2484-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE)
■Voorwaarden voor het automatisch in- of uitschakelen van het grootlicht
●Als aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan, wordt het grootlicht automatisch
ingeschakeld (na ongeveer 1 seconde):
• De rijsnelheid is hoger dan ongeveer 40 km/h.
• Het gebied voor de auto is niet verlicht.
• Er zijn geen tegenliggers of voorliggers met ingeschakelde koplampen of achter-
lichten.
• Er bevinden zich weinig straatlantaarns op de weg voor u.
●Als aan een van onderstaande voorwaarden is voldaan, wordt het grootlicht automa-
tisch uitgeschakeld:
• De rijsnelheid wordt lager dan ongeveer 30 km/h.
• Het gebied voor de auto is verlicht.
• Tegenliggers of voorliggers hebben de koplampen of achterlichten ingeschakeld.
• Er bevinden zich veel straatlantaarns op de weg voor u.
■Informatie werking camerasensor
●In de volgende situaties wordt het grootlicht mogelijk niet automatisch uitgeschakeld:
• Als plotseling een tegenligger uit een bocht opdoemt
• Als plotseling een andere auto voor de eigen auto invoegt
• Als tegenliggers of voorliggers aan het zicht zijn onttrokken als gevolg van een
reeks bochten, wegafscheidingen of bomen langs de weg
• Wanneer tegenliggers opdoemen uit de rechter tegemoetkomende rijstrook op
een brede weg
• Wanneer er tegenliggers of voorliggers met uitgeschakelde verlichting zijn
●Het grootlicht wordt mogelijk uitgeschakeld als een tegenligger wordt gesignaleerd
die zijn mistlampen aan heeft terwijl zijn koplampen uit zijn.
●Door de aanwezigheid van huisverlichting, straatverlichting, verkeerslichten of ver-
lichte billboards of verkeersborden wordt mogelijk geschakeld van grootlicht naar dim-
licht of blijft het dimlicht mogelijk ingeschakeld.
●De volgende factoren kunnen van invloed zijn op de reactietijd voor het in- of uitscha-
kelen van het grootlicht:
• De helderheid van koplampen, mistlampen en achterlichten van tegenliggers en voor-
liggers
• De beweging en richting van tegenliggers en voorliggers
• Als de verlichting van een tegenligger of voorligger slechts aan één kant werkt
• Als een tegenligger of voorligger een voertuig op twee wielen betreft
• De toestand van de weg (stijgingspercentage, bochten, toestand van het wegdek, enz.)
• Het aantal inzittenden en de hoeveelheid bagage
●Het grootlicht kan op voor de bestuurder onverwachte momenten worden in- en uitge-
schakeld.
●Fietsen of vergelijkbare objecten worden mogelijk niet gesignaleerd.
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE).book Page 248 Tuesday, November 29, 2016 2:56 PM
2494-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE)
●In de onderstaande situaties kan het systeem de helderheid van het omgevingslicht
mogelijk niet juist signaleren. Hierdoor blijven de dimlichten mogelijk branden of zorgt
het grootlicht mogelijk voor problemen bij voetgangers, tegenliggers of voorliggers of
anderen. In dergelijke gevallen moet handmatig worden geschakeld tussen grootlicht
en dimlicht.
• Bij slecht weer (regen, mist, sneeuw, zandstormen, enz.)
• Het zicht door de voorruit wordt belemmerd door damp, wasem, ijs, vuil, enz.
• De voorruit is gebarsten of beschadigd.
• De binnenspiegel of de camerasensor is vervormd of vuil.
• De temperatuur van de camerasensor is extreem hoog.
• De helderheid van het omgevingslicht komt overeen met die van koplampen, achter-
lichten of mistlampen.
• Tegenliggers hebben de koplampen niet ingeschakeld of de koplampen zijn vuil, heb-
ben een andere kleur of zijn niet correct afgesteld.
• In gebieden waar lichte en donkere stukken elkaar afwisselen.
• Als geregeld en herhaaldelijk over stijgende en dalende wegen wordt gereden, of
over wegen met een slecht of oneffen wegdek (zoals klinkerwegen, zandwegen, enz.)
• Als geregeld en herhaaldelijk over bochtige wegen wordt gereden.
• Er bevindt zich een sterk spiegelend voorwerp, zoals een spiegel, voor de auto.
• De achterzijde van een voorligger is sterk spiegelend, zoals een container op een
truck.
• De koplampen van de auto zijn beschadigd of vuil.
• De auto helt naar één kant over door bijvoorbeeld een lekke band of ligt aan de ach-
terzijde wat lager doordat een aanhangwagen is aangekoppeld.
• Er wordt herhaaldelijk en op een abnormale manier geschakeld tussen dimlicht en
grootlicht.
• De bestuurder meent dat andere bestuurders of voetgangers last hebben van het
grootlicht.
