
3-29
Handige voorzieningen in uw auto
3
Automatische ruitbediening(indien van toepassing)
Door de schakelaar ruitbediening
kortstondig in te drukken tot de
tweede stand (6), wordt de ruit
automatisch geheel geopend, zelfs
als de schakelaar wordt losgelaten.
Om de ruitbeweging te stoppen, trekt
u de schakelaar omhoog of drukt uhem omlaag en laat u hem
vervolgens los.
Ruit automatisch omhoog/omlaag (indien van toepassing)
Door de schakelaar kortstondig in te
drukken of omhoog te trekken tot de
tweede stand (6), wordt de ruitautomatisch geopend of gesloten,
zelfs als de schakelaar wordt
losgelaten. Om de ruitbeweging te
stoppen, trekt u de schakelaar
omhoog of drukt u hem omlaag en
laat u hem vervolgens los.
De elektrisch bedienbare ruitenresetten
Als de elektrisch bedienbare ruiten
niet goed werken, moet de
elektrische ruitbediening als volgt
worden gereset :
1.Zet de startknop in stand ON.
2.Sluit de ruit en houd de ruitbedieningsschakelaar daarna nog minstens 1 seconde omhoog.
Als de elektrisch bedienbare ruiten
na het resetten niet goed werken,
raden we u aan het systeem te latencontroleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Klembeveiliging (indien van toepassing)
Als een obstakel gesignaleerd wordt
tijdens het automatisch sluiten van
een ruit, stopt de beweging van de
ruit en zakt de ruit ongeveer 30 cm,
zodat het voorwerp verwijderd kan
worden.
Als de ruit weerstand ondervindt
terwijl de ruitbedieningsschakelaar
omhooggetrokken blijft, stopt de
omhooggaande beweging van de ruit
en zakt de ruit ongeveer 2,5 cm.
OLF044032

3-33
Handige voorzieningen in uw auto
3
Indien uw auto is uitgerust met een
schuifdak, kunt u dit met behulp van
de schakelaar in de dakconsole
open- en dichtschuiven of kantelen.
Het schuifdak kan elektrisch geopend, gesloten en gekanteld
worden wanneer de startknop instand ON staat.
Het schuifdak kan worden bediend
tot ongeveer 30 seconden nadat de
startknop in stand ACC of OFF is
gezet. Wanneer het voorportier
echter geopend wordt, kan het
schuifdak niet bediend worden, zelfs
niet binnen de periode van 30seconden.
Schuifdak openen en sluiten
Openen :
Druk de schakelaar van het schuifdak naar achteren in de eerste
stand. Laat de schakelaar los als uwilt dat het schuifdak stopt. Sluiten :
Druk de schakelaar van het schuifdak naar achteren in de eerste
stand. Laat de schakelaar los als uwilt dat het schuifdak stopt.
Schuifdak open-/dichtschuiven
Door de schakelaar voor het schuifdak naar achteren of naar
voren tot de tweede positie te
drukken opent of sluit het schuifdak
volledig, ook als de schakelaar wordt
losgelaten. Om het schuifdak in de
gewenste positie te stoppen terwijl
het in beweging is, drukt u de
schakelaar naar achteren of naar
voren en laat u hem vervolgens weer
los.Informatie
Om het windgeruis tijdens het rijden
te beperken, adviseren wij u te rijden
met het schuifdak iets gesloten
(ongeveer 7 cm voor de stand
maximaal open).
Houd de schakelaar niet langer
ingedrukt als het schuifdak
volledig is geopend, gesloten of
gekanteld, om beschadiging aan
het schuifdak en de motor te
voorkomen.
AANWIJZING
i
SS CC HH UU IIFF DD AA KK (( IINN DDIIEE NN VV AA NN TT OO EEPP AA SSSSIINN GG))
OAD045022
OAD045023

