open de brandstofklep A fig. 116 en
draai de dop C fig. 116 van de
UREUM-vulopening los en verwijder
deze;
schroef de bijvulfles met AdBlue
(UREUM) in de vulopening totdat die
niet verder kan (fig. 117, ref. 1);
druk de flesbodem naar de
vulopening om de veiligheidsklep van
de fles te ontgrendelen en met bijvullen
te beginnen (fig. 117 ref. 2);
indien het AdBlue-niveau in de fles
tijdens het bijvullen niet daalt, is het
reservoir gevuld; trek de fles naar u toe
om de veiligheidsklep weer te
vergrendelen en draai de fles van de
vulopening (fig. 117, ref. 3);
na het verwijderen van de fles, de
dop C fig. 116 weer op de UREUM-
vulopening terugplaatsen en met de
klok mee helemaal vastdraaien;
draai de contactsleutel in de pal
starter in de stand AAN (niet nodig om
de motor te starten);
wacht tot de waarschuwing op het
instrumentenpaneel is uitgeschakeld
alvorens het voertuig te verplaatsen; het
waarschuwingslampje kan een paar
seconden tot een halve minuut blijven
branden. In het geval dat de motor
wordt gestart en het voertuig rijdt, zal
het waarschuwingslampje langere
tijd blijven branden, maar er is dan geen
sprake van problemen met de werking
van de motor.
Indien het bijvullen wordt gedaan
met een lege UREUM-tank, moet
u twee minuten wachten alvorens het
voertuig te starten.OpmerkingDe rijomstandigheden
(hoogte, snelheid van het voertuig,
gewicht, etc.) bepalen de hoeveelheid
UREUM die door het voertuig gebruikt.
Om het additief voor Diesel Emissie
(UREUM) correct te gebruiken, zie ook
"Vloeistoffen en smeermiddelen" in
de "Technische gegevens".
131)
BELANGRIJK
Bij overschrijding van de maximale
vulniveau van de UREUM tank, kan het
beschadiging van de tank en het
morsen UREUM veroorzaken. Vermijd
alsjeblieft het bijvullen na het vullen
van de tank.
HET MAXIMUM NIVEAU NIET
OVERSCHRIJDEN. De UREUM bevriest
onder -11 ° C. Hoewel het systeem is
ontworpen om te functioneren onder
het vriespunt van het UREUM, verdient
het aanbeveling de tank niet te vullen
boven het maximumniveau want de
installatie kan beschadigd raken als het
UREUM bevriest.
Als het UREUM wordt gemorst op
geverfde oppervlakken of aluminium,
onmiddellijk het gebied met water
schoonmaken en het gebruik
een absorberend materiaal om de
vloeistof die is gemorst op de grond te
verzamelen.
117F1A5005
134
STARTEN EN RIJDEN
ADDITIEF VOOR
DIESELEMISSIES
ADBLUE (UREUM)
Het voertuig is uitgerust met een
systeem voor Selectieve Katalytische
Reductie om te voldoen aan de strenge
normen voor Dieselemissies opgelegd
door het
Milieubeschermingsagentschap.
Het doel van het systeem voor
Selectieve Katalytische Reductie is de
stikstofoxiden niveaus uitgestoten door
motoren te verminderen; deze
elementen zijn schadelijk voor de
gezondheid en het milieu zelfs
bij minimale niveaus. Een kleine
hoeveelheid van een additief voor
Dieselemissies, AdBlue (UREUM),
wordt voorbij de katalysatoruitlaat
ingespoten, waar het, als het
een gasvorm aanneemt, de
stikstofoxiden, die smog veroorzaken,
omzet in eenvoudig stikstof en
waterdamp, twee natuurlijke
bestanddelen van de lucht die we
inademen. U kunt uw voertuig met een
gerust hart gebruiken in de wetenschap
dat u bijdraagt aan een schoner en
gezonder milieu voor toekomstige
generaties.Beschrijving van het
systeem
Het voertuig is uitgerust met een
UREUM-inspuitsysteem en een
katalysator voor Selectieve Katalytische
Reductie om te voldoen aan de
emissienormen.
Deze twee systemen zorgen ervoor dat
aan de vereisten voor dieselemissies
wordt voldaan en dat het lage
brandstofverbruik, de bestuurbaarheid,
het koppel en het vermogen behouden
blijven.
Raadpleeg voor de systeemberichten
en -waarschuwingen de paragraaf
"Waarschuwingslampjes en -berichten"
in het hoofdstuk "Kennismaking met
het instrumentenpaneel".
Opmerkingen
Wanneer u het voertuig stopt, zou u
een duidelijk klikgeluid onder het
voertuig uit kunnen horen komen, dat
afkomstig is van het UREUM-
inspuitsysteem. Dit is normaal.
