MOTOR STARTEN
Alvorens de motor te starten, de stoel,
achteruitkijkspiegels, buitenspiegels
instellen en de veiligheidsgordel correct
vastmaken.
Trap nooit het gaspedaal in om de
motor te starten.
Indien nodig, kunnen berichten met
aanwijzingen voor de startprocedure
weergegeven worden op het display.
PROCEDURE MOTOR
STARTEN
105) 106) 107) 108)
31) 32) 33) 34)
Versies met handgeschakelde
versnellingsbak
Ga als volgt te werk:
❒schakel de elektrische parkeerrem in
en zet de versnellingspook in de
vrijstand;
❒draai de contactsleutel naar MAR. Bij
Dieselversies gaat lampje
op het
instrumentenpaneel branden: wacht tot
het lampje uitgaat;
❒trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
❒draai de startinrichting naar AVV en
laat deze los zodra de motor start;❒als de motor niet binnen 10
seconden start, de startinrichting weer
naar STOP draaien en 10-15 seconden
wachten alvorens de startprocedure
te herhalen.
❒nadat de manoeuvre herhaald is, en
het probleem zich blijft voordoen,
contact opnemen met het Fiat
Servicenetwerk.
Versies met automatische
versnellingsbak
Ga als volgt te werk:
❒schakel de elektrische parkeerrem in
en zet de versnellingspook in P
(Parkeren) of N (Vrijstand);
❒trap het rempedaal volledig in zonder
het gaspedaal aan te raken;
❒draai de startinrichting naar AVV;
❒als de motor niet start, de
startinrichting weer naar STOP draaien
en 10-15 seconden wachten alvorens
de startprocedure te herhalen;
❒nadat de manoeuvre herhaald is, en
het probleem zich blijft voordoen,
contact opnemen met het Fiat
Servicenetwerk.
STARTPROBLEMEN
De motor starten als de batterij van
de elektronische sleutel (Keyless
Go) leeg is
Als de startinrichting niet reageert
wanneer de betreffende knop wordt
ingedrukt, kan de batterij van de
elektronische sleutel leeg zijn. Daarom
herkent het systeem de aanwezigheid
van de elektronische sleutel aan boord
van het voertuig niet en wordt er een
speciaal bericht weergegeven. Leg
in dat geval de ronde kant van de
elektronische sleutel (de kant tegenover
de metalen baard) op de startinrichting
en druk met de elektronische sleutel
op de knop. Op die manier wordt
de startinrichting geactiveerd en kan de
motor gestart worden.
BELANGRIJK
105)Probeer de motor niet te starten door
brandstof of andere brandbare vloeistof
in de luchtinlaat van het gasklephuis te
gieten: dit kan de motor beschadigen en
mensen in de buurt verwonden.
106)Het is gevaarlijk om de motor te laten
lopen in afgesloten ruimtes. De motor
verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en andere
giftige gassen.
116
STARTEN EN RIJDEN
❒moet om de versnellingspook van
stand N in stand D te zetten, het
rempedaal worden ingetrapt.
In geval van storing of als de accu leeg
is, blijft de versnellingspook vergrendeld
in stand P. Raadpleeg paragraaf
"Automatische versnellingsbak
- versnellingspook ontgrendelen" in het
hoofdstuk "Noodgevallen", om de
versnellingspook handmatig te
ontgrendelen.
UITSCHAKELING
VOERTUIG
Versies uitgerust met het Keyless
Go-systeem: voor deze functie moet
de versnellingspook in stand P
(Parkeren) gezet worden voordat de
startinrichting naar STOP gedraaid
wordt.
Versies uitgerust met sleutel met
afstandsbediening: voor deze functie
moet de versnellingspook in stand P
(Parkeren) gezet worden voordat de
sleutel uit de startinrichting wordt
genomen.
Als de accu van het voertuig leeg is en
de contactsleutel is ingebracht, is de
sleutel in het contactslot geblokkeerd.
Zie de paragraaf "Automatische
versnellingsbak - contactsleutel
verwijderen" in het hoofdstuk
"Noodgevallen", om de sleutel
handmatig te verwijderen.
WERKING "RECOVERY"(waar aanwezig)
De werking van de versnellingsbak
wordt continu bewaakt om elke
eventuele storing te detecteren. Als er
een omstandigheid wordt gedetecteerd
die tot schade aan de versnellingsbak
zou kunnen leiden, wordt de functie
"recovery" geactiveerd.
