51
DS4_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Touchscreen
Dit systeem heeft de volgende functies:
- t oegang tot de configuratiemenu's van de
functies en de systemen van de auto,
-
t
oegang tot de menu's voor de instellingen
van het audiosysteem en de weergave,
-
b
ediening van het audiosysteem, de
telefoon en weergave van de bijbehorende
informatie,
-
w
eergave van de buitentemperatuur
(er wordt een blauwe sneeuwvlok
weergegeven bij kans op bevriezing/ijzel),
-
w
eergave van de informatie van de
boordcomputer.
Adviezen
Het scherm moet voelbaar worden aangeraakt,
met name bij bewegingen (door lijsten
bladeren, over de kaart scrollen enz.). Lichtjes
aanraken is niet voldoende.
Als u het scherm met meerdere vingers
aanraakt, worden de commando's niet
uitgevoerd.
Deze technologie werkt bij elke temperatuur en
werkt ook wanneer u handschoenen draagt.
Houd geen puntige voorwerpen tegen het
touchscreen.
Raak het touchscreen niet aan met vochtige
vingers.
Gebruik een schone en zachte doek om het
touchscreen te reinigen.
Algemene werking
Principes
Druk op de toetsen die op het touchscreen worden
weergegeven.
Elk menu wordt op één pagina of op twee pagina's
(hoofdpagina en secundaire pagina) weergegeven.
Uit veiligheidsoverwegingen moet
de bestuurder handelingen die
veel aandacht vergen altijd bij
stilstaande auto uitvoeren.
Bepaalde functies zijn niet beschikbaar
als de auto rijdt.
En bovendien, volgens uitvoering:
-
g
rafische weergave van de parkeerhulp,
-
b
ediening van het navigatiesysteem en
de internetdiensten en weergave van de
bijbehorende informatie. Als gedurende enkele seconden geen
handelingen op de secundaire pagina
worden uitgevoerd, wordt automatisch
de hoofdpagina weer weergegeven.
Gebruik de toets "
Opties" om de secundaire
pagina te openen.
Gebruik deze toets om toegang te
krijgen tot extra informatie en de
instellingen van bepaalde functies.
Gebruik deze toets om uw keuze te
bevestigen.
Gebruik deze toets om de pagina te verlaten
of om terug te gaan naar de hoofdpagina.
01
Instrumentenpaneel
55
DS4_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Datum en tijd instellen
F Selecteer het menu "Instellingen".
F
D
ruk op de secundaire pagina op " Tijd/
datum ". F
Sel ecteer "Tijd instellen " of "Datum
instellen ". F
W ijzig de instellingen met behulp van het
numerieke toetsenbord en bevestig uw
keuzes.
F
D
ruk op "Bevestigen " om de instellingen
op te slaan en het menu te verlaten.
Als u tijdens het instellen van de tijd
de optie " Satelliet synchroniseren "
selecteert, wordt de tijd automatisch
ingesteld op de via de satelliet
ontvangen tijd.
01
Instrumentenpaneel
DS4_nl_Chap05_securite_ed01-2016
DS4_nl_Chap05_securite_ed01-2016
05
149
DS4_nl_Chap05_securite_ed01-2016
DS4_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Alarmknipperlichten
Lichtsignaal van de richtingaanwijzers om het
overige verkeer te waarschuwen in het geval
van file, pech, slepen of een ongeval.Automatisch inschakelen van
de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de
alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
Claxon
Systeem om uw medeweggebruikers met een
geluidssignaal te waarschuwen voor direct
g eva a r.
Maak geen overmatig gebruik van de
claxon en houd u bij het gebruik aan de
ter plaatse geldende wetten en regels.
F
D
ruk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet. F
D
ruk op het middelste gedeelte van het
stuurwiel met bedieningstoetsen.
05
Veiligheid
151
DS4_nl_Chap05_securite_ed01-2016
DS4_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Pechhulp met lokalisatiefunctie
Wanneer u uw auto buiten het netwerk
van het Merk hebt gekocht, raden
wij u aan de aanwezigheid van deze
diensten bij het netwerk te laten
controleren en eventueel configureren.
In een meertalig land kunt u het
systeem laten configureren in de
officiële landstaal van uw voorkeur.
Om technische redenenen, zoals het
verbeteren van de telematicadiensten
aan de klant, behoudt de fabrikant zich
het recht voor om op elk willekeurig
moment het telematicasysteem in de
auto te wijzigen.
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken,
wordt de aanvraag geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken
bericht.
Bij een storing in het systeem kan er
wel met de auto worden gereden.Werking van het systeem
Bij het aanzetten van het
contact gaat het groene lampje
3 seconden branden. Dit duidt
op een goede werking van het
systeem.
Het knipperen en vervolgens
doven van het oranje lampje duidt
op een storing in het systeem.
Als het oranje lampje blijft branden, moet de
noodbatterij worden vervangen.
In beide gevallen kan er mogelijk geen
noodoproep of pechhulpoproep worden
verstuurd.
Raadpleeg zo snel mogelijk een erkend
reparateur. Druk langer dan 2 seconden op
deze toets voor het aanvragen
van hulp bij het stranden van de
auto.
Een gesproken bericht bevestigt
dat de oproep is verstuurd**.
**
Afhankelijk van de geografische dekking van "Oproep
naar Urgence met lokalisering" en "Oproep naar
Assistance met lokalisering" en van de officiële
landstaal die door de eigenaar van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem beschikbaar is
en de lijst van beschikbare telematicadiensten kunt u
bij uw verkooppunt opvragen of op de internetsite voor
uw land bekijken.