• Wanneer men door een lange tunnel rijdt.
■Waarschuwingsmelding
Waarschuwingsmeldingen worden gebruikt om een storing in het systeem aan te geven
of om de bestuurder te waarschuwen. (→Blz. 466)
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE).book Page 249 Tuesday, November 29, 2016 2:56 PM
2534-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE)
Ruitenwissers met regensensor
Beweeg de hendel 2 stappen
omhoog
Beweeg de hendel 1 stap
omhoog
Beweeg de hendel 1 stap
omlaag
Beweeg de hendel 2 stappen
omlaag
Aan/uit-schakelaar AUTO-
modus
In de AUTO-modus beginnen de rui-
tenwissers automatisch te wissen als de
sensor signaleert dat het regent. De wis-
snelheid wordt automatisch afgestemd
op de hoeveelheid neerslag en de rij-
snelheid.
Het controlelampje van de AUTO-modus gaat branden wanneer de AUTO-modus
wordt geselecteerd.
*1: Na een enkele slag keert de functie weer terug naar de AUTO-modus.
*2: De AUTO-modus wordt geannuleerd.
Controle-
lampje
1
2
3
4
5
UitEnkele slagEnkele slagLage
snelheidHoge
snelheid
Lage snelheidUitUitHoge
snelheidHoge
snelheid
Hoge snelheidUitLage
snelheidBlijft gelijkBlijft gelijk
AUTO-
modusInterval-
werking
Uit
Enkele
slag
*1Lage
snelheid
*2Hoge
snelheid
*2
ContinuBlijft gelijk
Bediening
Status
vóór
bediening
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE).book Page 253 Tuesday, November 29, 2016 2:56 PM
2544-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE)
Als de AUTO-modus is geselecteerd, kan de gevoeligheid van de sensor als
volgt worden afgesteld door aan de schakelaarring te draaien:
Verhoogt de gevoeligheid
Verlaagt de gevoeligheid
Gelijktijdig inschakelen ruiten-
sproeiers en ruitenwissers
De ruitenwissers maken automatisch
een aantal wisbewegingen nadat de
sproeier in werking treedt.
Als de koplampen aan zijn en u de hen-
del naar u toe getrokken houdt, werken
de koplampsproeiers één keer. Daarna
werken de koplampsproeiers elke vijfde
keer dat u de hendel naar u toe trekt.
De ruitenwissers kunnen worden gebruikt als ruitenwissers met intervalregeling,
die werken ongeacht de rijsnelheid of de hoeveelheid regendruppels. Er kan tus-
sen de functies van de ruitenwissers met intervalregeling worden overgescha-
keld wanneer de auto stilstaat en de ruitenwissers zijn uitgeschakeld. De werking
van de ruitenwissers kan niet worden gewijzigd wanneer de AUTO-modus of de
intervalregeling is ingeschakeld.
Houd ingedrukt totdat het con-
trolelampje van de AUTO-modus
ophoudt met knipperen.
Als ingedrukt wordt gehouden tot-
dat het controlelampje van de AUTO-
modus ophoudt met knipperen, keert het
systeem terug naar de vorige situatie.
6
7
8
Overschakelen tussen de functie ruitenwissers met intervalregeling of
met regensensor (auto's met ruitenwissers met regensensor)
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE).book Page 254 Tuesday, November 29, 2016 2:56 PM
2554-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE)
■De ruitenwissers en ruitensproeiers kunnen worden bediend als
Het contact AAN staat.
■Wisslag om druppelvorming te voorkomen
Na enkele slagen volgt een pauze en maken de wissers nog een slag om de laatste drup-
pels te verwijderen.
De enkele slag wordt niet gemaakt wanneer de auto rijdt.
■Effecten van de rijsnelheid op de ruitenwisserwerking
●Het interval van de ruitenwissers wijzigt alleen wanneer de auto stilstaat.
●In de stand LO schakelen de ruitenwissers alleen over van lage snelheid naar interval
als de auto stilstaat.
■Regensensor (auto's met ruitenwissers met regensensor)
●Als de ruitenwisser in de AUTO-modus wordt gezet terwijl het contact AAN staat, maken de
ruitenwissers één wisslag om aan te geven dat de AUTO-modus is ingeschakeld.
●Als de temperatuur van de regensensor 85°C of hoger is, of - 30°C of lager, werkt de auto-
matische functie mogelijk niet. Zet de ruitenwisserschakelaar in dat geval in een andere
modus dan AUTO.
■Als de modus voor enkele slag van de ruitenwissers voor is ingeschakeld
De AUTO-modus kan niet worden geactiveerd, ook al wordt ingedrukt.
■Als er geen ruitensproeiervloeistof op de voorruit terechtkomt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het reservoir aanwezig is en controleer als dat
het geval is of de sproeierkoppen niet verstopt zijn.
