7–39
Als er zich een probleem voordoet
Accu is uitgeput
1. Verwijder het accudeksel.
2. Controleer of de hulpaccu 12 V is en
of de negatieve pool daarvan met de
massa verbonden is.
3. Indien de hulpaccu zich in een andere
auto bevindt, mogen beide auto’s elkaar
niet raken. Zet de motor van de auto
met de hulpaccu stop en schakel alle
niet noodzakelijke verbruikers van
elektriciteit in beide auto’s uit.
4. Sluit de hulpstartkabels in precies
dezelfde volgorde aan zoals is
aangegeven in de illustratie.
Sluit het ene uiteinde van een
hulpstartkabel aan op de positieve pool
van de uitgeputte accu (1).
Sluit het andere uiteinde aan op de
positieve pool van de hulpaccu (2).
Sluit het ene uiteinde van de andere
hulpstartkabel aan op de negatieve
pool van de hulpaccu (3).
Sluit het andere uiteinde aan op het
massapunt aangegeven in de illustratie
op afstand van de uitgeputte accu (4).
5. Start de motor van de auto waarin zich
de hulpaccu bevindt en laat de motor
gedurende enkele minuten draaien.
Start vervolgens de motor van de auto
met de uitgeputte accu. 6. Maak wanneer u gereed bent de kabels
voorzichtig los, in de omgekeerde
volgorde als beschreven in de
illustratie.
7. Als het accudeksel verwijderd is, dit in
omgekeerde volgorde van verwijderen
monteren.
OPMERKING
Controleer of de deksels stevig op hun
plaats zijn aangebracht.
7–42
Als er zich een probleem voordoet
Oververhitting
O v e r v e r h i t t i n g
Indien de temperatuurmeter oververhitting
aangeeft of het waarschuwingslampje voor
hoge motorkoelvloeistoftemperatuur gaat
branden, de auto vermogen verliest of u
een luid tikkend of pingelend geluid hoort,
is de motor waarschijnlijk oververhit.
WAARSCHUWING
Stop op een veilige plaats, zet
vervolgens het contact uit en let er op
dat de ventilator niet draait alvorens te
proberen in de buurt van de
koelventilator te werken:
Werken in de buurt van de
koelventilator wanneer deze draait is
gevaarlijk. Als de motor is stopgezet
en de temperatuur in de motorruimte
hoog is, kan de ventilator gedurende
onbepaalde tijd blijven draaien.
U zou door de ventilator ernstige
verwondingen kunnen oplopen.
Geen van de
koelsysteemdoppen verwijderen
wanneer de motor en de radiateur heet
zijn:
Wanneer de motor en de radiateur heet
zijn, kan kokend hete koelvloeistof en
stoom onder druk naar buiten spuiten
en ernstig letsel veroorzaken.
De motorkap UITSLUITEND openen
nadat er geen stoom meer uit de
motorruimte komt:
Stoom van een oververhitte motor is
gevaarlijk. De ontsnappende stoom kan
ernstige brandwonden veroorzaken.
Als de temperatuurmeter oververhitting
aangeeft of het waarschuwingslampje voor
hoge motorkoelvloeistoftemperatuur gaat
branden:
1. Rijd naar de kant van de weg en
breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand.
2. Schakel bij een automatische
transmissie in stand P (parkeren)
of schakel bij een handgeschakelde
versnellingsbak in de neutraalstand.
3. Trek de handrem aan.
4. Schakel de airconditioning uit.
5. Controleer of er koelvloeistof of stoom
uit de motorruimte ontsnapt.
Als er stoom uit de motorruimte
komt:
Niet te dicht in de buurt van de
voorzijde van de auto komen. Zet de
motor stop.
Wacht totdat er geen stoom meer
naar buiten komt, open vervolgens de
motorkap en start de motor.
Indien er geen kokende koelvloeistof
of stoom naar buiten komt:
De motorkap openen en de motor
stationair laten draaien om deze
geleidelijk te laten afkoelen.
OPGELET
Als de koelventilator niet functioneert
terwijl de motor draait, zal de
motortemperatuur toenemen. Zet de
motor stop en neem contact op met een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
of ¿ ciële Mazda-reparateur.
6. Controleer of de koelventilator draait
en zet vervolgens de motor stop nadat
de temperatuur gedaald is.
7–51
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
Signaal Waarschuwing
Laadsysteemwaarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje
Als het waarschuwingslampje tijdens het rijden gaat branden, geeft dit een storing aan
in de dynamo of in het laadsysteem.
