2–11
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
WAARSCHUWING
Instructies voor gebruik van de veiligheidsgordels:
Veiligheidsgordels dienen op het beenderstelsel van het lichaam te drukken en behoren
laag om de voorzijde van het bekken, of om het bekken, de borst en schouders gedragen
te worden, al naargelang van toepassing; het dragen van de heupgordel rondom de buik
dient vermeden te worden.
Veiligheidsgordels behoren zo nauwsluitend mogelijk afgesteld te worden, in
overeenstemming met comfort, om de bescherming te kunnen bieden waarvoor
zij bestemd zijn. Een gordel die niet voldoende gespannen is zal de drager ervan
aanzienlijk minder bescherming kunnen bieden.
Zorg ervoor verontreiniging van het gordelmateriaal door schoonmaakmiddelen, olie
en chemische middelen, in het bijzonder accuzuur, te voorkomen. De gordels kunnen
het veiligste gereinigd worden met een oplossing van zachte zeep en water. Vernieuw de
gordels als het materiaal gerafeld, verontreinigd of beschadigd is.
Het is belangrijk de veiligheidsgordels als geheel te vernieuwen nadat deze bij een
ernstige botsing zijn gedragen, ook als beschadiging van het gordelsysteem niet
duidelijk waarneembaar is.
Veiligheidsgordels behoren niet gedraaid te worden gedragen.
Elke veiligheidsgordel dient slechts door één inzittende te worden gebruikt; het is
gevaarlijk een veiligheidsgordel aan te brengen rondom een kind dat op iemands schoot
zit.
Door de gebruiker mogen er geen wijzigingen of toevoegingen worden aangebracht die
verhinderen dat de afstelmechanismen van de veiligheidsgordels de gordels strakker
kunnen aanspannen of die verhinderen dat de gordels door de gebruiker strakker
kunnen worden afgesteld.
2–14
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
Veiligheidsgordels
WAARSCHUWING
Draag de veiligheidsgordel door
deze altijd correct door de geleider te
voeren:
Het dragen van een veiligheidsgordel
zonder de veiligheidsgordel door
te geleider te voeren is gevaarlijk
omdat de veiligheidsgordel dan geen
voldoende bescherming bij een ongeluk
kan bieden, hetgeen ernstig letsel kan
veroorzaken.
Veiligheidsgordelgeleider
Vastmaken van de
veiligheidsgordels
Veiligheidsgordeltong
Veiligheidsgordelgesp
Plaats de heupgordel zo laag mogelijk,
niet op de onderbuik, en stel vervolgens
de schoudergordel zodanig af dat deze
nauwsluitend om uw lichaam past.
Laag om de
heupen houdenAantrekken
Te hoog
2–15
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
Losmaken van de
veiligheidsgordels
Druk de knop op de veiligheidsgordelgesp
in. Als de gordel niet volledig wordt
opgerold, deze naar buiten trekken en op
verdraaiing en knikken inspecteren. Kijk
vervolgens of bij het oprollen de gordel
onverdraaid blijft.
Knop
OPMERKING
Als een gordel niet volledig wordt
opgerold, deze op verdraaiing en
knikken inspecteren. Als de gordel dan
nog steeds niet correct wordt opgerold,
deze door een deskundige reparateur, bij
voorkeur een of ¿ ciële Mazda reparateur
laten inspecteren.
Veiligheidsgordelwaarschuwingssystemen
Als deze bespeuren dat de
veiligheidsgordel van de inzittende niet is
vastgemaakt, wordt de inzittende door een
waarschuwingslampje of een zoemtoon
gewaarschuwd.
Zie Waarschuwings/indicatielampjes op
pagina 4-46 .
Zie Waarschuwingszoemer voor
veiligheidsgordel op pagina 7-55 .
2–16
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
Voorspanners van
veiligheidsgordels en
begrenzingsystemen
Voor een optimale bescherming zijn de
veiligheidsgordels van de bestuurdersstoel
en de passagierszitting uitgerust met
voorspanner- en begrenzingsystemen.
Om deze beide systemen correct te
kunnen laten functioneren dient u de
veiligheidsgordel op de juiste wijze te
dragen.
Voorspanners:
Wanneer een botsing wordt bespeurd,
worden de voorspanners gelijktijdig met
de airbags geactiveerd.
