2924-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE)
Nadat een verkeersbord door de camerasensor is herkend, wordt het op het
multi-informatiedisplay weergegeven wanneer de auto het verkeersbord passeert.
●Wanneer de informatie van het
ondersteunende systeem wordt
geselecteerd, kunnen er maximaal
3 verkeersborden worden weerge-
geven. (→Blz. 111)
●Wanneer andere informatie dan van
het ondersteunende systeem wordt
geselecteerd, wordt een verkeers-
bord met de snelheidslimiet of een
verkeersbord voor einde van alle
verboden weergegeven. (→Blz. 111)
Er wordt geen verkeersbord voor
een inhaalverbod of met de snel-
heidslimiet met een aanvullend teken
weergegeven. Als er echter andere
verkeersborden dan die met de
maximaal toegestane snelheid wor-
den herkend, worden deze trapsge-
wijs weergegeven onder het
verkeersbord met de maximaal toe-
gestane snelheid.
Weergave op het multi-informatiedisplay
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE).book Page 292 Tuesday, November 29, 2016 2:56 PM
2944-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE)
*1: Als de richtingaanwijzers bij het wisselen van rijstrook niet worden bediend, wordt het
teken niet weergegeven.
*2: Sommige uitvoeringen
In de volgende situaties waarschuwt het RSA-systeem de bestuurder m.b.v. een
waarschuwingsdisplay.
●Wanneer de rijsnelheid de drempelwaarde voor de snelheidswaarschuwing
in relatie tot de maximumsnelheid op het op het multi-informatiedisplay weer-
gegeven verkeersbord overschrijdt, verandert de kleur van het verkeersbord.
●Als wordt gesignaleerd dat uw auto een ander voertuig inhaalt terwijl er een
verkeersbord voor een inhaalverbod wordt weergegeven op het multi-infor-
matiedisplay, gaat het verkeersbord knipperen.
●Bij sommige uitvoeringen: Als het RSA-systeem een verkeersbord voor ver-
boden in te rijden herkent en signaleert dat de bestuurder het inrijverbod
negeert op basis van de kaartinformatie van het navigatiesysteem, knippert
het verkeersbord voor verboden in te rijden.
Afhankelijk van de situatie wordt de verkeerssituatie (richting en snelheid van het
verkeer en hoeveelheid verkeer) mogelijk niet goed gesignaleerd en werkt het
waarschuwingsdisplay mogelijk niet goed.
■Automatisch uitschakelen van weergave verkeersborden RSA
In de volgende situaties worden een of meer verkeersborden automatisch uitgeschakeld.
●Een nieuw verkeersbord wordt over een bepaalde afstand niet herkend.
●De weg verandert als gevolg van een afslag naar links of rechts, enz.
■Omstandigheden waaronder de functie mogelijk niet goed werkt of niet goed signaleert
In de volgende situaties werkt de RSA niet normaal en worden verkeersborden mogelijk
niet herkend, worden onjuiste verkeersborden weergegeven, enz. Dit duidt echter niet
op een storing.
●De camerasensor is niet goed uitgelijnd doordat de sensor, enz. is blootgesteld aan
hevige schokken.
●Er zit(ten) vuil, sneeuw, stickers, enz. op de voorruit in de buurt van de camerasensor.
●Onder barre weersomstandigheden, bijvoorbeeld bij zware regenval, mist, sneeuw of
zandstormen
●Licht van een tegenligger, de zon, enz. dringt de camerasensor binnen.
●Het verkeersbord is vuil, vervaagd, gekanteld of krom of, in geval van een elektronisch
verkeersbord, het contrast is slecht.
●Het verkeersbord gaat helemaal of gedeeltelijk verscholen achter boombladeren, een
paal, o.i.d.
●Het verkeersbord is alleen korte tijd zichtbaar voor de camerasensor.
●De omgeving (bij afslaan, rijstrookwisseling, enz.) wordt onjuist beoordeeld.
