START&STOP SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Het Stop/Start-systeem zet automatisch
de motor af wanneer de auto stilstaat en
start de motor zodra de bestuurder wil
wegrijden.
Dit verhoogt de efficiëntie van het
voertuig dankzij een beperking van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
BEDIENINGSWIJZE
Afzetten van de motor
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
OPMERKING De motor kan alleen
automatisch worden afgezet bij een
snelheid van meer dan 10 km/h, om
herhaaldelijk afzetten van de motor te
voorkomen wanneer erg traag wordt
gereden.
Het symbool
verschijnt op het display
wanneer de motor wordt afgezet.
De motor opnieuw starten
Trap het koppelingspedaal in om de
motor weer te starten.
HET SYSTEEM HANDMATIG
INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN
Druk op de knopop de tunnelconsole
fig. 65 om het systeem handmatig in of
uit te schakelen.
Start&Stopsysteem inschakelen
Er verschijnt een bericht op het display
wanneer het Start&Stopsysteem wordt
ingeschakeld. In deze toestand is de led
op de knop
gedoofd.
Start&Stopsysteem uitschakelen
Uitschakeling van het Start&Stop-
systeem wordt aangeduid door het
symbool
en een bericht op het display.
De led op de knop
gaat branden
wanneer het systeem wordt
uitgeschakeld.
GEMISTE AFZETOMSTANDIGHEDEN
VANDEMOTOR
Wanneer het systeem actief is, voor meer
comfort en veiligheid, en om de uitstoot
te beperken, wordt de motor in sommige
omgevingsomstandigheden,
motorcondities niet afgezet, met de
portieren niet gesloten en de
veiligheidsgordels niet vastgezet.
30)
VOORWAARDEN WAARONDER DE
MOTOR WEER GESTART WORDT
Bij ingeschakeld systeem wordt, om
redenen van comfort, emissiecontrole en
veiligheid, kan de motor automatisch
herstarten zonder actie door de
bestuurder, wanneer het voertuig en de
klimaatregeling zich in bepaalde
omstandigheden bevinden, zoals:
Wanneer een versnelling is ingeschakeld,
kan de motor alleen automatisch weer
worden gestart door het
koppelingspedaal helemaal in te trappen.
De start wordt aan de bestuurder gemeld
met een bericht en, voor bepaalde
versies/markten, gaat het symbool
op
de display knipperen.
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als het Start&Stop-systeem de motor
heeft afgezet en de bestuurder maakt
zijn veiligheidsgordel los en opent het
bestuurdersportier of het
passagiersportier, dan kan de motor
65A0K0613C
92
STARTEN EN RIJDEN
alleen opnieuw gestart worden met de
contactsleutel.
De bestuurder wordt op de hoogte
gebracht door een geluidssignaal, het
knipperen van het symbool
op de
display (en bij sommige versies verschijnt
ook een melding op de display).
"ENERGY SAVING" FUNCTIE(voor bepaalde versies/markten)
Als de bestuurder, na een automatische
start van de motor, gedurende enige tijd
(ongeveer 3 minuten) geen enkele
handeling uitvoert, dan schakelt het
Start&Stop-systeem de motor definitief
uit om brandstof te besparen. In
dergelijke gevallen kan de motor alleen
opnieuw gestart worden met de
contactsleutel.
OPMERKING De motor kan in elk geval
draaiende worden gehouden door het
Start&Stop-systeem uit te schakelen.
ONREGELMATIGE WERKING
Indien zich een storing voordoet, wordt
het Stop/Start-systeem uitgeschakeld.
De bestuurder wordt geïnformeerd over
de fout door het knipperen van het
symbool
. Bij bepaalde
versies/markten wordt er ook een
bericht op het display weergegeven.
Neem in dit geval contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
LANGDURIGE STILSTAND VAN DE AUTO
Als het voertuig enige tijd niet gebruikt
wordt (of als de accu wordt vervangen),
moet speciale aandacht besteed worden
aan het loskoppelen van de
stroomvoorziening van de accu.