Zie voor bijzonderheden over activering,
Criteria voor SRS airbag activering
(pagina 2-51 ).
Wanneer de airbags worden opgeblazen,
trekken de oprolautomaten van de
veiligheidsgordels de gordels snel
strak aan. Nadat de airbags en de
veiligheidsgordelvoorspanners geactiveerd
werden dienen deze steeds vernieuwd te
worden.
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indicatielampjes op
pagina 4-46 .
Zie Waarschuwingszoemer voor
systeem van airbag/voorspanners van
veiligheidsgordels op pagina 7-54.(Met inzittende passagier
detectiesysteem)
Verder is het voorspannersysteem voor
de passagier, evenals de voor- en zij-
airbag van de passagierszitting ingericht
om enkel te worden geactiveerd wanneer
de inzittende passagier detectiesensor
bespeurt dat een passagier op de
passagierszitting heeft plaatsgenomen.
Zie voor bijzonderheden, Inzittende
passagier detectiesensor (pagina 2-54 ).
Drukbegrenzer:
Het begrenzingsysteem zorgt ervoor dat
de gordel op een gecontroleerde manier
losser gemaakt wordt om de druk die door
de gordel op het bovenlichaam van de
inzittende wordt uitgeoefend te reduceren.
Alhoewel de grootste druk op een
veiligheidsgordel bij frontale botsingen
wordt uitgeoefend, heeft de drukbegrenzer
een automatische mechanische functie
en kan bij voldoende beweging van de
inzittende bij elk soort ongeval geactiveerd
worden.
Ook wanneer de voorspanners
niet geactiveerd werden, dient de
drukbegrenzingsfunctie door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
of ¿ ciële Mazda reparateur gecontroleerd
te worden.
2–43
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS airbags
WAARSCHUWING
Monteer dus nooit uitrusting aan de voorzijde van uw wagen:
Monteren van uitrusting aan de voorzijde van de wagen, zoals een frontale crashbar
(kangaroe crashbar, vee crashbar, aanduwstang, of dergelijke), sneeuwploeg of lieren
is gevaarlijk. Dit kan een nadelige invloed hebben op het systeem van de airbag crash
sensoren. Hierdoor zouden de airbags onvoorzien geactiveerd kunnen worden of wordt
verhinderd dat de airbags tijdens een aanrijding worden opgeblazen. De inzittenden
zouden als gevolg hiervan ernstig letsel kunnen oplopen.
Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen:
Wijzigen van de vering van de wagen is gevaarlijk. Als de hoogte van de wagen of de
vering veranderd wordt, zal de wagen een botsing niet meer correct kunnen registreren,
hetgeen een onjuiste of onverwachte activering van de airbag tot gevolg kan hebben
waarbij de kans bestaat op ernstig letsel.
Breng geen wijzigingen aan een portier aan en laat geen beschadigingen onhersteld.
Laat een beschadigd portier altijd door een deskundige reparateur, bij voorkeur een
of ¿ ciële Mazda reparateur inspecteren:
Het aanbrengen van wijzigingen aan een portier of het niet herstellen van
beschadigingen is gevaarlijk. Elk van de portieren is voorzien van een zij-impactsensor
welke onderdeel vormt van het aanvullend beveiligingssysteem. Als gaten worden
geboord in een portier, een portierluidspreker blijvend wordt verwijderd, of een
beschadigd portier niet wordt hersteld, kan de werking van de sensor nadelig beïnvloed
worden zodat deze de druk van de impact van een zijdelingse botsing niet meer correct
kan bespeuren. Als een sensor een zijdelingse botsing niet correct kan bespeuren,
bestaat de kans dat de zij-airbags en de voorspanner van de veiligheidsgordel niet
normaal functioneren waardoor de inzittenden ernstig letsel kunnen oplopen.
Breng geen wijzigingen aan in het aanvullend beveiligingssysteem:
Het aanbrengen van wijzigingen in de onderdelen of de bedrading van het aanvullend
beveiligingssysteem is gevaarlijk. U kunt het per ongeluk in werking stellen of buiten
gebruik stellen. Breng geen enkele wijziging aan in het aanvullend beveiligingssysteem.
