Page 189 of 735

Kenmerken van uw auto
88
4
Druk op de STARTknop met de
sleutel (auto's met Smart Key-systeem)
• Deze waarschuwingsmelding wordt weergegeven als u de toets ENGINE
START/STOP indrukt terwijl de
melding "Sleutel niet gevonden" wordt
weergegeven.
• Het controlelampje startblokkeersysteem gaat danknipperen.
Controleer zekering BRAKE SWITCH
(auto's met Smart Key-systeem enautomatische transmissie)
• Deze waarschuwingsmelding wordt weergegeven als de zekering BRAKE
SWITCH is doorgebrand.
• De melding attendeert u erop dat u de zekering moet vervangen door een
nieuwe. Als dat niet mogelijk is, kunt u
de motor starten door de toets
ENGINE START/STOP 10 seconden
ingedrukt te houden in stand ACC.
Schakel naar P of N voor starten
(auto's met Smart Key-systeem en automatische transmissie)
• Deze waarschuwingsmelding wordt weergegeven als u probeert de motor
te starten terwijl de selectiehendel niet
in stand P (parkeren) of N (neutraal)staat.
✽AANWIJZING
U kunt de motor starten als de
selectiehendel in stand N (Neutraal)
staat. Voor uw eigen veiligheid is het
echter raadzaam de motor te starten als
de selectiehendel in stand P (parkeren)
staat.
ODM046081L/ODM046194L
■
Type A
■Type BODM046624L/ODM046625L
■
Type A
■Type BODM046069L/ODM046140L
■
Type A
■Type B
Page 216 of 735

4 115
Kenmerken van uw auto
Controlelampje DownhillBrake Control (DBC)(indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
• Als het contact of de toets ENGINE START/STOP in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3 secondenbranden en gaat dan uit.
• Als u het DBC-systeem inschakelt door op de toets DBC te drukken.
Dit lampje knippert:
• Als het DBC-systeem in werking is.
Dit lampje gaat geel branden:
• In het geval van een storing in het DBC-systeem.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Zie voor meer informatie "Downhill Brake Control (DBC)" in hoofdstuk 5.
Hoofdwaarschuwingslampje
Dit controlelampje gaat branden:
• In geval van een storing in een van de onderstaande systemen.
- Laag ruitensproeiervloeistofniveau
(indien van toepassing)
- Storing in Blind Spot Detection (BSD) (indien van toepassing)
- Storing in Lane Departure Warning- systeem (LDWS) (indien van toepassing)
- Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS, indien van toepassing)
- Onderhoudsherinnering, enzovoorts.
Kijk op het LCD-display voor meer
informatie over de waarschuwing.
Page 492 of 735

Rijden met uw auto
44
5
Controleer of het waarschuwingslampje
van het remsysteem werkt door het
contact in stand ON te zetten (start de
motor niet). Dit lampje gaat branden
wanneer het contact in stand START of
ON wordt gezet en de parkeerrem is
geactiveerd.
Zorg ervoor dat de parkeerrem voor het
wegrijden vrij is en controleer of het
waarschuwingslampje van het
remsysteem niet brandt.
Als het waarschuwingslampje van het
remsysteem blijft branden nadat de
parkeerrem vrij is en de motor draait, kan
er een storing in het remsysteem zijn.Laat dit direct controleren. Breng de auto indien mogelijk direct tot
stilstand. Als dat niet mogelijk is, rijdt dan
erg voorzichtig door naar een plaats
waar u wel kunt stoppen.
Elektronische parkeerrem
(Electronic Parking Brake-EPB)
(indien van toepassing)
Activeren van de parkeerrem
Activeren van de
EPB (elektronische parkeerrem):
1. Trap het rempedaal in.
2. Trek de EPB-schakelaar omhoog.
Controleer of het waarschuwingslampje
gaat branden.
De EPB wordt tevens automatisch
geactiveerd als de Auto Hold-toets aan is
wanneer de motor uitgezet wordt. Als u
de EPB-schakelaar ingedrukt houdt
totdat de motor is uitgeschakeld, wordt
de EPB niet geactiveerd.
WK-23_TF
ODMEDR2113
Page 510 of 735

