SPORTMODUS — INDIEN
AANWEZIG
Uw auto is uitgerust met een Sportmodus-
functie. Deze modus is een instelling van de
configuratie voor sportief rijgedrag. De motor,
transmissie en stuurinrichting worden alle-
maal insteld op SPORT. De Sportmodus zorgt
voor betere gaspedaalrespons en aangepast
schakelen voor een betere rijbeleving enmaximaal stuurgevoel. Deze modus kan wor-
den in- en uitgeschakeld door op de knop
Sport op de rij schakelaars op het instrumen-
tenpaneel te drukken.
WERKING VAN DE
VIERWIELAANDRIJVING
Bedieningsaanwijzingen/
voorzorgsmaatregelen Quadra-Trac I —
indien aanwezig
De Quadra-Trac I is een tussenbak met één
groep (alleen hoge gearing), die zorgt voor
handige permanente vierwielaandrijving. Ver-
eist geen handelingen van de bestuurder. Het
Brake Traction Control (BTC) systeem, dat
een combinatie is van het standaard ABS en
traction control, biedt weerstand aan een wiel
dat doorslipt waardoor extra koppel wordt
gestuurd naar de wielen met tractie.
OPMERKING:
Het Quadra-Trac I systeem niet geschikt is voor
omstandigheden waarin de groep 4WD LOW
wordt aanbevolen. Raadpleeg de paragraaf
"Tips voor terreinrijden" in het hoofdstuk "Star-
ten en rijden" voor meer informatie hierover.
Bedieningsaanwijzingen/
voorzorgsmaatregelen Quadra-Trac II —
indien aanwezig
De Quadra-Trac II tussenbak is volautoma-
tisch in de 4WD AUTO-modus voor normaal
rijden. De Quadra-Trac II tussenbak heeft
drie standen:
• 4WD HI
• NEUTRAL
• 4WD LOW
Deze tussenbak is volautomatisch in de 4WD
HI-modus.
Als extra tractie is vereist dan kan de 4WD
LOW-stand worden gebruikt om de aandrijf-
assen vóór en achter samen te vergrendelen
en de voor- en achterwielen te dwingen om
met dezelfde snelheid te draaien. De stand
4WD LOW is uitsluitend bedoeld voor een
onverhard of glad wegdek. Rijden in de stand
4WD LOW op droge, verharde wegen kan
leiden tot overmatige slijtage van de banden
en schade aan de onderdelen van de aandrijf-
lijn.
Toets Sportmodus
171
•TRACK– Kalibratie voor wegracen op on-
dergronden met veel tractie. De aandrijf-
lijn is geoptimaliseerd voor maximale trac-
tie. Enig slippen kan voelbaar zijn op
moeilijke ondergronden. Deze functie
wordt gereset naar AUTO aan als het con-
tact wordt ingeschakeld.
•TOW- Gebruik deze modus voor het trek-
ken en vervoeren van zware lasten. De
vering van de auto gaat in de sportstand.
Trailer Sway Control wordt ingeschakeld in
het ESC-systeem. Deze functie wordt ge-
reset naar AUTO aan als het contact wordt
ingeschakeld.
Custom
In deze modus kan de bestuurder een aange-
paste autoconfiguratie maken, die wordt op-
geslagen voor een snelle keuze van de favo-
riete instellingen. Het systeem keert terug
naar de modus AUTO (automatisch) wanneer
de contactsleutel van RUN naar OFF wordt
gedraaid als deze modus is geselecteerd. In
de aangepaste modus kunnen de instellingen
voor stabiliteit, transmissie, stuurinrichting,ophanging, aandrijving op alle wielen en
schakelflippers worden geconfigureerd via de
instellingen voor de aangepaste modus.
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "SRT-rijmodi" in het
hoofdstuk "Multimedia" in uw gebruikers-
handleiding op www.mopar.eu/owner voor
meer informatie.
Actief dempingssysteem
Deze auto is uitgerust met een elektronisch
geregeld dempingssysteem. Dit systeem ver-
mindert het overhellen en de hellingshoek
van de carrosserie in veel rijomstandigheden
waaronder bochten, accelereren en remmen.
Er zijn 3 modi:
•Street Mode(Beschikbaar in de terrein-
standen AUTO, SNOW en CUSTOM.) -
wordt gebruikt bij hoge snelheden waarbij
een gevoel van comfortabel rijden gewenst
is.
