Accu
De accu van de auto is onderhouds‐ vrij als het rijgedrag zodanig is dat
deze voldoende wordt opgeladen. Bij korte ritten en veelvuldig starten kan
de accu ontladen raken. Vermijd het
gebruik van onnodige elektrische
verbruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan
vier weken achtereen stilstaat, kan de accu ontladen raken. Poolklem van
de minpool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
kelde ontsteking aansluiten en
loskoppelen.
Ontlaadbeveiliging van accu 3 105.
Accu vervangen
Let op
Elke afwijking van de in deze para‐ graaf gegeven instructies kan leiden
tot een tijdelijke uitschakeling van
het stop-startsysteem.
Vervang bij auto's met een Stop/
Start-systeem de accu altijd door de
juiste accu. Het wordt geadviseerd de accu door een werkplaats te laten
vervangen.
Stop/Start-systeem 3 116.
Accu opladen9 Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kan de
accu beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 170.
Waarschuwingslabel
Betekenis van symbolen:
● Geen vonken of open vlammen en niet roken.
● Bescherm de ogen altijd. Explo‐ sieve gassen kunnen blindheid of
letsel veroorzaken.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat aanleiding kan geven tot blind‐
heid of ernstige brandwonden.
Page 159 of 199
Verzorging van de auto157Nr.StroomkringF09AchterdeurschakelaarF10ClaxonF14GrootlichtF15PTCI-verwarmingF19AirconditioningF20Verwarmbare achterruitF21BrandstofpompF30MistlampenF84CNG-systeemF85StekkerdozenF86Aansteker/Verwarmde stoelenF87Stop/Start-systeemF88Spiegelverwarming
Breng het deksel van de zekeringen‐
kast na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen weer aan.
Wanneer u het deksel van het zeke‐
ringenkastje niet goed sluit, kan een
storing optreden.
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
De zekeringhouder bevindt zich
achter een kap onder op het instru‐ mentenbord, aan bestuurderszijde.
Page 197 of 199

195Ontlaadbeveiliging accu ............105
Opbergruimte................................ 60
Opbergruimte achter..................... 62
Opbergruimte voor........................ 61
Opbergvakken .............................. 60
Opbergvakken instrumentenpaneel ..................60
Opbergvak onder passagiersstoel 62
Opklapbare achterbank ..........40, 42
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Panne ......................................... 172
Parkeerhulp ............................... 132
Parkeren .............................. 18, 118
Partikelfilter ................................. 119
Passagiersstoel voor Inklappen................................... 38
Tafelstand ................................. 38
Pedalen ...................................... 113
Pollenfilter .................................. 111
Portieren ................................. 25, 26
Portier open ................................. 90
Portiervergrendelknoppen ............21
Prestaties ................................... 185
Profieldiepte ............................... 162
R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 191
Radio-info ..................................... 90Regelbare
instrumentenverlichting ...........102
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 190
Remassistentie .......................... 127
Rem- en koppelingsvloeistof ......178
Remmen ............................ 126, 146
Remsysteem ................................ 84
Remvloeistof .............................. 146
Reparatie ongevalschade ...........190
Reservewiel ............................... 168
Richtingaanwijzer ........................82
Richtingaanwijzers ..................... 101
Richtingaanwijzer vooraan .........149
Roetfilter ............................... 86, 119
Rugleuning neerklappen .............38
Rugleuning passagiersstoel voor neerklappen ......................38
Ruiten ........................................... 30
Ruiten van de buitenzijde bedienen ................................... 30
Rijgedrag en aanhangertips ......138
Rijklaar gewicht ............................ 67
Rijregelsystemen ................128, 129
Rijverlichting .......................... 12, 89
S Schakelen ..................................... 85
Schakel motor uit ..........................81
Scheidingsrooster bagageruimte ..65Schuifdeur ................................... 25
Service ............................... 111, 177
Service-display ......................78, 90
Service-informatie ...................... 177
Signalen........................................ 96
Sjorogen ................................ 65, 67
Sleutelnummer ............................. 19
Sleutels ........................................ 19
Sleutels, sloten ............................. 19
Slotcilinders .................................. 19
Slijtage van remblokken ...............84
Sneeuwkettingen .......................163
Snelheidsmeter ............................ 76
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................146
Standaarddisplay ..........................90
Startbeveiliging ......................28, 89
Starten en bedienen ...................114
Starthulp gebruiken ...................170
Stoelen aanbrengen .....................42
Stoelen verwijderen ......................42
Stoelpositie .................................. 36
Stoelverstelling ........................7, 36
Stoelverwarming ........................... 39
Stop/Start-systeem .....................116
Stop-startsysteem......................... 89
Storing ....................................... 126
Storingsindicatielamp ..................83
Sturen ......................................... 114
Stuurbedieningsknoppen .............70