Page 309 of 889

4–121
Tijdens het rijden
Brandstofverbruikmonitor
Bedrijfstoestanddisplay (Met i-stop functie)
De i-stop bedrijfstoestand wordt weergegeven.
Indicatie op display Bedrijfstoestand
Toont de bedrijfsklaarstatus van de i-stop functie om
aan te geven of deze al dan niet voor gebruik
beschikbaar is.
Toont de bedrijfsklaarstatus van de i-stop functie
vanaf de auto (motor, accu en airconditioning) met
gebruik van gekleurde pictogrammen. De blauwe
kleur geeft aan dat de i-stop functie bedrijfsklaar is
en de grijze kleur geeft aan dat deze niet
bedrijfsklaar is.
Toont de status van de i-stop functie terwijl de auto
stilstaat.
Geeft de handelingen aan die de bestuurder moet
uitvoeren om de i-stop functie te activeren wanneer
deze niet in werking is.
Toont de huidige hoeveelheid tijd dat de i-stop
functie in werking is geweest en de totale
hoeveelheid tijd dat deze in werking is geweest.
De bedrijfstoestand van de i-stop functie wordt
aangegeven door de kleur van het motorgedeelte. De
kleur is blauw wanneer de i-stop functie in werking
is en grijs wanneer deze niet in werking is.
Page 310 of 889

4–122
Tijdens het rijden
Brandstofverbruikmonitor
Energiebesparingsdisplay (Met i-stop functie)
De actuele prestaties van de energiebesparing worden getoond.
Indicatie op display Bedrijfstoestand
De bladgra ¿ ek groeit al naargelang de hoeveelheid
CO
2 uitstoot die door de werking van het systeem
wordt gereduceerd. De totaal verzamelde
hoeveelheid bladgroei wordt aangegeven in termen
van het aantal boomgra ¿ eken.
Toont de totale rijafstand die door de werking van de
i-stop functie verlengd kon worden.
Toont het percentage van tijd dat de auto door de
werking van de i-stop functie is stopgezet in
vergelijking tot de totale hoeveelheid tijd dat de auto
is stopgezet.
Toont de hoeveelheid tijd dat de i-stop functie heeft
gefunctioneerd.
Toont de totale hoeveelheid tijd dat de auto is
stopgezet.
Eindschermweergave
Als de einddisplay op de brandstofverbruikmonitor aan is wanneer het contact vanuit de
stand ON op OFF wordt gezet, wordt de werkelijke energiebesparing (met i-stop functie) of
de informatie over het brandstofverbruik (zonder i-stop functie) getoond.
Page 311 of 889

4–123
Tijdens het rijden
Drive-selectie
*Bepaalde modellen.
Drive-selectie *
Drive-selectie is een systeem dat de drive-stand van de auto overschakelt. Wanneer de
sportstand is geselecteerd, geeft de auto bij de bediening van het gaspedaal een krachtigere
respons. Dit zorgt voor een extra snelle acceleratie, wat nodig kan zijn voor het veilig
uitvoeren van manoeuvres zoals het wisselen van rijbaan, het oprijden van snelwegen of het
inhalen van andere voertuigen.
OPGELET
Gebruik de sportstand niet bij het rijden op gladde wegen zoals natte of met sneeuw
bedekte wegen. Dit kan slippen van de banden veroorzaken.
OPMERKING
Wanneer de sportstand wordt geselecteerd, wordt er met hogere motortoerentallen
gereden wat kan leiden tot een hoger brandstofverbruik. Mazda raadt aan dat u bij
normaal rijden de sportstand uitschakelt.
Onder de volgende omstandigheden kan de drive-stand niet worden overgeschakeld:
ABS/TCS/DSC is in bedrijf
De display van het Mazda Radar Cruise Control met Stop & Go-functie (MRCC
met Stop & Go-functie) systeem/Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem/
kruissnelheidsregelaar functioneert.
Het stuurwiel wordt abrupt gedraaid.
Page 328 of 889

4–14 0
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Dodehoekmonitor (BSM) *
De BSM is bedoeld om de bestuurder te helpen bij het controleren van het gebied aan
de achterzijde van de auto aan beide kanten tijdens het veranderen van rijstrook, door
de bestuurder te attenderen op de aanwezigheid van voertuigen die op een naastgelegen
rijstrook van achteren naderen.
De BSM detecteert voertuigen die van achteren naderen bij het rijden in voorwaartse
richting met een snelheid van 30 km/h of hoger en attendeert de bestuurder door het
oplichten van het BSM waarschuwingsindicatielampje en het weergeven van het
voertuigdetectiescherm (voertuigen met multi-informatiedisplay en Active Driving Display).
Als de richtingaanwijzerhendel wordt bediend voor het aangeven van een
rijstrookverandering in de richting waarin het BSM waarschuwingsindicatielampje oplicht
en het naderende voertuig wordt gedetecteerd, attendeert de BSM de bestuurder op een
mogelijk gevaar door het oplichten van het BSM waarschuwingsindicatielampje, het
activeren van een waarschuwingsgeluid en de weergave van een waarschuwingsindicatie op
het scherm (voertuigen met multi-informatiedisplay en Active Driving Display).
Het detectiegebied van dit systeem beslaat de rijstroken aan beide zijden van de auto en
vanaf de achterzijde van beide voorportieren tot ongeveer 50 m achter de auto.
Detectiegebieden Uw auto
Page 331 of 889