•Sport Mode(Beschikbaar in de terreinstan-
den AUTO, SPORT, CUSTOM en TOW.) -
biedt een stevige vering voor betere rijei-
genschappen.•Track Mode(Beschikbaar in de terrein-
standen AUTO, TRACK en CUSTOM.) -
biedt een zeer stevige vering voor een
agressieve race-ervaring.
Raadpleeg de paragraaf "SRT-rijmodi" in het
hoofdstuk "Multimedia" in uw gebruikers-
handleiding op www.mopar.eu/owner voor
meer informatie.
STOP/START-SYSTEEM -
INDIEN AANWEZIG
De Stop/Start-functie is ontwikkeld om
brandstof te besparen. Het systeem stopt de
motor automatisch tijdens een stop, wanneer
aan alle voorwaarden is voldaan. Door het
rempedaal los te laten of het gaspedaal in te
trappen, wordt de motor automatisch weer
gestart.
183
De verhoging van de snelheid wordt, afhan-
kelijk van de gekozen eenheid, in Ameri-
kaanse (mph) of metrische (km/u) eenheden
weergegeven:
Snelheid VS (mph)
• Als u eenmaal op de knop SET(-)drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 mph
verlaagd. Telkens wanneer u opnieuw kort
op de knop drukt, wordt de snelheid met
1 mph verlaagd.
• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd tot-
dat u de knop loslaat. Vervolgens wordt de
nieuwe snelheid ingesteld.
Metrische snelheid (km/u)
• Als u eenmaal op de knop SET(-)drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 km/u
verlaagd. Met ieder volgend tikje op de
toets verlaagt u de snelheid met 1 km/u.
• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd tot-
dat u de knop loslaat. Vervolgens wordt de
nieuwe snelheid ingesteld.Snelheid hervatten
Als u een eerder ingestelde snelheid opnieuw
wilt aanhouden, drukt u kort op de knop RES.
Deze functie kan worden gebruikt bij snelhe-
den hoger dan 32 km/u (20 mph).
Accelereren om in te halen
Trap het gaspedaal in op dezelfde wijze als u
normaal gesproken zou doen. Wanneer u het
pedaal loslaat, keert de auto terug naar de
ingestelde rijsnelheid.
Uitschakelen
Als u het rempedaal licht intrapt, op de toets
CANC drukt of normale remdruk uitoefent
tijdens het afremmen, wordt de cruisecontrol
uitgeschakeld zonder dat de ingestelde snel-
heid uit het geheugen wordt gewist.
Wanneer u op de toets on/off (aan/uit) drukt
of de contactschakelaar in de stand OFF
(UIT) zet, wordt de ingestelde snelheid uit
het geheugen gewist.
ADAPTIEVE
CRUISECONTROL (ACC)
Als uw voertuig is uitgerust met adaptieve
cruisecontrol, werken de bedieningselementen
precies hetzelfde als bij de cruisecontrol, met
slechts enkele uitzonderingen. Met deze optie
kunt u een bepaalde afstand instellen die u wilt
handhaven tussen u en de voorligger.
Schakelaars van Adaptive Cruise Control
1—Adaptieve cruisecontrol (ACC) aan/uit
2 — Ingestelde afstand verkleinen
3 — Ingestelde afstand vergroten
STARTEN EN RIJDEN
188
Links verlaten van rijstrook — beide rijstroken
gedetecteerd
• Wanneer de rijstrookdetectie is ingescha-
keld, verandert de kleur van de rijstrook-
markeringen van grijs in wit om aan te
geven dat beide rijstrookmarkeringen zijn
gedetecteerd. Het verklikkerlampje van de
rijstrookdetectie is continu groen wanneer
beide rijstrookmarkeringen zijn gedetec-
teerd en het systeem gereed is voor het
geven van visuele waarschuwingen in het
display in de instrumentengroep en een
voelbare waarschuwing in het stuurwiel
als een rijstrook onbedoeld wordt verlaten.
• Wanneer de rijstrookdetectie een afwijking
van de rijstrook waarneemt, verandert de
kleur van de dikke linker rijstrookmarke-
ring en de dunne linker lijn in continu
geel. De kleur van het verklikkerlampje
van de rijstrookdetectie verandert van con-
tinu groen naar continu geel. Op dit mo-
ment wordt kracht op het stuurwiel in de
tegenovergestelde richting van de grens
van rijstrook uitgeoefend.Bijvoorbeeld: als de linkerzijde van de rij-
strook wordt genaderd, draait het stuurwiel
naar rechts.