Waarschuwingsscherm
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE).book Page 294 Tuesday, November 29, 2016 2:56 PM
2954-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE)
●Ook wanneer een verkeersbord niet van toepassing is op de rijstrook waar op dat
moment op wordt gereden, staat dit bord wel direct na een vertakking van de snelweg
of bij een aangrenzende rijstrook net voordat rijstroken samenkomen.
●Er zitten stickers op de achterzijde van de voorligger.
●Er wordt een verkeersbord herkend dat lijkt op een verkeersbord dat compatibel is met
het systeem.
●Er wordt met de auto in een land gereden waar het verkeer aan de andere kant rijdt.
●Mogelijk worden verkeersborden met de snelheidslimiet voor parallelwegen gesigna-
leerd en weergegeven (wanneer deze in het zicht van de camerasensor staan) terwijl
de auto op de hoofdweg rijdt.
●Mogelijk worden verkeersborden met de maximaal toegestane snelheid voor afslagen
van rotondes gesignaleerd en weergegeven (wanneer deze in het zicht van de camera-
sensor staan) terwijl de auto op de rotonde rijdt.
●Bij sommige uitvoeringen: De snelheidsinformatie die op het instrumentenpaneel
wordt weergegeven verschilt mogelijk met de informatie die wordt weergegeven op
het navigatiesysteem als gevolg van de gebruikte kaartgegevens van het navigatiesys-
teem.
■Rijden in een land met een andere eenheid voor snelheid
Aangezien de RSA verkeersborden herkent aan de hand van de ingestelde eenheid
voor snelheid, is het noodzakelijk om de ingestelde eenheid van het instrumentenpaneel
te wijzigen. Stel de ingestelde eenheid van het instrumentenpaneel in op de eenheid van
snelheid van de verkeersborden op de actuele locatie. (→Blz. 565)
■In-/uitschakelen van het systeem
■Weergave verkeersbord snelheidslimiet
Als het contact de laatste keer UIT werd gezet terwijl er een verkeersbord met de maxi-
maal toegestane snelheid op het multi-informatiedisplay werd weergegeven, wordt dat-
zelfde verkeersbord weer weergegeven wanneer het contact AAN wordt gezet.
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde instellingen (bijvoorbeeld de drempelwaarde voor de waarschuwing voor te
hard rijden) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: →Blz. 561) Selecteer bij op het
multi-informatiedisplay (→Blz. 111)
Druk op op het stuurwiel.
1
2
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE).book Page 295 Tuesday, November 29, 2016 2:56 PM
2984-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Situaties waarin de Dynamic Radar Cruise Control met volledig snelheidsbereik niet
kan worden gebruikt
Gebruik de Dynamic Radar Cruise Control met volledig snelheidsbereik niet in de vol-
gende situaties.
Als u dat wel doet, wordt de snelheid mogelijk niet goed geregeld, waardoor een
ongeval met ernstig letsel kan ontstaan.
●Op wegen met voetgangers, fietsers, enz.
●In druk verkeer
●Op wegen met scherpe bochten
●Op slingerende wegen
●Op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn
●Op steile afdalingen of bij afwisselend sterk dalende en sterk stijgende wegen
Bij het afdalen van een helling kan de rijsnelheid de geprogrammeerde snelheid
overschrijden.
●Op invoegstroken van autowegen en snelwegen
●Als de weersomstandigheden zo slecht zijn dat ze een juiste signalering door de senso-
ren onmogelijk zouden kunnen maken (mist, sneeuw, zandstorm, zware regenval, enz.)
●Als er regen, sneeuw, enz. op de voorzijde van de radarsensor of de camerasensor zit
●In verkeersomstandigheden waarbij herhaaldelijk accelereren en decelereren nood-
zakelijk is
●Bij het rijden met een aanhangwagen (auto's met trekhaakpakket) of tijdens het sle-
pen in een noodgeval
●Als er vaak een naderingswaarschuwing hoorbaar is
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE).book Page 298 Tuesday, November 29, 2016 2:56 PM
2994-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE)
In deze modus registreert een radarsensor of er binnen ongeveer 100 meter
voor u een voertuig rijdt. Deze sensor wordt tevens gebruikt om de afstand tus-
sen uw auto en de voorligger te berekenen en een geschikte afstand tussen uw
auto en de voorligger te handhaven.
