BELANGRIJK
37)Zorg ervoor dat als in de motorruimte
wordt gewerkt, de ruitenwissers in de
stand A (uit) staan. Gevaar voor letsel.
38)Als de ruit schoongemaakt moet
worden, controleren of het systeem
uitgeschakeld is en of de sleutel op STOP
staat.
39)Zorg ervoor dat als in de motorruimte
wordt gewerkt, de achterruitwisser in de
uitstand staat. Gevaar voor letsel.
BELANGRIJK
5)Gebruik de ruitenwissers nooit om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit
te verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden wordt bij overbelasting
van de ruitenwisser de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de ruitenwisser
enkele seconden wordt uitgeschakeld. Als
hierna de ruitenwisser niet meer werkt, ook
niet na het voertuig opnieuw te hebben
gestart, neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
6)Schakel de ruitenwissers niet met van de
ruit opgeheven wisserbladen in.
7)Zorg ervoor dat het systeem is
uitgeschakeld als er ijs op de voorruit zit.
TANKEN
Nuttige tankinhoud: Ca. 80 liter
Open het linker voorportier om bij flap A
fig. 84 te komen.
Tijdens het vullen dop 2 fig. 84 op de
dophouder 1 op Flap A hangen.
BELANGRIJK Controleer of de dop en
klep na het tanken zijn gesloten.
Brandstofkwaliteit
Gebruik de beste brandstofkwaliteit,
met inachtneming van de specifieke
wetten die in ieder land gelden, en
houd u strikt aan de aanduidingen op
het etiket op klep A.
40)
8)
Tanken
Om met de sleutel uit het contact te
tanken, introduceert u het tankpistool
en duwt u het zover mogelijk naar
binnen, voordat u begint te tanken
(risico op spetters).
Houd het tankpistool tijdens het tanken
op zijn plaats.
Nadat het tankpistool tijdens het tanken
voor de eerste keer automatisch stopt,
kunt u nog twee klikken bijvullen om
ervoor te zorgen dat het
expansievolume in de tank leeg is. Zorg
ervoor dat tijdens het tanken geen
water binnentreedt. Klep A en de
gedeelten rondom de klep moeten
schoon gehouden worden.
Voertuigen met Start&Stop-functie
BELANGRIJK De motor moet tijdens
het tanken zijn afgezet en niet op
stand-by staan.
41)
Brandstoftank leeg
Voertuigen met sleutel met
afstandsbediening
Draai de sleutel naar de stand "M" en
wacht een paar minuten voordat u de
motor start om ervoor te zorgen dat het
brandstofcircuit wordt geheractiveerd;
draai de sleutel naar D. Herhaal de
bovenstaande handelingen, als de
motor niet start.
42)
84T36715
43
AdBlue (Ureum)
ADDITIEF TANK
Zorg dat u zich houdt aan de wetten
van het land waar u zich bevindt.
Vergeet niet dat als de eigenaar van het
voertuig zich niet aan de geldende
wetten houdt, er rechtelijke gevolgen
zouden kunnen zijn.
Werkingsprincipe
Gebruik van additieven verlaagt de
uitstoot van verontreinigende stoffen,
doordat deze worden omgezet in
waterdamp en stikstof.
Vullen
Nuttige tankinhoud: Ongeveer 20 liter.
Open het linkervoorportier om klep A te
openen. Schroef dop 1 los.
43)
9) 10) 11)
BELANGRIJK Vul op voertuigen met
Start&Stop-functie het AdBlue (Ureum)
additief bij als de motor volledig is
afgezet. Zet altijd de motor af
(raadpleeg de informatie over het
starten en afzetten van de motor).
AdBlue (Ureum) additief kwaliteit
Gebruik alleen additieven die voldoen
aan de norm ISO 22241 en conform
het etiket op de tankklep.
Gemiddeld brandstofverbruik
Ongeveer 2 l/1000 km, afhankelijk van
de versie van het voertuig en de rijstijl.
Voorzorgsmaatregelen voor de
bediening
Lees altijd de informatie over het
AdBlue (Ureum) additiefpakket.
Ga zorgvuldig om met additieven. Ze
kunnen kleding, schoenen,
chassisonderdelen, enz. beschadigen.
Als het additief over gelakte
oppervlakken stroomt of deze
verontreinigt, reinig het oppervlak dan
snel met een vochtige doek.