De pomp van het UREUM-
inspuitsysteem blijft korte tijd nadat de
motor is afgezet werken om het circuit
te ontluchten. Dit is normaal en u kunt
het geluid nog van onder het voertuig
horen komen.
VERSIE MET
AARDGASSYSTEEM
(Natural Power)
37) 38)
INLEIDING
De "Natural Power"-versie van de Fiat
Ducato heeft twee brandstofsystemen,
een primair systeem op aardgas
(methaan) en een noodsysteem op
benzine.
AARDGASCILINDERS
De auto is uitgerust met vijf cilinders
(totale inhoud ongeveer 218 liter) die
zich onder de vloer van het voertuig
bevinden en die beschermd zijn met
twee speciale afschermingen. De
cilinders vormen de tank die aardgas in
gecomprimeerde gasvormige staat
bevat (nominaal 200 bar bij 15 °C). Het
aardgas, onder hogedruk opgeslagen
in de cilinders, stroomt via een speciale
pijp naar de eenheid voor
drukregeling/-verlaging die de 4
aardgasinjectoren op lagedruk
(ongeveer 6 bar) van brandstof voorziet.
138
STARTEN EN RIJDEN
BELANGRIJK
39)Al deze limieten moeten in acht worden
genomen en MOGEN NOOIT
OVERSCHREDEN worden. Controleer met
name of de maximaal toegestane
gewichten op de voor- en achteras nooit
worden overschreden wanneer de lading
op het voertuig wordt geplaatst (vooral als
het voertuig van een specifiek
uitrustingsniveau is voorzien).
BRANDSTOF-
BESPARING
ALGEMENE INFORMATIE
Hier volgt een overzicht van de
voornaamste factoren die het
brandstofverbruik vergroten.
Onderhoud van de auto
Banden
Overbodige bagage
Imperiaal/skidrager
Elektrische apparatuur
Klimaatregeling
Aerodynamische accessoires
RIJSTIJL
Hier volgt een overzicht van de
voornaamste rijstijlen die het
brandstofverbruik vergroten.
Starten
Laat de motor niet warmdraaien bij
stilstaande auto, noch met stationair
toerental noch met een hoog toerental:
zo warmt de motor veel langzamer
op en nemen het verbruik en de
uitstoot van uitlaatgassen toe.Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in wanneer u
stilstaat voor een stoplicht of voordat
de motor wordt afgezet.
Keuze van de versnellingen
Ook het oneigenlijk gebruik van een
hoge versnelling doet het verbruik en
de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen toenemen en veroorzaakt
motorslijtage.
Topsnelheid
Bij een hogere snelheid neemt het
brandstofverbruik fors toe.
Acceleratie
Bruusk optrekken kost veel brandstof
en verhoogt de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen: geef geleidelijk aan
gas.
GEBRUIKSOM-
STANDIGHEDEN
Hier volgt een overzicht van de
voornaamste gebruikscondities die het
brandstofverbruik vergroten.
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud
starten kan de motor niet de optimale
bedrijfstemperatuur bereiken.
141
Verkeerssituatie en conditie van het
wegdek
Op drukke wegen, bijvoorbeeld bij
filerijden waarbij vooral lage
versnellingen worden gebruikt, of in de
stad waar zich veel verkeerslichten
bevinden, zal het brandstofverbruik
aanmerkelijk hoger zijn. Bochtige
trajecten over bergwegen en een slecht
wegdek verhogen eveneens het
brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Bij langdurig stilstaan (bijv.
spoorwegovergangen) is het raadzaam
de motor af te zetten.EEN AANHANGER
TREKKEN
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
Voor het trekken van aanhangers of
caravans moet het voertuig zijn
voorzien van een goedgekeurde
trekhaak en een geschikte elektrische
installatie. De trekhaak moet door
gespecialiseerd personeel worden
gemonteerd. Het gespecialiseerde
personeel moet ook de handleiding
voor het rijden met een aanhanger
overhandigen.
Monteer eventuele speciale en/of extra
buitenspiegels conform de
wegenverkeerswetgeving.
Vergeet niet dat het klimvermogen van
de auto door het gewicht van een
aanhanger wordt gereduceerd. Ook de
remweg wordt langer en er is meer
tijd nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in bij een
helling omlaag om een continu gebruik
van de rem te voorkomen.Op de trekhaak rust het gewicht van de
aanhanger waardoor het laadvermogen
van het voertuig proportioneel wordt
gereduceerd. Om er zeker van te zijn
dat het maximum toelaatbaar
getrokken gewicht (op de
typegoedkeuring vermeld) niet wordt
overschreden, dient men in acht te
nemen dat deze waarde betrekking
heeft op het toelaatbare gewicht van
een volgeladen aanhangwagen,
inclusief accessoires en bagage.