Rijd naar de kant van de weg en breng de auto op een veilige plaats tot stilstand.
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda-reparateur.
OPGELET
Wanneer het waarschuwingslampje van het laadsysteem brandt, niet met de auto
doorrijden omdat de motor plotseling zou kunnen stoppen.
Motoroliewaarschuwingslampje
Dit waarschuwingslampje geeft aan dat de druk van de motorolie laag is.
OPGELET
De motor niet laten draaien wanneer de oliedruk laag is. Anders kan dit uitgebreide
motorschade tot gevolg hebben.
Als tijdens het rijden het lampje gaat branden of de waarschuwingsindicatie wordt
getoond:
1. Rijd naar de kant van de weg en breng de auto op een veilige en vlakke plaats tot
stilstand.
2. Zet de motor stop en wacht 5 minuten om de olie naar het carter te laten terugvloeien.
3. Inspecteer het motoroliepeil 6-32 . Als het peil laag is, de juiste hoeveelheid
motorolie bijvullen en er daarbij op letten niet teveel bij te vullen.
OPGELET
De motor niet laten draaien als het oliepeil laag is. Anders kan dit uitgebreide
motorschade tot gevolg hebben.
4. Start de motor en controleer het waarschuwingslampje.
Indien het lampje blijft branden ook als het oliepeil normaal is of nadat u olie heeft
bijgevuld, de motor onmiddellijk stopzetten en uw auto naar een deskundige reparateur,
bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda-reparateur laten slepen.
7–55
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Signaal Waarschuwing
(Rood)
Waarschuwingslampje
rempedaalbediening
vereist
*
Wanneer het lampje knippert
Er is altijd het risico dat de auto niet in stilstand kan worden gehouden door de
AUTOHOLD functie, bijvoorbeeld op steile hellingen. Houd het rempedaal ingetrapt (met
uw voet).
Wanneer het lampje knippert en tegelijkertijd het zoemtoon wordt geactiveerd
Bij een systeemprobleem knippert het lampje en wordt de zoemtoon gedurende
ongeveer vijf seconden geactiveerd. Als het waarschuwingslampje knippert en het
waarschuwingsgeluid is geactiveerd, druk onmiddellijk het rempedaal in en stop met het
gebruik van de AUTOHOLD functie en neem contact op met een deskundige reparateur, bij
voorkeur een of ¿ ciële Mazda-reparateur.
WAARSCHUWING
Druk onmiddellijk het rempedaal in als het waarschuwingslampje knippert en de
zoemtoon is geactiveerd wanneer u de AUTOHOLD functie gebruikt:
Omdat de AUTOHOLD functie geforceerd wordt geannuleerd, kan de auto toch
onverwacht gaan rijden en een ongeluk veroorzaken.
Indicatie/
indicatielampje
elektrische handrem
(EPB)
Dit waarschuwingslampje heeft de volgende functies:
Waarschuwings-/indicatielampje voor aangetrokken handrem inspecteren
Het lampje gaat branden wanneer de elektrische handrem (EPB) is aangetrokken en
het contact op START of ON gezet wordt. Het waarschuwingslampje gaat uit, zodra de
elektrische handrem (EPB) ontspannen wordt.
Wanneer het lampje brandt
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda-reparateur, als het
lampje blijft branden als de elektrische handremschakelaar (EPB) uitgezet wordt.
Wanneer het lampje knippert
Als er een defect is in de elektrische handrem (EPB) gaat het lampje knipperen. Raadpleeg
zo spoedig mogelijk een deskundige reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda-
reparateur, als het lampje blijft knipperen als de elektrische handremschakelaar (EPB)
bediend wordt.
Motorwaarschuwingslampje
Als dit indicatielampje tijdens het rijden gaat branden, bestaat de kans dat er een probleem
met de auto is. Noteer de rijomstandigheden waarbij het lampje begon te branden en
raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda-reparateur.
Het motorwaarschuwingslampje kan in de volgende gevallen gaan branden:
Wanneer er een probleem is met de elektrische installatie van de motor. Wanneer er een probleem is met het systeem van de uitlaatgasreiniging. Wanneer het niveau van de brandstof in de tank bijzonder laag is of wanneer de tank
nagenoeg leeg is.
Als het motorwaarschuwingslampje blijft branden of continu knippert, niet met hoge
snelheden rijden en zo spoedig mogelijk een deskundige reparateur, bij voorkeur een
of ¿ ciële Mazda-reparateur, raadplegen.