• Wanneer de rijstrookdetectie merkt dat de
rijstrook wordt benaderd en een rijstrook
wordt verlaten, knippert de dikke linker
rijstrookmarkering geel (aan/uit) en blijft
de dunne linker lijn continu geel. De kleur
van het verklikkerlampje van de rijstrook-
detectie verandert van continu geel naar
knipperend geel. Op dit moment wordt
kracht op het stuurwiel in de tegenoverge-
stelde richting van de grens van rijstrook
uitgeoefend.
Bijvoorbeeld: als de linkerzijde van de rij-
strook wordt genaderd, draait het stuurwiel
naar rechts.
OPMERKING:
De rijstrookdetectie werkt met hetzelfde ge-
drag voor het rechts verlaten van de rijstrook.Status van rijstrookdetectie wijzigen
Het rijstrookdetectiesysteem heeft instellingen
om de intensiteit van de voelbare waarschu-
wing en de gevoeligheid van de waarschu-
wingszone (vroeg/laat) te configureren via het
scherm van het Uconnect systeem. Raadpleeg
de paragraaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in de gebruikershand-
leiding op
www.mopar.eu/owner voor meer
informatie.
OPMERKING:
• Wanneer het systeem is ingeschakeld,
werkt het bij een snelheid boven 60 km/u
(37 mph) en onder de 180 km/u
(112 mph).
• Bij gebruik van de richtingaanwijzers wor-
den de waarschuwingen onderdrukt.
• Het systeem geeft geen voelbare waar-
schuwing op het stuurwiel als een veilig-
heidssysteem wordt geactiveerd. (ABS,
TCS, ESP, FCW, enz.).
STARTEN EN RIJDEN
200
Gebruik van verontreinigde brandstof
vermijden
Brandstof die is verontreinigd door water of
vuil, kan ernstige schade aan het brandstofsys-
teem van de motor veroorzaken. Goed onder-
houd van het brandstoffilter en de brandstof-
tank is essentieel. Raadpleeg de paragraaf
"Dealer Service" in het hoofdstuk "Service en
onderhoud" op
www.mopar.com/eu/owner/
voor meer informatie.
Brandstofopslag - dieselbrandstof
Als u hoeveelheden brandstof opslaat, is een
goed onderhoud van de opgeslagen brandstof
ook van groot belang. Brandstof verontreinigd
met water zal de groei van "bacteriën" bevor-
deren. Deze bacteriën vormen "slib" dat het
brandstoffiltersysteem en -leidingen ver-
stopt. Tap regelmatig condens van de toe-
voertank af en vervang het filter van de lei-
ding op gezette tijden.
OPMERKING:
Wanneer een dieselmotor zonder brandstof
komt te staan, wordt er lucht in het brand-
stofsysteem gezogen.Als het voertuig niet start, raadpleegt u de
paragraaf "Dealer Service / Voorvullen wan-
neer de motor geen brandstof heeft gehad" in
het hoofdstuk "Service en onderhoud" op
www.mopar.com/eu/owner/ voor meer
informatie.
WAARSCHUWING!
Open het hogedrukbrandstofsysteem niet
bij draaiende motor. Als de motor draait,
ontstaat er een hoge brandstofdruk. Weg-
spuitende brandstof onder druk kan ern-
stig letsel of de dood tot gevolg hebben.
Diesel Exhaust Fluid (DEF)
Uw auto is uitgerust met een systeem voor
selectieve katalytische reductie (SCR-
systeem) om te voldoen aan de zeer strenge
dieselemissienormen van het Environmental
Protection Agency.
Het doel van het SCR-systeem is de hoeveel-
heid NOx (stikstofoxiden die motoren uitsto-
ten), dat schadelijk is voor onze gezondheid
en het milieu, tot vrijwel nul terug te brengen.
Kleine hoeveelheden Diesel Exhaust Fluid
(DEF) worden vóór de katalysator in de uitlaatgespoten waar deze na verdamping de smog
veroorzakende stikstofoxiden (NOx) omzet in
onschadelijke stikstof (N2) en waterdamp
(H2O), twee natuurlijke componenten van de
lucht die wij inademen. U kunt in uw auto
rijden met het geruststellende idee dat uw
voertuig bijdraagt aan een schoner en gezon-
der milieu voor de huidige én komende gene-
raties.
Systeemoverzicht
Dit voertuig is uitgerust met een DEF-
inspuitsysteem (Diesel Exhaust Fluid) en een
SCR-katalysator (selectieve katalytische re-
ductie) om te voldoen aan de emissie-eisen.