Let erop dat de afstand tot uw voorligger kleiner wordt als u een lange helling afrijdt.
Voorbeeld van het rijden met een constante snelheid
Wanneer er geen voorliggers zijn
De auto rijdt met de snelheid die door de bestuurder is ingesteld. De gewenste tus-
senafstand kan ook worden ingesteld door de toets voor de tussenafstand te bedie-
nen.
Voorbeeld van deceleratie en het volgen van een auto
Wanneer een voorligger langzamer rijdt dan de ingestelde snelheid
Als er een voorligger wordt gesignaleerd, verlaagt het systeem automatisch de snel-
heid van uw auto. Als de snelheid nog meer moet worden gereduceerd, schakelt het
systeem het remsysteem in (de remlichten gaan dan branden). Het systeem regelt de
snelheid van de auto zo dat de afstand die de bestuurder heeft ingesteld tot de voorlig-
ger gehandhaafd blijft. Als het systeem de snelheid niet genoeg kan verlagen om een
veilige afstand tot de voorligger te creëren, klinkt er een naderingswaarschuwing.
Wanneer uw voorligger stopt, stopt uw auto ook (de auto wordt door het systeem stil-
gezet). Als uw voorligger begint te rijden, wordt het volgen van de auto hervat wanneer
u de hendel van de cruise control omhoog beweegt of het gaspedaal intrapt.
Voorbeeld van acceleratie
Als er geen voorliggers meer zijn die langzamer rijden dan de ingestelde
snelheid
Het systeem verhoogt de snelheid totdat de ingestelde snelheid bereikt wordt. Het
systeem schakelt vervolgens weer over op het rijden met constante snelheid.
Rijden in de afstandsregelmodus
1
2
3
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE).book Page 299 Tuesday, November 29, 2016 2:56 PM
3044-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE)
Wanneer de constante-snelheidsregeling is geselecteerd, blijft de auto met een
ingestelde snelheid rijden, zonder de tussenafstand te regelen. Selecteer deze
modus alleen wanneer de afstandsregelmodus niet goed werkt als gevolg van
een vuile radarsensor, enz.
Houd, terwijl de cruise control is uit-
geschakeld, de toets ON/OFF ten
minste 1,5 seconde ingedrukt.
Direct nadat de toets ON/OFF is inge-
drukt, gaat het controlelampje Dynamic
Radar Cruise Control branden. Vervol-
gens gaat het controlelampje cruise
control branden.
Overschakelen naar de constante-snel-
heidsregelmodus is alleen mogelijk als
de hendel wordt bediend terwijl de
cruise control uit staat.
Accelereer of decelereer met
behulp van het gaspedaal naar de
gewenste rijsnelheid (hoger dan
ongeveer 50 km/h) en druk de hen-
del naar beneden om de snelheid op
te slaan.
Het controlelampje cruise control SET
gaat branden.
De rijsnelheid op het moment dat de
hendel wordt losgelaten, wordt de inge-
stelde snelheid.
Wijzigen van de ingestelde snelheid: →Blz. 301
Uitschakelen en hervatten van de snelheidsregeling: →Blz. 303
Selecteren van de constante-snelheidsregelmodus
1
2
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE).book Page 304 Tuesday, November 29, 2016 2:56 PM
3054-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE)
■De Dynamic Radar Cruise Control met volledig snelheidsbereik kan worden gebruikt als
●De selectiehendel in stand D of in schakelbereik 4S of hoger staat.
●Schakelbereik 4 of hoger of stand D is geselecteerd met de paddle shift-schakelaar.
●De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 50 km/h.
Als echter een voorligger wordt gesignaleerd, kan de Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik zelfs worden ingeschakeld als de rijsnelheid ongeveer
50 km/h of lager is.