In extreem koude klimaten
Het voertuig is voorzien van een
verwarmingssysteem voor AdBlue
(Ureum) additief om in zeer koud weer
te kunnen rijden.
Voorzorgsmaatregelen voor het
bijvullen van de tank
Het AdBlue (Ureum) additief bevriest bij
temperaturen lager dan ongeveer -10
°C.Probeer in dit geval deze niet (bij) te
vullen. Als het controlelampjeop het
instrumentenpaneel aangaat, raden we
u echter aan het AdBlue (Ureum)
additief bij te vullen of bij te laten vullen
door een gekwalificeerd professional.
44)
BELANGRIJK
43)De tankdop is specifiek. Als deze
vervangen moet worden, gebruik dan
dezelfde als het origineel. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk. Was het
vulgebied niet met een hogedrukspuit.
44)Het AdBlue (Urea) additief mag niet in
contact komen met ogen of huid. Gebeurt
dit toch, spoel dan grondig uit met water.
Raadpleeg, indien nodig, een arts.
BELANGRIJK
9)Er mogen aan geen enkel deel van het
systeem werkzaamheden worden verricht.
Om eventuele schade te vermijden, is
alleen gekwalificeerd personeel van het Fiat
Servicenetwerk bevoegd werkzaamheden
aan het systeem te verrichten.
10)Vul de AdBlue (Ureum) additieftank
(minimaal 10 liter) zodra het speciale bericht
wordt weergegeven en raadpleeg de
instructies voor het bijvullen. Gevaar dat het
voertuig stilvalt.
86T40504
45
11)Controleer na het bijvullen van de
AdBlue (Ureum) additieftank of de dop en
klep gesloten zijn, start de motor en
WACHT 10 seconden met stilstaand
voertuig en draaiende motor, voordat u
verder rijdt. Doet u dit niet, dan wordt het
bijvullen van de tank pas na een paar
minuten rijden automatisch gedetecteerd.
Het bijbehorende bericht en/of de
controlelampjes zijn nog steeds zichtbaar
tot het systeem detecteert dat de tank is
bijgevuld.STARTSYSTEEM
45) 46) 47) 48) 49)
S fig. 87: "Stopstand" Neem de
sleutel uit en draai het stuurwiel tot het
slot wordt ingeschakeld, om het
stuurwiel te vergrendelen. Gebruik
zowel de sleutel als het stuurwiel
zonder kracht uit te oefenen, om het
stuurwiel te ontgrendelen.
A: Stand accessoires: Als de
startinrichting wordt uitgeschakeld,
blijven de accessoires (autoradio, enz.)
werken.
M: Schakelstand. Met
geïntroduceerde startinrichting.
D: Rijstand. Als de motor niet start,
moet u eerst de sleutel uitnemen
voordat u de motor weer probeert te
starten. Laat de sleutel los, zodra de
motor start.
BELANGRIJK
45)Als er geknoeid is aan het contactslot
(bijv. een poging tot diefstal), dan moet dit
gecontroleerd worden bij het Fiat
Servicenetwerk voordat er verder gereden
wordt.
46)Neem de sleutel altijd mee als het
voertuig wordt verlaten, om te voorkomen
dat iemand onverhoeds gebruik van de
bedieningselementen maakt. Vergeet niet
de parkeerrem in te schakelen. Laat nooit
kinderen zonder toezicht in het voertuig
achter.
47)After-market werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten strengste
verboden. Dergelijke werkzaamheden
kunnen de prestaties van het systeem en
de garantie in gevaar brengen en het kan
ook ernstige veiligheidsproblemen
veroorzaken of erin resulteren dat de auto
niet meer aan de typegoedkeuring voldoet.
48)Verwijder de mechanische sleutel nooit
terwijl het voertuig rijdt. Het stuurwiel zal
automatisch vergrendeld worden zodra
eraan gedraaid wordt. Dit geldt ook voor
voertuigen die gesleept worden.
49)Alvorens het voertuig te verlaten
ALTIJD de parkeerrem inschakelen, de
wielen draaien, de eerste versnelling
inschakelen bij een helling omhoog en de
achteruitversnelling bij een helling omlaag.
Als het voertuig op een steile helling wordt
geparkeerd, blokkeer de wielen dan met of
wiggen of stenen. Bij het verlaten van het
voertuig, altijd de portieren sluiten door op
het knopje op de sleutel te drukken.