●De regensensor registreert de hoeveelheid
neerslag.
De auto is voorzien van een optische sensor.
Deze werkt mogelijk niet goed als zonlicht
van de opkomende of ondergaande zon af en
toe op de voorruit valt of als er insecten o.i.d.
op de voorruit zitten.
WA A R S C H U W I N G
■Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van de ruitenwissers in de AUTO-modus
De ruitenwissers voor kunnen onverwacht in werking treden als de sensor wordt aan-
geraakt of als de voorruit aan trillingen wordt blootgesteld terwijl de ruitenwissers in de
stand AUTO staan. Let erop dat er niets bekneld raakt als de ruitenwissers in werking
treden.
■Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van ruitensproeiervloeistof
Gebruik bij koud weer de ruitensproeiervloeistof pas wanneer de voorruit warm is. De
vloeistof kan anders op de voorruit bevriezen en zo het zicht belemmeren. Dit kan lei-
den tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE).book Page 255 Tuesday, November 29, 2016 2:56 PM
2634-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE)
Twee soorten sensoren, die zich achter de grille en de voorruit bevinden, signa-
leren informatie die nodig is voor de werking van de ondersteunende systemen.
Radarsensor
Camerasensor
Sensoren
1
2
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE).book Page 263 Tuesday, November 29, 2016 2:56 PM
2644-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Voorkomen van storingen in de radarsensor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, werkt de radarsensor mogelijk niet goed, hetgeen kan leiden tot
een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
●Houd de radarsensor en het grille-embleem te allen tijde schoon.
●Bevestig geen accessoires, (doorzichtige) stickers of andere zaken op de radarsensor,
het grille-embleem of het omliggende gebied.
●Stel de radarsensor en de omgeving van de sensor niet bloot aan krachtige schokken.
Laat de auto controleren door een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als de radarsen-
sor, de grille of de voorbumper is blootgesteld aan een krachtige schok.
●Haal de radarsensor niet uit elkaar.
●Breng geen verf aan en breng geen wijzigingen aan op de radarsensor, het grille-
embleem of het omliggende gebied.
●Neem contact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als de radarsensor, de
grille of de voorbumper moet worden verwijderd en geplaatst of vervangen.
Radarsensor
Grille-embleem
Reinig de voorzijde van de radarsensor of de
voor- of achterzijde van het grille-embleem
als ze vuil zijn of als er waterdruppels,
sneeuw, enz. op zit(ten).
Reinig de radarsensor en het grille-embleem
met een zachte doek zodat er geen krassen
of beschadigingen ontstaan.1
2
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE).book Page 264 Tuesday, November 29, 2016 2:56 PM
2654-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Voorkomen van storingen in de camerasensor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, werkt de camerasensor mogelijk niet goed, hetgeen kan leiden tot
een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
●Houd de voorruit te allen tijde schoon.
• Reinig de voorruit als deze vuil is of als er een dun olielaagje, waterdruppels,
sneeuw, enz. op zit(ten).
• Als er een ruitencoating op de voorruit is aangebracht, moeten waterdruppels e.d.
nog steeds met de ruitenwissers voor worden verwijderd van het gedeelte van de
voorruit vóór de camerasensor.
• Neem contact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als de binnen-
zijde van de voorruit waar de camerasensor is geplaatst vuil is.
●Als het gedeelte van de voorruit vóór de camerasensor is beslagen of wanneer er
condens of ijs op de voorruit zit, gebruik dan de voorruitverwarming om de condens
van de voorruit te verwijderen of de voorruit te ontdooien. (→Blz. 352)
●Vervang het ruitenwisserrubber of het ruitenwisserblad als waterdruppels niet goed
kunnen worden verwijderd van het gedeelte van de voorruit vóór de camerasensor
met de ruitenwissers voor.
Neem contact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als de ruitenwisser-
rubbers of de ruitenwisserbladen moeten worden vervangen.
●Plak geen ruitfolie op de voorruit.
●Vervang de voorruit als deze beschadigd is of als er een barst in zit.
Neem contact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als de voorruit moet
worden vervangen.
●Zorg ervoor dat de camerasensor niet nat wordt.
●Zorg ervoor dat er geen fel licht op de camerasensor schijnt.
●Zorg ervoor dat de camerasensor niet vuil wordt of beschadigd raakt.
Zorg er bij het reinigen van de binnenzijde van de voorruit voor dat er geen glasreini-
ger op de lens terechtkomt. Raak de lens ook niet aan.
Neem contact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als de lens vuil of
beschadigd is.
●Bevestig geen antenne, (doorzichtige) stic-
kers of andere zaken op het gedeelte van de
voorruit vóór de camerasensor (het gemar-
keerde gebied in de afbeelding).
GS450h_300h_OM_OM30F92E_(EE).book Page 265 Tuesday, November 29, 2016 2:56 PM