In deze toestand blijft de
versnellingsbak in de 4e versnelling
staan, onafhankelijk van de
geselecteerde versnelling.
Standen P (Parkeren), R
(Achteruitversnelling) en N (Vrijstand)
werken nog. Symbool
kan op het
display gaan branden.
In het geval van "recovery" werking
onmiddellijk contact opnemen met de
dichtstbijzijnde werkplaats van de
Fiat Servicenetwerk.
Tijdelijke storing
In het geval van een tijdelijke storing,
kan de correcte werking van de
versnellingsbak voor alle
vooruitversnellingen hersteld worden
door als volgt te werk te gaan:
❒breng het voertuig tot stilstand;
❒zet de versnellingspook in P
(Parkeren).
❒zet de startinrichting in STOP;❒wacht ongeveer 10 seconden, start
daarna de motor weer;
❒selecteer de gewenste versnelling: de
correcte werking van de
versnellingsbak zou hersteld moeten
zijn.
BELANGRIJK In het geval van een
tijdelijke storing wordt toch geadviseerd
zo spoedig mogelijk contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
113)Gebruik de stand P (Parkeren) nooit in
plaats van de elektrische parkeerrem.
Schakel de elektrische parkeerrem altijd in
als het voertuig geparkeerd wordt, om
onverwachte beweging van het voertuig te
voorkomen.
114)Als de stand P (Parkeren) niet is
ingeschakeld, zou het voertuig kunnen
bewegen en letsel kunnen veroorzaken.
Zorg ervoor dat de versnellingspook in
stand P staat en dat de elektrische
parkeerrem is ingeschakeld, voordat u het
voertuig verlaat.
115)Schakel de versnellingspook niet naar
N (Vrijstand) en zet de motor niet af
wanneer heuvelafwaarts wordt gereden.
Deze manier van rijden is gevaarlijk en
beperkt de mogelijkheid om in te grijpen in
geval van wijziging van de verkeerssituatie
of het wegdek. U loopt het risico de
controle over het voertuig te verliezen en
ongevallen te veroorzaken.
124
STARTEN EN RIJDEN
UITSCHAKELING
VOERTUIG
Versies uitgerust met het Keyless
Go-systeem: voor deze functie moet
de versnellingspook in stand P
(Parkeren) gezet worden voordat de
startinrichting naar STOP gedraaid
wordt.
Versies uitgerust met sleutel zonder
afstandsbediening: voor deze functie
moet de versnellingspook in stand P
(Parkeren) gezet worden voordat de
sleutel uit de startinrichting wordt
genomen.
Als de accu van het voertuig leeg is en
de contactsleutel is ingebracht, is de
sleutel in het contactslot geblokkeerd.
Zie de paragraaf "Automatische
versnellingsbak met dubbele koppeling
- contactsleutel verwijderen" in het
hoofdstuk "Noodgevallen", om de
sleutel handmatig te verwijderen.
"HERSTELFUNCTIES"
In geval van een defecte
versnellingspook, zou het display van
het instrumentenpaneel een
bijbehorend bericht weer kunnen
geven, waarin de bestuurder wordt
aanbevolen te blijven rijden zonder de
pook in stand P te zetten.In dit geval blijft de versnellingsbak zelfs
in de vooruitversnelling staan (met
beperkte prestaties), als de hendel op R
of N wordt gezet.
Als de hendel eenmaal op P is gezet, of
het voertuig is uitgeschakeld, is het
niet meer mogelijk R of de
vooruitversnellingen te selecteren.
Neem in dat geval contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
117)Gebruik de stand P (Parkeren) nooit in
plaats van de elektrische parkeerrem.
Schakel de elektrische parkeerrem altijd in
als het voertuig geparkeerd wordt, om
onverwachte beweging van het voertuig te
voorkomen.
118)Als de stand P (Parkeren) niet is
ingeschakeld, zou het voertuig kunnen
bewegen en letsel kunnen veroorzaken.
Zorg ervoor dat de versnellingspook in
stand P staat en dat de elektrische
parkeerrem is ingeschakeld, voordat u het
voertuig verlaat.
119)Schakel de versnellingspook niet naar
N (Vrijstand) en zet de motor niet af
wanneer heuvelafwaarts wordt gereden.
