4–84
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
Koplamphoogteverstelling *
De hoek van de lichtbundel van de
koplampen verandert naargelang het aantal
passagiers in de auto en het gewicht van
de lading in de bagageruimte.
Bij inschakeling van de koplampen wordt
de hoek van de koplampen automatisch
afgesteld.
Het waarschuwings-/indicatielampje gaat
branden als het systeem defect is.
Zie Waarschuwings-/indicatielampjes op
pagina 4-53 .
Dagverlichting *
In bepaalde landen is het vereist dat
rijdende voertuigen overdag met
ingeschakelde verlichting (dagverlichting)
rijden.
De dagverlichting gaat automatisch
branden wanneer de auto begint te rijden.
Deze worden uitgeschakeld wanneer
de handrem aangetrokken wordt of de
keuzehendel in stand P gezet wordt (auto
met automatische transmissie).
OPMERKING
De dagverlichting kan buiten werking
gesteld worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-12 .
Voormistlichten *
De voormistlichten kunnen worden
gebruikt wanneer het contact op ON staat.
Gebruik deze schakelaar om de
voormistlichten in te schakelen. De
voormistlichten helpen het zicht in het
donker en tijdens mist te verbeteren.
Voor het inschakelen van de mistlampen
voor, de mistlichtschakelaar naar de stand
of draaien (de mistlichtschakelaar
keert automatisch naar de stand
terug).
Mistlichtschakelaar
Wanneer de mistlampen voor worden
ingeschakeld, dient de koplampschakelaar
in de stand
of te staan.
Het voormistlichtindicatielampje in de
instrumentengroep gaat branden wanneer
het voormistlicht ingeschakeld is.