Neem de snelheidsbeperkingen van het
land waar u bent voor auto’s met
aanhanger in acht. Rijd in geen geval
harder dan 100 km/h.
Monteer bij voorkeur een geschikte
stabilisator op de trekstang.
Bij voertuigen uitgerust met
parkeersensoren kunnen er, na
montage van de trekhaak
storingsmeldingen weergegeven
worden, aangezien sommige
onderdelen (trekstang, kogelkop van de
trekhaak) zich binnen het detectiebereik
van de sensor kunnen bevinden. In
dat geval moet het detectiebereik
gewijzigd worden of moet de functie
parkeerhulp uitgeschakeld worden.
142
STARTEN EN RIJDEN
Verzeker u ervan dat bij voertuigen met
"Comfort-matic" de versnellingsbak in
de vrijstand staat (N) (door te
controleren of het voertuig door te
duwen verplaatst kan worden) en ga
vervolgens te werk zoals bij een
voertuig met handgeschakelde
versnellingsbak. Sleep de auto niet als
de versnellingsbak niet in de vrijstand
kan worden gezet en neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
136) 137)
MONTAGE VAN DE
TREKHAAK
Laat de trekhaak door gespecialiseerde
monteurs aan de carrosserie monteren,
in overeenstemming met de extra
en/of aanvullende aanwijzingen van de
fabrikant van de trekhaak.
De trekhaak moet voldoen aan de
huidige richtlijn 94/20/EC en latere
wijzigingen.
Voor iedere versie moet een trekhaak
worden gebruikt die aangepast is
aan het maximale aanhangergewicht
van het voertuig waarop de trekhaak
wordt gemonteerd.Gebruik voor de elektrische aansluiting
een gestandaardiseerde
stekkerverbinding die op een speciale
beugel op de trekhaak kan worden
gemonteerd. Het voertuig moet ook
worden voorzien van een regeleenheid
voor de buitenverlichting van de
aanhanger. Gebruik voor de elektrische
aansluiting een 7- of 13-polige 12VDC
stekkerverbinding (CUNA/UNI- en
ISO/DIN-normen). Volg de aanwijzingen
van de fabrikant van het voertuig en/of
van de fabrikant van de trekhaak op.
Een elektrisch geregelde rem (of
elektrische lier, enz.) moet direct vanaf
de accu worden gevoed, met een kabel
met een diameter van minstens 2,5
mm
2.
BELANGRIJK Schakel de elektrisch
geregelde rem of lier alleen bij
draaiende motor in.
Naast de aansluitingen kan het
elektrische systeem van het voertuig
uitsluitend aangesloten worden op de
voedingskabel voor een elektrische rem
en op een kabel voor interne
verlichting van niet meer dan 15 W.
Voor de aansluitingen dient de daarvoor
bestemde regeleenheid te worden
gebruikt met een accukabel met een
doorsnede van minimaal 2,5 mm
2.BELANGRIJK De trekhaak doet de
lengte van het voertuig toenemen.
Indien een trekhaak op versies met
lange wielbasis wordt geïnstalleerd, kan
er alleen een afneembare trekhaak
geïnstalleerd worden vermits de limiet
van 6 meter voor de totale lengte van
het voertuig wordt overschreden.
Als er geen aanhanger aan de trekhaak
wordt gekoppeld, verwijder dan de
trekhaak van het frame zodat de
originele lengte van het voertuig niet
wordt overschreden.
BELANGRIJK Als de trekhaak
gemonteerd moet blijven, ook als er
geen aanhanger is, wordt geadviseerd
zich tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden om het systeem te laten
bijwerken, aangezien de trekhaak door
de middelste sensoren als een obstakel
gedetecteerd kan worden.
Installatieschema voor
bestelwagenversies fig. 121
Monteer de trekhaak op de punten die
zijn aangegeven met het symbool Ø
d.m.v. in totaal 6 M10x1,25-schroeven
en 4 M12-schroeven.
143
42)Om correcte werking van het systeem
te garanderen, periodiek alle vuilaanslag
verwijderen die zich op de kogelkop, de
trekstang en de montagepijp kan hebben
verzameld. De mechanische onderdelen
moeten op de aangegeven intervallen een
onderhoudsbeurt krijgen. Het slot mag
alleen behandeld worden met grafiet.
43)Smeer de koppelingen, de glijvlakken
en de kogels regelmatig met vet zonder
hars of olie. Smering vormt ook een betere
bescherming tegen corrosie.
44)Als het voertuig gewassen wordt met
waterstralen onder hoge druk, dan moet de
trekstang met kogelkop verwijderd worden
en moet de speciale dop gemonteerd
zijn. De trekstang met kogelkop mag nooit
behandeld worden met stoomstralen.