Het DEF-inspuitsysteem bestaat uit de vol-
gende onderdelen:
• DEF-tank
• DEF-pomp
• DEF-verstuiver
• Elektronisch verwarmde DEF-leidingen
• NOx-sensoren
• Temperatuursensoren
• SCR-katalysator
STARTEN EN RIJDEN
206
2.Steek de DEF-adapter / het DEF-vulpistool
in de DEF-vulopening.
OPMERKING:
• Het kan tot vijf seconden duren voordat
de DEF-meter actueel is nadat een liter
of meer Diesel Exhaust Fluid (DEF) is
getankt. Als er sprake is van een storing
met betrekking tot het DEF-systeem,
kan het zijn dat de meter de werkelijke
stand niet bijwerkt. Bezoek uw erkende
dealer voor service.
• De DEF-meter wordt mogelijk ook niet
onmiddellijk na het vullen bijgewerkt
als de temperatuur van de DEF-vloeistof
lager is dan -11 °C (12 °F). De DEF-
leidingverwarming zal de DEF-vloeistof
pas na een bepaalde bedrijfsperiode
verwarmen, waarna de meter wordt bij-
gewerkt. Onder zeer koude omstandig-
heden is het mogelijk dat de meter het
nieuwe vloeistofniveau pas na meerdere
ritten aangeeft.LET OP!
•Om morsen van dieseluitlaatvloeistof en
mogelijke schade aan het dieseluitlaat-
vloeistofreservoir als gevolg van overlo-
pen te voorkomen, mag u het reservoir
na het vullen niet "helemaal bijvullen".
• VUL NOOIT TE VEEL VLOEISTOF
BIJ. Dieseluitlaatvloeistof bevriest onder
-11 °C (12 °F). Het systeem voor de
dieseluitlaatvloeistof is ontworpen om te
werken bij temperaturen lager dan het
vriespunt van de dieseluitlaatvloeistof,
als echter het reservoir te vol en bevriest,
kan het systeem beschadigd raken.
• Wanneer u dieseluitlaatvloeistof morst,
reinig dan onmiddellijk de plaats met
water en gebruik een absorberend mate-
riaal om de gemorste vloeistof op de
grond op te nemen.
• Probeer niet de motor te starten als per
ongeluk dieseluitlaatvloeistof in de
brandstoftank heeft bijgevuld, aange-
zien dit kan leiden tot ernstige motor-
schade, met inbegrip van maar niet be-
perkt tot storingen in de brandstofpomp
en de verstuivers.
Vuldop DEF en vulopening brandstof
1 — Vulopening dieselbrandstof
2 — Vulopening Diesel Exhaust Fluid
(DEF)
STARTEN EN RIJDEN
208
Alleen de medewerker van de alarmcentrale
kan op afstand het gesprek beëindigen en,
indien nodig, de auto terugbellen via het
Emergency Call-systeem. Zodra het gesprek
is beëindigd, kunt u nog steeds contact op-
nemen met de alarmcentrale om extra infor-
matie te geven door nogmaals op de knop te
drukken.
SOS-Emergency Call gebruiken
Houd de SOS-Emergency Call-knop enkele
seconden ingedrukt. De LED naast de SOS-
knop knippert één keer en blijft dan branden
om aan te geven dat de oproep is geplaatst.
OPMERKING:
Er is een vertraging van 10 seconden voordat
het gesprek wordt geplaatst, voor het geval
dat de SOS-Emergency Call-knop per onge-
luk wordt ingedrukt. Het systeem zal een
gesproken waarschuwing geven dat een
noodoproep wordt gedaan. Om de oproep te
annuleren, drukt u de SOS-Emergency Call-
knop nogmaals in.Zodra er verbinding is tussen het voertuig en
de alarmcentrale zal het SOS-Emergency
Call-systeem de volgende belangrijke voer-
tuiginformatie doorgeven aan de alarmcen-
trale:
• Indicatie dat de inzittende een SOS-
Emergency Call heeft gedaan.
• Het chassisnummer (VIN).
• De laatst bekende GPS-coördinaten van
het voertuig.
U kunt vervolgens met de alarmcentrale spre-
ken om te bepalen of extra hulp nodig is.
De SOS-Emergency Call heeft voorrang boven
andere geluidsbronnen. Deze worden ge-
dempt. Als u een telefoon hebt verbonden via
Bluetooth wordt deze losgekoppeld en weer
gekoppeld aan het einde van de SOS-
Emergency Call. Gesproken aanwijzingen be-
geleiden u tijdens de SOS-Emergency Call.