Hieronder vallen het aanbrengen van stuurbekleding, etiketten of wat dan ook op de
airbagmodules. Hieronder valt ook het installeren van extra elektrische apparatuur op
of nabij de onderdelen en de bedrading van het systeem. Een deskundige reparateur, bij
voorkeur een of ¿ ciële Mazda reparateur kan de speciale aandacht besteden die bij het
uitbouwen en inbouwen van de zittingen nodig is. Het is van belang de bedrading en
de aansluitingen van de airbag te beschermen om er voor te zorgen dat de airbags niet
per ongeluk in werking treden en dat de airbag-aansluiting van het inzittende passagier
detectiesysteem en de zittingen onbeschadigd blijft.
2–49
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS airbags
Passagiersairbag
De passagiersairbag is ingebouwd in het instrumentenpaneel aan de passagierszijde.
Het opblaasmechanisme voor de passagiersairbag is hetzelfde als bij de bestuurdersairbag.
Zie voor nadere bijzonderheden over airbag activering, “Criteria voor SRS airbag
activering” (pagina 2-51 ).
(Met inzittende passagier detectiesysteem)
De airbag van de passagierszitting wordt verder alleen geactiveerd wanneer de inzittende
passagier detectiesensor bespeurt dat een passagier op de passagierszitting heeft
plaatsgenomen. Zie voor bijzonderheden, Inzittende passagier detectiesysteem (pagina
2-54 ).
2–50
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS airbags
Zij-airbags
De zij-airbags zijn ingebouwd in de buitenste zijden van de rugleuningen.
Wanneer de impactsensoren van een airbag een zijdelingse botsing met meer dan gematigde
kracht registreren, blaast het systeem enkel de zij-airbag op aan de zijde waar de auto
geraakt is. De zij-airbag wordt snel opgeblazen om letsel aan het hoofd en de borst van de
bestuurder of de passagier te helpen verminderen dat veroorzaakt wordt door een directe
slag tegen interieuronderdelen zoals een portier of raam.
Zie voor nadere bijzonderheden over airbag activering, “Criteria voor SRS airbag
activering” (pagina 2-51 ).
(Met inzittende passagier detectiesysteem)
De zij-airbag van de passagierszitting is geconstrueerd om alleen te worden geactiveerd
wanneer de inzittende passagier detectiesensor bespeurt dat een passagier op de
passagierszitting heeft plaatsgenomen. Zie voor bijzonderheden, Inzittende passagier
detectiesysteem (pagina 2-54).
Waarschuwingslampje/zoemer
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indicatielampjes op pagina 4-46 .
Zie In de volgende gevallen wordt een waarschuwingszoemer geactiveerd op pagina 7-54 .
2–51
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS airbags
Criteria voor SRS airbag activering
Deze tabel geeft de betreffende SRS uitrusting aan die afhankelijk van het type botsing
geactiveerd wordt.
(De illustraties tonen representatieve voorbeelden van botsingen.)
SRS uitrusting Typen botsing
Een ernstige frontale/bijna frontale
botsing Een ernstige
zijdelingse botsing
*2 Een botsing aan de
achterzijde
Veiligheidsgordelvoorspanner X *1 (beide zijden) X *1 (enkel zijde van
botsing)
Bij een botsing
aan de achterzijde
wordt geen airbag en
veiligheidsgordelvoorspanner
geactiveerd.
Bestuurdersairbag X
Passagiersairbag X
*1
Zij-airbag X *1 (enkel zijde van
botsing)
X: De SRS airbaguitrusting is bestemd om bij een botsing geactiveerd te worden.
*1 (Inzittende passagier detectiesysteem)
De voor- en zij-airbags van de passagierszitting en de voorspanner van de veiligheidsgordel zijn geconstrueerd
om te worden geactiveerd wanneer de inzittende passagier detectiesensor bespeurt dat een passagier op de
passagierszitting heeft plaatsgenomen.
*2 Bij een zijdelingse botsing worden de voorspanners van de veiligheidsgordels en de zij-airbags geactiveerd
(enkel aan de zijde waar zich de botsing voordoet).
OPMERKING
Bij een frontale zijdelingse botsing, is het mogelijk dat alle uitgeruste airbags en
voorspanners geactiveerd worden, afhankelijk van de richting, hoek en snelheid van
impact.