Rijden met uw auto
62
5
Noodstopsignaal
(Emergency Stop Signal-ESS)
(indien van toepassing) Het Emergency Stop Signal-systeem
waarschuwt achteropkomendebestuurders door het remlicht te laten
knipperen wanneer de auto plotseling
sterk afremt. Het systeem wordt
geactiveerd als:
• De auto plotseling afremt (rijsnelheid is
hoger dan 55 km/h en de deceleratie
van de auto is groter dan 7 m/s 2
)
• Het ABS in werking treedt Het lampje stopt met knipperen
wanneer de rijsnelheid lager is dan 40
km/h en het ABS wordt gedeactiveerd
of de auto niet meer sterk afremt. In
plaats daarvan gaan de
alarmknipperlichten automatisch
branden. In plaats daarvan gaan de
alarmknipperlichten automatisch
branden.
De alarmknipperlichten doven
wanneer de rijsnelheid hoger is dan 10
km/h zodra de auto weer begint te
rijden. De alarmknipperlichten doven
ook wanneer de auto langere tijd met
een lage snelheid rijdt. U kunt de
lichten uitschakelen door de
schakelaar van de alarmknipperlichten
in te drukken. Downhill Brake Control (DBC)
(indien van toepassing) ❈
Dit onderdeel wijkt mogelijk af van de afbeelding.
De Downhill Brake Control (DBC)
ondersteunt de bestuurder bij het afrijden
van een steile helling, zonder dat debestuurder het rempedaal hoeft in te
trappen. De DBC vertraagt de auto tot
minder dan 10 km/h, zodat de bestuurderalleen maar de auto hoeft te besturen.
De DBC is standaard uitgeschakeld
wanneer het contact ingeschakeld wordt.
U kunt DBC in- of uitschakelen met de toetsOPMERKING
Het ESS-systeem werkt niet wanneer de alarmknipperlichten al zijn ingeschakeld.
ONC056016
Page 562 of 735
Rijden met uw auto
114
5
Auto start
Motor starten vanuit Idle Stop-modus
• Trap het koppelingspedaal in wanneer
de selectiehendel in de stand N
(neutraal) staat.
• Er verschijnt een melding "Press brake pedal for Auto Start" (Druk rempedaal
in voor Auto Start) op het LCD-display
(indien van toepassing).
• De motor wordt gestart en het groene controlelampje AUTO STOP ( ) in
het instrumentenpaneel gaat uit.
De motor zal ook in de volgende
gevallen automatisch starten, zonderdat de bestuurder actie onderneemt:
- De aanjagersnelheid van het handbediende verwarmings- en
ventilatiesysteem staat in een hogere
stand dan 3 wanneer de
airconditioning is ingeschakeld.
- De aanjagersnelheid van het automatische verwarmings- en
ventilatiesysteem staat in een hogerestand dan stand 6 terwijl de
airconditioning is ingeschakeld.
- Als een bepaalde tijd is verstreken sinds het verwarmings- en
ventilatiesysteem is ingeschakeld.
- Wanneer de ontwaseming is ingeschakeld.
- Het vacu
Page 686 of 735

Onderhoud
56
7
Naam zekeringSymboolStroomsterkte
zekeringBeveiligd onderdeel
A/CON 17.5AZekering- en relaiskast motorruimte (relais 4/14), ionisator module klimaatregeling,
zekeringkast diesel (relais 3/4)
WIPER RR15ARelais ruitenwisser achter, ruitenwissermotor achter,
multifunctionele schakelaar
SMART KEY 11SMART KEY25ASmart Key-module
S/HEATER FRT20AControlemodule stoelklimaatregeling bestuurder/passagier,
stoelverwarmingsmodule bestuurder/passagier
A/CON 27.5AModule klimaatregeling
C/LIGHTER20A12V-aansluiting voor en aansteker,
12V-aansluiting bagageruimte
WIPER FRT15AMultifunctionele schakelaar,
zekering- en relaiskast motorruimte (relais 9/11)
RR BLOWER20ARelaiskast interieur (relais aanjager achter)
P/WDW RH25AModule elektrisch bedienbare ruit met klembeveiliging bestuurder/passagier,
module bestuurders-/passagiersportier, schakelaar ruitbediening rechts achter,
module elektrisch bedienbare ruit met klembeveiliging rechts achter
RR DEFOGGER10AModule klimaatregeling
BRAKE SWITCH7.5ASmart Key-module, remlichtschakelaar
SUNROOF 120ASchuif-/kanteldak