3-55
Handige voorzieningen in uw auto
3
Waarschuwingslampjeelektronische
parkeerrem (EPB)
Dit waarschuwingslampje gaat
branden :
Als de startknop in stand ON staat.
- Het lampje blijft ongeveer 3seconden branden en gaat dan uit.
In het geval van een storing in de elektrische parkeerrem.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een
officiële Hyundai-dealer.
Informatie
Het waarschuwingslampje
elektronische parkeerrem (EPB) kan
ook in combinatie met het
controlelampje elektronische
stabiliteitsregeling (ESC) gaan
branden dat aangeeft dat de ESC niet
goed werkt (dit duidt niet op een
storing in de EPB).
Controlelampje AUTO HOLD
Dit controlelampje gaat branden :
[Wit] Wanneer de toets AUTO HOLD wordt ingedrukt en het Auto
Hold-systeem wordt ingeschakeld.
[Groen] Wanneer u de auto door het intrappen van het rempedaal
volledig tot stilstand brengt en het
Auto Hold-systeem is
ingeschakeld.
[Geel] In het geval van een storing in het Auto Hold-systeem.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een
officiële Hyundai-dealer.
Zie "Auto Hold" in hoofdstuk 5
voor meer informatie.
i
Veilig stoppen
Het TPMS waarschuwt niet
voor ernstige en plotselinge
schade aan de banden
veroorzaakt door externefactoren.
Als de auto instabiel aanvoelt,
haal dan onmiddellijk uw voet
van het gaspedaal, trap het
rempedaal licht in en brenguw auto langzaam op een
veilige plaats tot stilstand.
WAARSCHUWINGEE PP BB

3-70
Handige voorzieningen in uw auto
Accu laag. Direct laden
Als de capaciteit van de
hoogspanningsbatterij lager wordt dan
4%, wordt deze
waarschuwingsmelding weergegeven.
Het waarschuwingslampje in het
instrumentenpaneel ( ) en het
waarschuwingslampje laag
vermogen ( ) gaan gelijktijdig
branden en de actieradius wordt
weergegeven als "---".
Het vermogen van de auto wordt
begrensd om zo min mogelijk energie
te verbruiken uit de
hoogspanningsbatterij. Laad de
hoogspanningsbatterij onmiddellijk op.
Lage accutemp. Beperktvermogen
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als de temperatuur van
de hoogspanningsbatterij te laag is
om de hoogspanningsbatterij en het
hybridesysteem te beschermen.
Als daarna deze
waarschuwingsmelding nog
steeds wordt weergegeven, zelfs
als de omgevingstemperatuur is
opgelopen, adviseren we u de
auto te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
De batterij is oververhit,stop de auto
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als de temperatuur van
de hoogspanningsbatterij te hoog is
om de hoogspanningsbatterij en het
hybridesysteem auto te
beschermen.
Breng de auto tot stilstand en zet de
startknop in stand OFF om de
temperatuur van de
hoogspanningsbatterij te laten dalen.
AANWIJZING
OAEE046129L
OAEE046124L
OAEE046128L