Als er verbinding wordt gemaakt tussen de
alarmcentrale en uw auto, kan de medewer-
ker van de alarmcentrale gesprekken en ge-
luiden in uw voertuig opnemen zodra er ver-
binding is. Door gebruik te maken van de
dienst gaat u ermee akkoord dat deze infor-
matie wordt gedeeld.Beperkingen van het SOS-Emergency Call sys-
teem
Als het contact in de stand RUN wordt gezet,
voert het Emergency Call-systeem een routi-
necontrole uit. Tijdens deze controle brandt
gedurende ongeveer drie seconden een rood
lampje. Dit signaal moet niet worden verward
met een foutmelding. In geval van een storing
blijft het rode lampje branden. Als het SOS-
Emergency Call-systeem een storing detec-
teert, kan het volgende gebeuren op het mo-
ment dat de storing wordt gedetecteerd:
• De LED naast de knop SOS-knop blijft
rood branden.
• Het Emergency Call-systeem wordt gevoed
door zijn eigen niet-oplaadbare batterij om
ervoor te zorgen dat het blijft werken, zelfs
als de accu leeg is of losgekoppeld is.
Wanneer de systeembatterij leeg is, geeft
het display in de instrumentengroep een
speciaal bericht weer, anders dan berich-
ten met betrekking tot andere soorten sto-
ringen. In dit geval werkt het systeem
alleen als het wordt gevoed door de accu
van het voertuig.
223
WAARSCHUWING!
CUVOEDING VERLIEST (ZOALS ON-
DER MEER TIJDENS OF NA EEN ON-
GEVAL), ZULLEN OOK DE MTC+ FUNC-
TIES, APPS EN SERVICES NIET
WERKEN.
• De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden schakelt het waar-
schuwingslampje voor het airbagsys-
teem in de instrumentengroep in als er
een storing wordt gedetecteerd in een
van de onderdelen van het airbagsys-
teem. Als het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem brandt, werkt het air-
bagsysteem mogelijk niet goed en kan
het SOS-Emergency Call-systeem moge-
lijk geen signaal naar de alarmcentrale
zenden. Als het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem brandt, dient u
contact op te nemen met het servicenet-
werk om het airbagsysteem onmiddellijk
te laten controleren.
WAARSCHUWING!
• Als u de LED op de SOS-Emergency
Call-knop negeert, kan dit betekenen
dat u mogelijk geen gebruik kunt maken
van SOS-Emergency Call wanneer dat
nodig is. Als de LED op de SOS-
Emergency Call-knop rood brandt, dient
u contact op te nemen met het service-
netwerk om het SOS-Emergency Call-
systeem onmiddellijk te laten controle-
ren.
• Als een inzittende mogelijk in gevaar is
(bijv. als er vuur of rook zichtbaar is, bij
gevaarlijke verkeersomstandigheden of
een gevaarlijke locatie), wacht dan niet
tot u spraakcontact met een centralist
van de alarmcentrale hebt. Alle inzitten-
den dienen de auto onmiddellijk te ver-
laten en zich naar een veilige plek te
begeven.
• Het niet uitvoeren van periodiek onder-
houd en regelmatige controles aan uw
voertuig kan leiden tot schade aan uw
voertuig, een ongeval of ernstig letsel.Veelgestelde vragen:
Wat gebeurt er als ik per ongeluk op de SOS-
Emergency Call-knop druk?
• U hebt na het indrukken van de noodknop
10 seconden de tijd om de oproep te
annuleren. Om de oproep te annuleren,
drukt u nogmaals op de knop.
Wat voor soort informatie wordt verzonden wan-
neer ik een SOS-Emergency Call doe vanuit mijn
voertuig?
• Bepaalde voertuiginformatie, zoals het
VIN, wordt doorgegeven samen met de
laatst bekende GPS-locatie. De medewer-
ker van de alarmcentrale kan gesprekken
en geluiden in uw voertuig opnemen zodra
er verbinding is. Door gebruik te maken
van de dienst gaat u ermee akkoord dat
deze informatie wordt gedeeld.
Wanneer kan ik de SOS-Emergency Call-knop
gebruiken?
• U kuntALLEENgebruikmaken van de SOS-
Emergency Call-knop om een oproep te
plaatsen als u of iemand anders noodhulp
nodig heeft.
225