87T36545-1
46
KENNIS VAN HET VOERTUIG
BELANGRIJK
15)Voor een correcte werking is het van
extreem belang dat de camera altijd
schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of
ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de
camera tijdens het reinigen niet gekrast of
beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van
droge, ruwe of harde doeken. De camera
moet met schoon water worden gewassen,
waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wasstraten met
stoomreinigers of hogedrukreinigers
moeten de camera snel gewassen worden
door de spuitmond op minstens 10 cm van
de sensoren te houden. Breng geen
stickers op de camera aan.
RUITBEDIENING
ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
54) 55)
Met geïntroduceerde startinrichting:druk op de knop van de ruit om hem
omlaag te brengen naar de gewenste
positie;
til de knop van de ruit op om hem
omhoog te brengen naar de gewenste
positie.
Druk aan de bestuurderszijde op de
knop fig. 105:
1voor bestuurderszijde;
2voor voorste passagierszijde.BELANGRIJK Plaats geen voorwerpen
op een gedeeltelijk gesloten ruit:
hierdoor zou de ruit kunnen
beschadigen.
Drukfuncties
Afhankelijk van de versie is deze modus
een extra functie voor de eerder
beschreven elektrisch bediende ruiten.
De functie betreft alleen de ruit aan de
bestuurderszijde. Druk schakelaar 1
fig. 107 kort omlaag of trek hem kort
omhoog: de ruit gaat ofwel volledig
omlaag of volledig omhoog. Als de
schakelaar weer wordt bediend stopt
de ruit.
105T36560
106T36561
Druk aan de voorste passagierszijde op
knop 3. fig. 106
60
KENNIS VAN HET VOERTUIG
De motorkap openen
Til de motorkap op en begeleid hem.
Het optillen wordt ondersteun door
zijdempers.
De motorkap sluiten
Controleer of niets in de motorruimte is
achtergebleven. Laat de motorkap tot
op ongeveer 30 cm van de motorruimte
zakken en laat hem dan vallen.
Controleer of de motorkap volledig
gesloten is en niet alleen met de
beveiliging is vergrendeld door te
proberen hem op te tillen. Als de
motorkap niet perfect gesloten is,
probeer dan niet erop te drukken maar
open hem opnieuw en herhaal de
handeling.
BELANGRIJK
57)Voor enige onderhoudsinterventie moet
de motor worden afgezet (en niet op
stand-by): u moet de motor elf afzetten
(raadpleeg de paragraaf "De motor starten”
in het hoofdstuk ”Starten en rijden”).
58)Leun niet op de motorkap: hij zou per
ongeluk dicht kunnen gaan.
59)Let er bij werkzaamheden aan de
motor op dat deze heet kan zijn. Bovendien
zou de koelventilator ieder moment kunnen
gaan draaien. Gevaar voor letsel.
60)Zorg ervoor dat als in de motorruimte
wordt gewerkt, de ruitenwissers in de
uitstand staan. Gevaar voor letsel.
61)Laat het voertuig in geval van een
botsing, zelfs een lichte botsing tegen
bijvoorbeeld het schutbord of de motorkap,
zo snel mogelijk controleren bij een Fiat
Servicepunt.
62)Gebruik beide handen om de motorkap
op te tillen. Controleer voordat de
motorkap wordt opgetild, of de armen van
de ruitenwissers wel tegen de ruit liggen,
het voertuig stilstaat en de handrem goed
is aangetrokken.
63)Om veiligheidsredenen moet de
achterklep tijdens het rijden altijd goed
gesloten zijn. Controleer dus altijd of de
motorkap goed gesloten en vergrendeld is.
Mocht u tijdens het rijden merken dat de
motorkap niet goed vergrendeld is, stop
dan onmiddellijk en sluit de motorkap op
de correcte manier.
BELANGRIJK
16)Controleer na iedere ingreep in de
motorruimte of er niets in de motorruimte is
achtergebleven (doeken, gereedschap,
enz.); deze zouden de motor kunnen
beschadigen of brand kunnen veroorzaken.
110T36594
62
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Controlelampje Wat het betekent
STORING AIRBAG
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat na een paar seconden weer uit.
Als het lampje niet aangaat wanneer de startinrichting wordt geïntroduceerd of als het aangaat wanneer de motor
draait, duidt dit op een systeemstoring. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BRANDSTOFRESERVE
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat na een paar seconden weer uit.
Vul de tank zo snel mogelijk, als het controlelampje aangaat tijdens het rijden. U kunt nog ongeveer 50 km rijden.