Deze manier van rijden is gevaarlijk en
beperkt de mogelijkheid om in te grijpen in
geval van wijziging van de verkeerssituatie
of het wegdek. U loopt het risico de
controle over het voertuig te verliezen en
ongevallen te veroorzaken.120)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter. Verwijder altijd de
contactsleutel als de auto wordt verlaten
en neem de sleutel mee.
BELANGRIJK
41)Zet de startinrichting in de stand MAR
en trap het rempedaal in, voordat u de
versnellingspook uit stand P (parkeren) zet.
Anders kan de versnellingspook
beschadigen.
42)Schakel altijd de handrem in als de
auto op een helling staat, VOORDAT u de
versnellingspook in P zet.
43)Schakel de achteruitversnelling
uitsluitend in als de auto stilstaat, de motor
op stationair toerental draait en het
gaspedaal volledig losgelaten is.
44)Door onjuist gebruik van de peddels
(peddels naar het dashboard geduwd)
kunnen de peddels afbreken.
128
STARTEN EN RIJDEN
Gebruik van het voertuig onder
zware omstandigheden
(geprogrammeerd
onderhoudsschema) .................... 185
Geprogrammeerd onderhoud......... 174
Geprogrammeerd
onderhoudsschema ............. 175-179
Gewichten...................................... 213
Gordelspanners ............................. 93
– Krachtbegrenzers ...................... 93
Grootlicht ....................................... 27
GSI (Gear Shift Indicator) ................ 48
Handbediende klimaatregeling ...... 34
Handgeschakelde
versnellingsbak ............................ 120
Herconfigureerbare laadvloer.......... 43
Het voertuig opkrikken ................... 200
HHC (systeem) ............................... 76
Hoofdairbag ................................... 112
Hoofdmenu .................................... 49
Hoofdsteunen ................................ 22
Hoogteregeling koplampen ............ 28
Identificatiegegevens
– chassisnummer ......................... 206
– motorcode ................................ 206
– VIN-plaatje ................................ 206
Interieur (reiniging) .......................... 203
Interieurverlichting .......................... 29
i-Size kinderzitjes ........................... 102
ISOFIX-kinderzitje (montage) .......... 99iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System) ...................... 86
Kentekenverlichting (lamp
vervangen) ................................... 153
Keyless Entry (systeem).................. 16
Kinderslot....................................... 18
Kinderzitjes .................................... 95
Kleurendisplay................................ 47
Klimaatregeling............................... 34
Koplampen (reiniging) ..................... 202
Lakwerk (reiniging en
onderhoud) .................................. 201
Lamp buitenverlichting
vervangen .................................... 151
Lampen
– typen lampen ............................ 149
Lampjes en meldingen ................... 51
Lane Assist systeem ...................... 137
Lichtschakelaar .............................. 25
Mistachterlicht .............................. 26
Mistlampen (lamp vervangen) ......... 152
Mistlampen .................................... 26
Mood Selector ............................... 133
Motorkap ....................................... 41
Motor ............................................. 207
– code ......................................... 206
– niveau motorkoelvloeistof .......... 192
Motorolie
– niveau controleren ..................... 192
– verbruik ..................................... 192Motorruimte ................................... 186
Motorruimte (uitspuiten).................. 202
Motor starten ................................. 116
Niveaus controleren ...................... 186
Noodstart....................................... 165
Onderhoudsprocedures ................ 196
Park Assist (systeem) .................... 135
Parkeerlichten ................................ 26
PBA (systeem) ............................... 75
Periodieke controles
(geprogrammeerd
onderhoudsschema) .................... 185
Plafondverlichting voor ................... 29
Portieren ........................................ 16
Prestaties (topsnelheid) .................. 224
RCP-systeem ............................... 80
Regensensor.................................. 30
Remlichten (lamp vervangen).......... 152
Remmen
– remvloeistofniveau ..................... 192
Richtingaanwijzers achter (lamp
vervangen) ................................... 152
Richtingaanwijzers ......................... 28
Richtingaanwijzers zijkant (lamp
vervangen) ................................... 152
Richtlijnen voor de behandeling
van het voertuig aan het einde
van de levensduur ........................ 228
Rijbaanwissel ................................. 28
Rijhulpsystemen ............................. 78