100)
BELANGRIJK
30)Als een comfortabele temperatuur
prioritair is, dan kan het Stop/Start-systeem
worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.
BELANGRIJK
100)Als de accu vervangen moet worden,
neem dan altijd contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk. Vervang de accu
door een exemplaar van hetzelfde type
(HEAVY DUTY) en met dezelfde
specificaties.
CRUISE-CONTROL
(voor bepaalde versies/markten)
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem waarmee de gewenste
rijsnelheid gehandhaafd kan worden,
zonder het gaspedaal in te hoeven
trappen. Het systeem kan gebruikt
worden bij een snelheid van meer dan
30 km/h op lange, droge en rechte wegen
met weinig veranderingen in de
rijomstandigheden (bijv. snelwegen). Het
gebruik van de cruise-control wordt dus
niet aanbevolen op buitenwegen met
druk verkeer. Gebruik het systeem niet in
de stad.
93
BELANGRIJK
101)Als met actieve cruise-control wordt
gereden, mag de versnellingspook nooit in
de vrijstand worden gezet.
102)In geval van slechte werking of storing
van het systeem, contact opnemen met het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde versies/markten)
Deze sensoren bevinden zich in de
voorbumper en de achterbumper en
detecteren de aanwezigheid van
obstakels achter het voertuig en
waarschuwen de bestuurder met een
geluidssignaal.
INSCHAKELING
Versie met sensoren achter
Bij de versie met sensoren achter wordt
het systeem automatisch ingeschakeld
wanneer de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
Versie met sensoren voor en achter
Bij versies met sensoren voor en achter,
wordt het systeem ingeschakeld wanneer
de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld of de knop
wordt
ingedrukt.
Wanneer de achteruit wordt
uitgeschakeld, blijven de sensoren voor
en achter geactiveerd totdat een
snelheid van circa 15 km/h wordt
overschreden, om voltooiing van de
parkeermanoeuvre toe te staan.
De sensoren worden uitgeschakeld door
opnieuw op de knop
te drukken of
wanneer een snelheid van 15 km/h wordtoverschreden: de led in de knop is uit
wanneer het systeem niet actief is.
AANWIJZINGEN OP HET DISPLAY(voor bepaalde versies/markten)
Versie met sensoren achter
Bij het activeren van de sensoren
verschijnt de afbeelding van het voertuig
met achterafstandsstangen op het
"Herconfigureerbare multifunctionele
display".
Versie met sensoren voor en achter
Bij het activeren van de sensoren,
verschijnt de afbeelding van het voertuig
met voor- en achter afstandsstangen op
het "Herconfigureerbare
multifunctionele display".
Informatie over de aanwezigheid en de
afstand van obstakels wordt gegeven
door middel van een zoemer (volume van
de geluidswaarschuwing kan niet worden
aangepast) en een aanduiding op het
display.
Wanneer er meerdere obstakels zijn,
wordt het dichtstbijzijnde obstakel
weergegeven. Bij de versie met sensoren
voor en achter, wordt het dichtstbijzijnde
obstakel in de zone voor en achter de
auto weergegeven.
95
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER
Werking
Deze grijpt bij een botsing in en
veroorzaakt het volgende:
de afsluiting van de brandstoftoevoer
waarna de motor afslaat;
automatische ontgrendeling van de
portieren;
automatische inschakeling van de
interieurverlichting.
Wanneer het systeem in werking treedt,
verschijnt er een bericht op het display.
Controleer het voertuig zorgvuldig op
brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de
motorruimte, onder het voertuig of in de
buurt van de tank.
126)
Draai na een botsing de contactsleutel
naar STOP om te voorkomen dat de accu
leegloopt.
Ga als volgt te werk om de correcte
werking van de auto te herstellen:
draai de contactsleutel naar de stand
MAR;
schakel de richtingaanwijzer rechts in;
schakel de richtingaanwijzer rechts uit;
schakel de richtingaanwijzer links in;
schakel de richtingaanwijzer links uit;
schakel de richtingaanwijzer rechts in;
schakel de richtingaanwijzer rechts uit;
schakel de richtingaanwijzer links in;
schakel de richtingaanwijzer links uit;
contactsleutel op de stand OFF
gedraaid;
draai de contactsleutel naar de stand
MAR.