Geolokalisatie
U kunt de geolokalisatie uitschakelen door
gelijktijdig op de toetsen "Noodoproep
met lokalisatiefunctie" en "Pechhulp met
lokalisatiefunctie" te drukken en vervolgens op
"Pechhulp met lokalisatiefunctie" te drukken om
te bevestigen.
Druk om de geolokalisatie weer in te
schakelen nogmaals gelijktijdig op de toetsen
"Noodoproep met lokalisatiefunctie" en
"Pechhulp met lokalisatiefunctie" en vervolgens
op "Pechhulp met lokalisatiefunctie" om te
bevestigen.
05
Veiligheid
153
DS4_nl_Chap05_securite_ed01-2016
DS4_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Bij een storing in dit systeem kan er
met de auto worden gereden.Wanneer u uw auto buiten het netwerk
van het Merk hebt gekocht, raden
wij u aan de aanwezigheid van deze
diensten bij het netwerk te laten
controleren en eventueel configureren.
In een meertalig land kunt u het
systeem laten configureren in de
officiële landstaal van uw voorkeur.
Om technische redenenen, zoals het
verbeteren van de telematicadiensten,
behoudt de fabrikant zich het recht
voor om op elk willekeurig moment
het telematicasysteem in de auto te
wijzigen.
Pechhulp met lokalisatiefunctie
Bij het aanzetten van het contact,
gaat het groene lampje 3 seconden
branden. Dit duidt op een goede
werking van het systeem.
Het rode lampje knippert en dooft
vervolgens: er is een storing in
het systeem.
Het rode lampje blijft branden: er
is een storing in het systeem.
Druk langer dan 2 seconden op
deze toets voor het aanvragen
van hulp bij het stranden van de
auto.
U kunt de geolokalisatie uitschakelen door gelijktijdig
op de toetsen "Noodoproep met lokalisatiefunctie"
en "Pechhulp met lokalisatiefunctie" te drukken
en vervolgens op "Appel d'Pechhulp met
lokalisatiefunctie" te drukken om te bevestigen.
Druk om de geolokalisatie weer in te
schakelen nogmaals gelijktijdig op de toetsen
"Noodoproep met lokalisatiefunctie" en
"Pechhulp met lokalisatiefunctie" en vervolgens
op "Pechhulp met lokalisatiefunctie" om te
bevestigen. Door deze toets meteen opnieuw in te drukken,
wordt de aanvraag geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken
bericht.
**
Afhankelijk van de geografische dekking van
"Pechhulp met lokalisatiefunctie" en "Noodoproep
met lokalisatiefunctie" en van de officiële landstaal
die door de eigenaar van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u bij uw verkooppunt
opvragen of op de internetsite voor uw land
bekijken.
Werking van het systeem
Het rode lampje knippert: de noodbatterij moet
worden vervangen. Het rode lampje blijft branden: de noodbatterij
moet worden vervangen. Voor alle landen uitgezonderd Rusland,
Wit-Rusland en Kazachstan.
Voor Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan.
In beide gevallen is het mogelijk dat de
Urgence-oproep of Assistance-oproep niet
meer werkt.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats. Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep
is verstuurd**.
Geolokalisatie
05
Veiligheid
155
DS4_nl_Chap05_securite_ed01-2016
DS4_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde
bedieningskracht minder wordt en dat de
effectiviteit van het remmen wordt vergroot.Trap het rempedaal bij een noodstop
zeer krachtig in en laat het pedaal niet
los.
Stabiliteitscontrolesystemen
Antislipregeling (ASR) en
dynamische stabiliteitscontrole
(ESP)
De antislipregeling verbetert de tractie van de
wielen om doorslippen te voorkomen, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven
wielen en op het motorkoppel.
De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in via
de remmen van één of meer wielen en via het
motorkoppel om de auto (binnen de grenzen
van de natuurkundige wetmatigheden) weer in
de juiste koers te brengen.
Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting. In dat geval gaat dit controlelampje
op het instrumentenpaneel
knipperen.
Intelligente Tractiecontrole
Afhankelijk van de uitvoering is uw auto uitgerust
met een systeem dat zorgt voor extra tractie op
besneeuwde wegen: intelligente tractiecontrole .
Deze functie signaleert situaties met weinig grip,
zoals wegrijden en voortbewegen van de auto
in verse en diepe sneeuw of over platgereden
sneeuw.
In dergelijke omstandigheden regelt de intelligente
tractiecontrole het doorslippen van de voorwielen
om voor een optimale grip te zorgen. Zo wordt de
aandrijving en de bestuurbaarheid verbeterd.
Onder gladde omstandigheden is het
raadzaam te rijden op winterbanden.
05
Veiligheid
157
DS4_nl_Chap05_securite_ed01-2016
DS4_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra
bescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen.
Bij een krachtige aanrijding zorgen de
pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt en bevordert
daarmee de veiligheid.
Omdoen
F Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
F
C
ontroleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F
H
oud de gordel vast ter wijl deze zich oprolt.
Controlelampje veiligheidsgordel losgemaakt/
niet vastgemaakt (op instrumentenpaneel)
Als het contact wordt aangezet, gaat dit
controlelampje branden om aan te geven
dat de bestuurder en/of voorpassagier zijn
gordel nog niet heeft vastgemaakt.
F Knijp de knop A in en schuif deze omlaag om het bevestigingspunt lager te plaatsen.
F
S
chuif de knop A omhoog om het
bevestigingspunt hoger te plaatsen. Als de snelheid hoger is dan 20
km/h, knippert
het controlelampje gedurende 2 minuten in
combinatie met een steeds sterker wordend
geluidssignaal. Na deze 2 minuten blijft het
controlelampje branden zolang de bestuurder
en/of voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt.
Hoogteverstelling
05
Veiligheid