3-139
Handige voorzieningen in uw auto
3
1. Verwijder andere voorwerpen, ookde Smart Key, van de draadloze
lader. Anders wordt het draadloos
laden mogelijk onderbroken.
2. Tijdens het laadproces brandt het controlelampje oranje. Wanneer
het laadproces is voltooid, wordt
het controlelampje groen.
3. U kunt de functie voor draadloos laden in- en uitschakelen in de
modus Gebruikersinstellingen in
het instrumentenpaneel.
(Raadpleeg voor meer informatie"LCD-modus" in dit hoofdstuk.) Wijzig de positie van de mobiele
telefoon iets wanneer de mobiele
telefoon niet wordt opgeladen.Controleer of het controlelampje
oranje brandt. Afhankelijk van het
type mobiele telefoon wordt het
controlelampje mogelijk niet groen,
ook al is het laadproces voltooid. Het
controlelampje knippert gedurende
10 seconden oranje wanneer er een
storing is in het draadlozelaadsysteem.
Stop in dit geval het laadproces
tijdelijk en probeer vervolgens
opnieuw om uw mobiele telefoon
draadloos op te laden.
Het systeem waarschuwt u met een
melding op het LCD-display wanneer
u de mobiele telefoon niet van de
draadloze lader haalt terwijl het
voorportier is geopend en de
startknop in stand OFF staat. Het draadloze laadsysteem voor
mobiele telefoons ondersteunt
bepaalde mobiele telefoons die
geen Qi-specificatie ( )hebben
mogelijk niet.
Plaats uw mobiele telefoon in het midden van het draadloze
laadsysteem voor mobiele
telefoons. Wanneer uw mobiele
telefoon iets te veel naar één
kant ligt, neemt de laadsnelheid
mogelijk af.
Het draadloze laden stopt mogelijk tijdelijk wanneer de
Smart Key wordt bediend (bijv.
starten van de auto, openen van
de portieren, sluiten van de
portieren).
Bij sommige mobiele telefoons wordt het controlelampje
mogelijk niet groen, zelfs niet
wanneer het draadloze laden
volledig is voltooid.
(vervolg)AANWIJZING

3-140
Handige voorzieningen in uw auto
(vervolg)
Het draadloze laden stoptmogelijk tijdelijk wanneer de
temperatuur in het draadloze
laadsysteem voor mobiele
telefoons abnormaal toeneemt.
Het draadloze laden wordt weer
gestart wanneer de temperatuur
voldoende is gedaald.
Het draadloze laden stopt mogelijk tijdelijk wanneer zich
een metalen voorwerp, zoals een
munt, tussen het draadloze
laadsysteem voor mobiele
telefoons en de mobiele telefoon
bevindt.Aansteker
(indien van toepassing)
Om de aansteker te kunnen
gebruiken moet de startknop in
stand ACC of ON staan.
Druk de aansteker volledig in de
fitting. Als het element verwarmd is,
springt de aansteker een stukje naar
buiten en kan hij uit de houder
worden genomen.
We adviseren u vervangende
onderdelen te gebruiken die
geleverd zijn door een officiële
HYUNDAI-dealer. In de fitting mag alleen een
originele HYUNDAI-aansteker
worden gebruikt. Het gebruik van
de aansteker als voedingsbron
voor accessoires
(scheerapparaten, kruimelzuigers,
koffiezetapparaten, enz.) kan de
fitting beschadigen of kortsluiting
veroorzaken.
AANWIJZING
OAEE046472L
Houd de aansteker niet
ingedrukt, omdat daardoor
oververhitting kan ontstaan.
Verwijder de aansteker met de
hand wanneer deze nietbinnen 30 seconden naar
buiten springt om
oververhitting te voorkomen.
Steek geen vreemde
voorwerpen in de fitting van
de aansteker. Anders raakt de
aansteker mogelijk
beschadigd.
WAARSCHUWING