BELANGRIJK
126)Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of brandstoflekkage wordt
geconstateerd, dan mag het systeem niet
opnieuw ingeschakeld worden om brand te
voorkomen.
TCT VERSNELLINGSBAK -
CONTACTSLEUTEL
VERWIJDEREN
De contactsleutel kan alleen verwijderd
worden als de pook in stand P (parkeren)
staat.
Als de accu leeg is en de contactsleutel is
ingebracht, is de sleutel in het
contactslot geblokkeerd.
Ga als volgt te werk om de sleutel
handmatig te verwijderen:
trek de handrem aan;
dashboardzekeringen (om te
verwijderen, breng uw hand in de
behuizing 1 fig. 100 en breng klep
2 omlaag);
met de meegeleverde Allen sleutel (zie
fig. 101) schroef de bovenste schroeven
2 fig. 102 los en zet deksel 1 vast;
100A0K0527C
122
NOODGEVALLEN
TIPS, BEDIENING EN ALGEMENE
INFORMATIE
TIPS
Verkeersveiligheid
Zorg ervoor dat u weet hoe de
verschillende systeemfuncties gebruikt
moeten worden voordat u gaat rijden.
Lees de gebruiksaanwijzingen van het
systeem zorgvuldig door voordat u gaat
rijden.
146) 147)
Ontvangstomstandigheden
Tijdens het rijden veranderen de
ontvangstomstandigheden voortdurend.
De ontvangst kan gestoord worden door
de aanwezigheid van bergen, gebouwen
of bruggen, vooral wanneer u ver
verwijderd bent van de zender.
BELANGRIJK Het volume kan toenemen
wanneer verkeersinformatie of nieuws
wordt ontvangen.
Zorg en onderhoud
53) 54)
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht zodat het
systeem optimaal blijft werken:
gebruik nooit alcohol, benzine of
producten op petroleumbasis om het
scherm van het display te reinigen;
het display is gevoelig voor krassen,
vloeistoffen en reinigingsmiddelen. Het
display mag niet in contact komen metscherpe of harde voorwerpen die het
oppervlak ervan kunnen beschadigen.
Oefen tijdens het reinigen geen druk uit
op het display;
voorkom dat vloeistoffen in het
systeem komen: dit kan het systeem op
onherstelbare wijze beschadigen.
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Kijk alleen naar het scherm wanneer dit
nodig en veilig is. Als u langere tijd naar
het scherm moet kijken, ga dan de weg af
en parkeer op een veilige plek, zodat u
niet tijdens het rijden wordt afgeleid.
Stop onmiddellijk met het gebruik van
het systeem in geval van een storing.
Anders kan het systeem beschadigd
raken. Neem zo snel mogelijk contact op
met het Alfa Romeo Servicenetwerk om
het systeem te laten repareren.
BELANGRIJK
146)Volg onderstaande
veiligheidsvoorschriften, want anders
kunnen de inzittenden ernstig gewond raken
of kan het systeem beschadigd raken.
147)Als het volume te hoog staat, kan dat
gevaarlijk zijn. Stel het volume zo af dat
omgevingsgeluiden (bijv. claxons,
ambulances, politievoertuigen enz.) nog
hoorbaar zijn.
BELANGRIJK
53)Maak het glas van het voorpaneel en
display alleen schoon met een zachte,
schone, droge, anti-statische doek.
Reinigings- en polijstmiddelen kunnen het
oppervlak beschadigen. Gebruik nooit
alcohol, benzine en afgeleide producten.
54)Gebruik het display niet als basis voor
steunen met zuignappen of kleefmiddelen
voor externe navigatiesystemen,
smartphones of dergelijke apparaten.