■Accelereren na het instellen van de rijsnelheid
Bedien het gaspedaal om te accelereren. Na het accelereren gaat de auto weer rijden
met de ingestelde snelheid. Als de afstandsregelmodus is ingeschakeld, neemt de rijsnel-
heid echter mogelijk af tot onder de ingestelde snelheid, zodat de afstand tot de voorlig-
ger gehandhaafd blijft.
■Automatisch uitschakelen van de afstandsregelmodus
De afstandsregelmodus wordt automatisch uitgeschakeld in de volgende situaties.
●De werkelijke rijsnelheid zakt onder ongeveer 40 km/h en er worden geen voorliggers
gesignaleerd.
●De voorligger verlaat de rijstrook terwijl uw auto rijdt met een lagere rijsnelheid dan
ongeveer 40 km/h. Anders kan de sensor de auto niet op de juiste manier signaleren.
●De VSC is geactiveerd.
●De TRC is gedurende een bepaalde periode geactiveerd.
●Wanneer de VSC of TRC wordt uitgeschakeld door de schakelaar VSC OFF in te
drukken.
●Als de SNOW-modus is ingeschakeld.
●De sensor kan niet goed signaleren omdat hij ergens door bedekt is.
●Pre Crash Brake-systeem wordt ingeschakeld.
●De parkeerrem is geactiveerd.
●De auto wordt door het systeem stilgezet op een steile helling.
●Als de auto door het systeem is stilgezet, wordt het volgen van de voorligger in de vol-
gende gevallen niet hervat:
• De bestuurder draagt geen veiligheidsgordel.
• Het bestuurdersportier wordt geopend.
• De auto heeft ongeveer 3 minuten stilgestaan.
Als de afstandsregelmodus om een andere dan de hierboven genoemde redenen auto-
matisch uitgeschakeld wordt, kan er een storing in het systeem aanwezig zijn. Neem
contact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE).book Page 305 Tuesday, November 29, 2016 2:56 PM
3064-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE)
■Automatisch uitschakelen van de constante-snelheidsregelmodus
De constante-snelheidsregelmodus wordt automatisch uitgeschakeld in de volgende
situaties:
●Actuele rijsnelheid zakt tot meer dan ongeveer 16 km/h onder de ingestelde rijsnel-
heid.
●Werkelijke rijsnelheid zakt onder ongeveer 40 km/h.
●De VSC is geactiveerd.
●De TRC is gedurende een bepaalde periode geactiveerd.
●Wanneer de VSC of TRC wordt uitgeschakeld door de schakelaar VSC OFF in te
drukken.
●Pre Crash Brake-systeem wordt ingeschakeld.
Als de constante-snelheidsregelmodus om een andere dan de hierboven genoemde
redenen automatisch uitgeschakeld wordt, kan er een storing in het systeem aanwezig
zijn. Neem contact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■Waarschuwingsmeldingen en zoemers voor de Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
Waarschuwingsmeldingen en zoemers worden gebruikt om een systeemstoring aan te
geven of om de bestuurder te informeren dat hij tijdens het rijden extra moet opletten.
Lees de op het multi-informatiedisplay weergegeven waarschuwingsmelding en volg de
aanwijzingen op. (→Blz. 466)
■Omstandigheden waarin de sensor voorliggers mogelijk niet op de juiste manier signaleert
Bedien in onderstaande gevallen en afhankelijk van de omstandigheden het rempedaal
wanneer het systeem onvoldoende decelereert of bedien het gaspedaal wanneer moet
worden geaccelereerd.
Omdat de sensor deze voertuigen wellicht niet op de juiste manier signaleert, wordt er
mogelijk geen naderingswaarschuwing (→Blz. 303) gegeven.
●Auto's die plotseling voor u invoegen
●Auto's die met lage snelheden rijden
●Auto's die niet op dezelfde rijstrook rijden
●Voertuigen met een relatief kleine achterzijde (aanhangwagens zonder lading, enz.)
●Motorfietsen die op dezelfde rijstrook rijden
●Als door omringend verkeer opgeworpen water of sneeuw de signalering door de sen-
sor hindert
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE).book Page 306 Tuesday, November 29, 2016 2:56 PM