18)
DIRECT STOPPEN
Dit controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat uit zodra de motor is gestart.
Als het aangaat met andere waarschuwingslampjes en/of berichten vergezeld van een geluidssignaal, stop dan het
voertuig zodra de verkeerstoestanden dit toestaan. Stop de motor onmiddellijk en start hem niet opnieuw.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
83)
STORING REMSYSTEEM/INGESCHAKELDE HANDREM
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat uit zodra de handrem is
uitgeschakeld.
Als het samen met het controlelampjeSTOPen een geluidssignaal aangaat, betekent dit dat het remvloeistofpeil
laag staat of dat er sprake is van een storing in het remsysteem.
Zet het voertuig stil en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
LAADSTROOM ACCU ONVOLDOENDE
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat na een paar seconden weer uit.
Als het lampje samen met het lampjeSTOPen een geluidssignaal aangaat, is het elektrische circuit overbelast of
uitgeschakeld.
Zet het voertuig stil en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
83
Controlelampje Wat het betekent
UITGEWERKTE MOTOROLIE
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat na een paar seconden weer uit.
Als het lampje tijdens het rijden aangaat in combinatie met het lampjeSTOPen een geluidssignaal, moet u het
voertuig stilzetten en contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
Controleer het oliepeil. Als het oliepeil normaal is, is er iets anders aan de hand. Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
ALARMLAMPJE
Wanneer de startinrichting op MAR wordt gezet, gaat het lampje branden, maar het moet doven zodra de motor is
gestart. Als het aangaat in combinatie met andere controlelampjes/berichten op het instrumentenpaneel, dient u
voorzichtig te rijden en uit voorzorg zo snel mogelijk naar een Fiat Servicepunt te gaan.
Door niet-naleving van deze regel kan het voertuig schade oplopen.
AdBlue (Ureum) ADDITIEF NIVEUA EN UITLAATGASREDUCTIESYSTEEM WERKINGSFOUTEN
Raadpleeg de infotmatie in de “AdBlue (Ureum) additief tank” paragraaf.
STORING INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM
Voor voertuigen die hiermee zijn uitgerust, gaat dit lampje aan als u de motor start en daarna gaat het weer uit:
als het aanblijft, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk;
als het knippert, verlaag dan de belasting van de motor tot het knipperen stopt. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
Zie de paragraaf "Milieu beschermen” in het hoofdstuk "Kennismaken met uw voertuig”.
DYNAMISCHE STABILITEITSREGELING (ESC)/STORING TRACTION CONTROL
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat na een paar seconden weer uit.
Dit lampje gaat aan in verschillende omstandigheden: zie de paragraaf “Actieve veiligheidssystemen” in het
hoofdstuk “Veiligheid”.
STORING ABS
Het controlelampje gaat aan, als de startinriching wordt geïntroduceerd en gaat na een paar seconden weer uit.
Als het tijdens het rijden gaat branden, duidt dit op een storing in het ABS-systeem. In dat geval blijft het
remsysteem normaal werken, maar met uitsluiting van het ABS-systeem. Wend u tot het Fiat Servicenetwerk.
84
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Controlelampje Wat het betekent
CONTROLELAMPJE TEMPERATUUR MOTORKOELVLOEISTOF
Als de sleutel in het contact zit, gaat dit lampje blauw branden.
Als het rood wordt, moet de auto worden stilgezet en de motor één of twee minuten stationair draaien.
De temperatuur zou moeten dalen en het lampje zou weer blauw moeten worden. Zet anders de motor af. Laat de
koelvloeistof afkoelen voordat u de temperatuur controleert.
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
START&STOP-SYSTEEM INSCHAKELEN
Raadpleeg het hoofdstuk "Start&Stop-systeem".
STORING/UITSCHAKELING START&STOP-SYSTEEM
Raadpleeg het hoofdstuk "Start&Stop-systeem".
CRUISE-CONTROL/SPEED LIMITER
Raadpleeg de paragrafen "Cruise-control" (Snelheidsregelaar) en "Speed Limiter".
STORING TPMS-SYSTEEM/LAGE BANDENSPANNING
Zie paragraaf “TPMS – TYRE PRESSURE MONITORING SYSTEM” in het hoofdstuk “Veiligheid”
GRIPREGELING
Zie paragraaf “TPMS – Actieve veiligheidssystemen” in het hoofdstuk “Veiligheid”.
85