182
MULTIMEDIA
OVERZICHTSTABEL BEDIENINGSELEMENTEN FRONTPANEEL
Toets Functies Modus
1–
Inschakelen Toets kort indrukken
Uitschakelen Toets kort indrukken
Volumeregeling Knop naar links/rechts draaien
2–
Volume in-/uitschakelen (Mute/Pauze) Toets kort indrukken
3–
CD uitwerpen Toets kort indrukken
4CD-sleuf –
5–
Display aan/uit Toets kort indrukken
6–
Selectie afsluiten/naar vorige scherm terugkeren Toets kort indrukken
7 –BROWSE ENTERLijst doorbladeren of op een radiostation afstemmen Knop naar links/rechts draaien
Op display weergegeven optie bevestigen Toets kort indrukken
8 - APPSToegang de aanvullende functies: (bijvoorbeeld,
weergave van Tijd, Kompas, Buitentemperatuur, Media
Radio enUconnect
™LIVE diensten, indien voorzien)Toets kort indrukken
9 – TELEFOONToegang tot de Telefoonmodus Toets kort indrukken
10 – INSTELLINGENToegang tot het menu met hoofdinstellingen Toets kort indrukken
11 – MEDIA
Bronselectie: CD, USB/iPod, AUX,
Bluetooth®Toets kort indrukken
12 –RADIOToegang tot de radio-modus Toets kort indrukken
184
MULTIMEDIA
SYSTEEM IN-/UITSCHAKELEN
Het systeem wordt in-/uitgeschakeld
door het indrukken van de
(ON/OFF)
toets/knop.
Draai de toets/knop respectievelijk
rechtsom/linksom om het radiovolume te
verhogen/verlagen.
RADIO (TUNER) MODUS
Druk op de RADIO-toets op het
voorpaneel om de radio in te schakelen.
Selecteer de golfband door te drukken op
de overeenkomende toets: “AM”, “FM” of
“DAB”.
Keuze golfband
Druk kort op de "AM/FM"-toets om over
te schakelen van AM naar FM en
andersom.
Als de DAB-tuner beschikbaar is, druk
dan kort op de "AM/FM", "AM/DAB",
"FM/DAB" toetsen om de gewenste
golfband te kiezen.
Aanwijzingen op het display
Nadat het gewenste radiostation is
gekozen, wordt de volgende informatie
op het display weergegeven:
Bovenaan: de lijst van opgeslagen
(voorkeuzes) radiostations wordt
weergegeven; het station dat momenteel
beluisterd wordt, is gemarkeerd.
In het midden: weergave van de naam
van het huidige radiostation en detoetsen om het vorige of het volgende
radiostation te selecteren.
Onderaan:radiostationselectie,
radioband, afstelling, informatie over
nummers and audio-instellingen.
Selectie van het volgende/vorige
radiostation
Om het gewenste radiostation te zoeken,
draai aan de BROWSE ENTER knop, druk
op de
ofknoppen of gebruik
de stuurwielknoppen
.
Als tijdens het vooruit zoeken het
systeem het einde van de band bereikt,
zal het automatisch stoppen bij het
station waar het zoeken is gestart.
Snel vorige/volgende radiostation
zoeken
Houd de toetsen
ingedrukt om het snel zoeken te
starten: wanneer de toets wordt
losgelaten, hoort men het eerste
radiostation waarop afgestemd kan
worden.
De radio afstemmen (AM/FM)
Druk op de "Afstem." toets op het display
en geef de frequentie van het
radiostation in met het toetsenbord op
het display.
In deze modus kunnen de toetsen + en –
gebruikt worden voor de fijnafstelling
van de frequentie.
Om een onjuist nummer te wissen (en hetcorrecte nummer van het station in te
voeren) op de toets
(Wissen)
drukken.
Na het laatste cijfer van het station te
hebben ingevoerd, wordt het scherm
uitgeschakeld en stemt het systeem
automatisch op het gekozen station af
(het nummer van het radiostation wordt
in het tekstvak "Afstem." getoond).
Het scherm verdwijnt automatisch na
5 seconden of handmatig, door op de
toetsen "OK" of "X" te drukken.
Afsluiten van het scherm "Direct
afstem."