45)Bij de verwijderbare trekstang
met kogelkop worden twee sleutels
geleverd. Noteer het sleutelnummer op het
slot voor eventuele nabestelling en bewaar
het.LANGDURIGE
STILSTAND
Tref de volgende voorzorgsmaatregelen
als het voertuig langer dan een maand
niet gebruikt zal worden:
parkeer het voertuig in een
overdekte, droge en indien mogelijk
goed geventileerde ruimte;
schakel een versnelling in;
controleer of de handrem niet is
aangetrokken;
koppel de minpool van de accu los,
als de auto is uitgerust met een
"accu-cut-of"-functie (scheider), zie
voor de beschrijving van de werkwijze
de paragraaf "Bedieningselementen" in
"Dashboard en bedieningselementen";
maak de met lak gespoten delen
schoon en behandel ze met een
beschermende was;
reinig en bescherm de glanzende
metalen delen met speciale middelen
die in de handel verkrijgbaar zijn;
bestrooi de wisserrubbers van de
ruitenwissers en achterruitwisser met
talkpoeder en til ze van de ruit op;
zet de ruiten iets open;
dek het voertuig af met een doek of
een geperforeerde kunststof hoes.
Gebruik geen dichte plastic hoezen,
omdat het op de carrosserie aanwezige
vocht dan niet kan verdampen;
pomp de banden 0,5 bar boven de
voorgeschreven spanning op en
controleer de spanning met regelmatige
tussenpozen;
tap het koelsysteem van de motor
niet af.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust
met een alarmsysteem, moet dit met de
afstandsbediening worden
uitgeschakeld.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
contactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
149
PERIODIEKE
CONTROLES
Vóór een lange reis controleren en
eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofniveau;
controle en herstel van het additief
niveau voor AdBlue Diesel emissies
(UREUM) (voor bepaalde versies
/markten indien aanwezig);
vloeistofniveau ruitensproeier;
conditie en spanning banden;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
enz..);
werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor/achter.
Voor een goede werking en onderhoud
van het voertuig, is het raadzaam de
bovenstaande werkzaamheden
regelmatig uit te voeren (het is
raadzaam ongeveer elke 1000 km het
niveau van de motorolie te controleren
en elke 3000 km bij te vullen).
ZWAAR GEBRUIK
VAN DE AUTO
Als vooral een intensief gebruik van het
voertuig wordt gemaakt, zoals:
het trekken van aanhangers of
caravans;
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan 7-8
km) en bij buitentemperaturen onder
het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij
lage snelheden of als het voertuig lang
niet wordt gebruikt;
dienen de volgende controles vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven
in het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
slot van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen
smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat, brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(stofkappen - hoezen - bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
Herstel het additief niveau voor
AdBlue Diesel emissies (UREUN) (voor
versies/markten, indien van
toepassing), bij het aangaan van de
lamp of de melding op het
instrumentenpaneel;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen.
193
BELANGRIJK Reinig het filter met
perslucht, gebruik geen vloeistoffen of
oplosmiddelen. Omdat het luchtfilter
speciaal is ontworpen voor stoffige
omgevingen, is het raadzaam het filter
te laten vervangen door het Fiat
Servicenetwerk.ACCU
De auto is voorzien van een
onderhoudsarme accu: onder normale
gebruiksomstandigheden hoeft er
niet bijgevuld te worden met
gedestilleerd water.
De accu moet echter wel regelmatig
door het Fiat Servicenetwerk of door
gespecialiseerd personeel
gecontroleerd worden.
De accu bevindt zich in de
passagiersruimte, vóór de pedalen.
Verwijder het beschermdeksel voor
toegang tot de accu.
191) 192)
DE BATTERIJ
VERVANGEN
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties.
Als de accu vervangen wordt door een
accu met andere specificaties, dan
zijn de onderhoudsintervallen die in het
“Onderhoudsschema” van dit
hoofdstuk zijn vermeld, niet meer
geldig.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de accu voor het onderhoud.
193) 194)
54) 55)
5)
NUTTIG ADVIES OM DE
LEVENSDUUR VAN DE
ACCU TE VERLENGEN
Neem de volgende aanwijzingen in acht
om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen:
wanneer het voertuig wordt
geparkeerd, controleer dan of de
portieren, de motorkap en de
achterklep goed gesloten zijn. Hiermee
wordt voorkomen dat de
interieurverlichting blijft branden;
schakel de interieurverlichting uit: het
voertuig is in ieder geval uitgerust met
een systeem voor automatische
uitschakeling van de interieurverlichting;
houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, enz.) niet te lang
ingeschakeld wanneer de motor is
uitgezet;
maak voordat werkzaamheden aan
de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de betreffende
minpool los;
trek de accuklemmen stevig aan.
209