4-31
Multimediasysteem
4
Informatie
- Gebruik van de iPod®
Gebruik de bij uw iPod ®
geleverde
kabel om de bedieningsfunctie van de
iPod ®
van het audiosysteem te
kunnen gebruiken.
Wanneer u de iPod ®
tijdens het
afspelen op de auto aansluit, is
mogelijk gedurende één of twee
seconden een hard geluid te horen.
Sluit de iPod ®
op de auto aan nadat u
het afspelen hebt gestopt of
onderbroken.
Sluit de iPod ®
op de auto aan terwijl
het contact in stand ACC staat om het
opladen te starten.
Wanneer u de iPod ®
-kabel aansluit,
moet u ervoor zorgen dat u de kabel
goed in de aansluiting drukt.
(Vervolg)(Vervolg)
Wanneer de EQ-functies van een
extern apparaat, zoals een iPod ®
, en
het audiosysteem beide actief zijn,
kunnen de EQ-effecten elkaar
overlappen en leiden tot een mindere
geluidskwaliteit en vervorming.
Schakel indien mogelijk de EQ-
functie uit voor alle externe
apparaten.
Er kan sprake zijn van ruis wanneer uw iPod ®
of een AUX-apparaat
wordt aangesloten. Koppel het
apparaat los wanneer u dit niet
gebruikt en berg het op.
Er kan sprake zijn van ruis wanneer het audiosysteem wordt gebruikt
terwijl een iPod ®
of extern AUX-
apparaat is aangesloten op de
aansluiting voor de voeding. Koppel
in deze gevallen de iPod ®
of het
externe apparaat los van de
aansluiting voor de voeding.
Afhankelijk van de eigenschappen van uw iPod ®
/iPhone ®
wordt het
afspelen mogelijk onderbroken of
kunnen zich storingen voordoen in
het apparaat.
(Vervolg)(Vervolg)
Mogelijk wordt er niet afgespeeld als
uw iPhone ®
via zowel Bluetooth ®
als
USB is verbonden. Selecteer in dit
geval op uw iPhone ®
de Dock-stekker
of Bluetooth ®
om de instellingen voor
de audio-uitgang te wijzigen.
Als uw softwareversie het communicatieprotocol niet
ondersteunt of als uw iPod ®
niet
wordt herkend als gevolg van een
storing of defect in het apparaat, kan
de iPod ®
-modus niet worden
gebruikt.
De iPod ®
nano (5e generatie) wordt
mogelijk niet herkend als de batterij
bijna leeg is. Laad hem ver genoeg op
voordat u hem gebruikt.
De volgorde bij het zoeken of afspelen van muziekstukken op de iPod ®
kan
verschillen van de volgorde op het
audiosysteem.
(Vervolg)i

5-38
Rijden met uw auto
Informatie
De HAC werkt niet wanneer de transmissie in stand P (parkeren) of
stand N (neutraal) staat.
De HAC werkt ook als de ESC (elektronische stabiliteitsregeling) is
uitgeschakeld. Het systeem wordt
echter niet geactiveerd als de ESC niet
normaal werkt.Goede remgewoonten
Het rijden met natte remmen kan
gevaarlijk zijn! De remmen kunnen
nat worden als de auto door een plas
rijdt of als hij gewassen wordt. De
remweg van uw auto wordt langer
als de remmen nat zijn. Ook kan deauto tijdens het remmen naar één
kant trekken als de remmen nat zijn. U kunt de remmen drogen door het
rempedaal tijdens het rijden licht in
te trappen totdat het remsysteem
weer normaal werkt. Als het
remsysteem echter niet normaal
gaat werken, breng dan de auto zo
snel mogelijk op een veilige plaatstot stilstand en neem contact op met
een officiële HYUNDAI-dealer voor
hulp.
Laat tijdens het rijden uw voet NIET
op het rempedaal rusten. Zelfs een
lichte, maar permanente pedaaldruk
kan leiden tot oververhitting van de
remmen, voortijdige slijtage en zelfs
het weigeren van de remmen.
Trap het rempedaal geleidelijk in en
verlaag uw snelheid terwijl u rechtuit
blijft rijden als u tijdens het rijden een
lekke band krijgt. Breng uw auto op
een veilige plaats tot stilstand nadat
u voldoende vaart hebt geminderd
om veilig te kunnen stoppen.
Houd het rempedaal stevig ingetrapt als de auto stilstaat om te
voorkomen dat de auto vooruit rolt.
i
Breng voor het verlaten van de auto of het parkeren de auto
volledig tot stilstand en blijf het
rempedaal ingetrapt houden.Zet de transmissie in stand P
(parkeren), activeer de
parkeerrem en zet de startknop
in stand OFF.
Wanneer de auto wordt
geparkeerd en de parkeerrem
niet of niet goed wordt
geactiveerd, kan de auto
onbedoeld in beweging komen,
waardoor de bestuurder ofanderen letsel kunnen oplopen.
Activeer ALTIJD de parkeerrem
voordat u de auto verlaat.
WAARSCHUWING