Druk op de toets "Afsluit." of "Radio" op
het display om naar het hoofdscherm van
het systeem terug te keren.
DAB-Radio
(voor bepaalde versies/markten)
Zodra de DAB-radiomodus is
geselecteerd, wordt op het display
informatie over het beluisterde station
getoond.
Selectie van het volgende/vorige
radiostation door:
aan de toets/knop BROWSE ENTER te
draaien;
kort drukken op de toetsen of
op het display;
Bedieningstoetsen op het stuurwiel
controleren
.
Houd de toetsen
187
of
of
ingedrukt om snel door de lijst van
stations te lopen.
De toets "Browse" wordt gebruikt om
het volgende te tonen:
de lijst van alle DAB-stations;
de lijst van de stations gefilterd op
"Genres";
de lijst van de stations gefilterd op
"Ensembles" (broadcastgroep).
Instelling van de voorkeuzes
De voorkeuzes zijn bij alle systeemmodi
beschikbaar en worden geactiveerd door
een van de voorkeuzetoetsen op het
bovenste gedeelte van het display aan te
raken.
Als op een radiostation is afgestemd dat
opgeslagen moet worden, druk dan op de
betreffende voorkeuzetoets en houd
deze ingedrukt totdat ter bevestiging
een geluidssignaal wordt afgegeven.
Het systeem kan maximaal
12 radiostations in elke modus opslaan:
er worden 3 radiostations in de bovenste
zone weergegeven.
Druk op de toets "Alle" op het display om
alle radiostations die in de gekozen
golfband zijn opgeslagen te tonen.
Audio
Druk op de toets INSTELLINGEN op het
frontpaneel om het menu "Audio" te
openen, blader door het menu, maak uwkeuze en druk vervolgens op de optie
"Audio" op het display.
Via het menu "Audio" kunnen de volgende
regelingen worden gemaakt:
"Equalizer" (voor bepaalde
versies/markten): om de bas, en de
instellingen voor lage, middelhoge en
hoge tonen aan te passen;
"Balance/Fade" (om audiobalans
rechts/links en voor/achter te regelen);
"Volume/Snelheid" (uitgezonderd
versies met hifi-systeem) automatische
snelheidsafhankelijke volumeregeling;
"Loudness" (voor bepaalde
versies/markten): verbetert de
audiokwaliteit bij lage volumes;
"Auto-On Radio": de opties van radio
aan, radio uit of herstel de toestand toen
de contactsleutel de laatste keer naar
STOP werd gedraaid.
"Radio Off Delay": houdt de radio een
bepaalde tijd ingeschakeld nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid.
MEDIA-MODUS
In dit hoofdstuk worden de manieren van
interactie beschreven voor CD,
Bluetooth®, AUX en USB/iPod.
Druk op de toets "Bron" om de gewenste
audiobron uit de beschikbare bronnen te
selecteren.Nummer wijzigen (volgende/vorige)
Druk kort op deknop of druk
op
het stuurwiel of anders draai de
BROWSE ENTER knop rechtsom om het
volgende nummer te spelen. Druk kort op
de toetsof druk
op het wiel of
anders draai de BROWSE ENTER knop
rechtsom om terug te gaan naar het begin
van het nummer of terug te gaan naar het
begin van het nummer of naar het begin
van het vorige nummer als deze minder
dan 8 seconden is afgespeeld.
Nummers snel vooruit-/terugspoelen
Houd de toetsingedrukt om het
gekozen nummer snel vooruit te spoelen
of de toetsom het nummer snel
achteruit te spoelen.
Nummer kiezen (Browse)
De keuzeopties hangen af van het
aangesloten apparaat of het ingebrachte
CD-type.
OPMERKING
Bluetooth®apparaten
bieden niet de mogelijkheid van bladeren
door de nummers met gebruik van
bovenstaande categorieën.
OPMERKING Deze toets kan voor
bepaalde
Apple®apparaten
uitgeschakeld zijn.
Druk op de toets "Browse" om deze
functie te activeren voor de bron die
afgespeeld wordt.
Draai aan de toets/knop BROWSE
188
MULTIMEDIA