Sleutels, portieren en ruiten33Elektrisch inklappen
Druk op n. Beide buitenspiegels
klappen nu in.
Druk nogmaals op n om de buiten‐
spiegels weer in hun oorspronkelijke
stand te zetten.
Als u een elektrisch ingeklapte spie‐
gel met de hand uitklapt, wordt door
het indrukken van n alleen de andere
spiegel elektrisch uitgeklapt.
Inklapbare spiegels met
afstandsbediening
Druk na het vergrendelen nogmaals
op e gedurende één seconde om de
spiegels in te klappen.
Druk na het ontgrendelen nogmaals
op c gedurende één seconde om de
spiegels uit te klappen.
Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Info-Display 3 113.
Persoonlijke instellingen 3 120.
De instellingen worden automatisch
opgeslagen voor de sleutel die wordt
gebruikt 3 22.
Verwarmde spiegels
Werkt door op b te drukken samen
met de achterruitverwarming. De LED in de toets licht op.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Sleutels, portieren en ruiten35Ruiten
Voorruit Voorruitstickers
Plak geen stickers, zoals bijvoorbeeld
tolvignetten, rondom de binnenspie‐
gel op de voorruit. Anders kunnen de detectiezone van de sensor en het
zichtveld van de camera in de spie‐ gelbehuizing kleiner worden.
Vervanging van voorruitVoorzichtig
Als de auto met een vooruitzicht‐
camera voor de bestuurderson‐
dersteuningssystemen uitgevoerd is, is het zeer belangrijk dat een
eventuele vervanging van de voor‐ ruit precies volgens de specifica‐
ties van Opel plaatsvindt. Anders
werken deze systemen wellicht
niet goed en bestaat het risico van
onverwacht gedrag en/of berich‐
ten van deze systemen.
Voorzichtig
Als de auto is uitgerust met een
head-updisplay, is het van groot belang dat de voorruit precies
conform de Opel specificaties
wordt vervangen. Anders werkt
het systeem mogelijk niet goed en is het beeld mogelijk onscherp.
Elektrisch bediende ruiten
9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Als er achterin kinderen zitten,
moet u de kinderbeveiliging van
de elektrische ruitbediening
inschakelen.
Ruiten tijdens het sluiten goed in
de gaten houden. Ervoor zorgen dat niets of niemand bekneld
raakt.
Schakel het contact in om de elek‐
trisch bediende ruiten te bedienen.
Behouden stroom uit 3 158.
Druk # van de betreffende ruit in
om de ruit te openen of trek eraan om
de ruit te sluiten.
Toets een beetje indrukken of uittrek‐
ken: ruit gaat omhoog of omlaag
zolang u de schakelaar bedient.
Knop zover mogelijk indrukken of
uittrekken en loslaten: ruit gaat auto‐
matisch omhoog of omlaag met geac‐
tiveerde beveiligingsfunctie. U stopt
de ruit door de schakelaar nogmaals
in dezelfde richting te bedienen.
Stoelen, veiligheidssystemen47Zijkussen
Stel de breedte van de rugleuning
naar wens af.
Druk op e om de breedte van de
rugleuning te verminderen.
Druk op d om de breedte van de
rugleuning te vergroten.
Geheugenfunctie voor elektrische
stoelverstelling
U kunt twee verschillende bestuur‐
dersstoelinstellingen opslaan.
Opgeslagen instellingen 3 22,
persoonlijke instellingen 3 120.
Geheugenpositie opslaan
● Verstel de bestuurdersstoel naar wens.
● Houd MEM en 1 of 2 tegelijkertijd
ingedrukt tot er een signaal klinkt.
Geheugenstanden opvragen
Houd 1 of 2 ingedrukt tot de opgesla‐
gen stoelpositie is bereikt. Als de
toets tijdens het bewegen van de
stoel wordt losgelaten, wordt het
opvragen geannuleerd.
Geheugenstanden automatisch
opvragen
Geheugenstanden worden toegewe‐
zen aan de bestuurder (1 of 2) die de
betreffende sleutel gebruikt en
worden bij het inschakelen van het
contact automatisch opgeroepen. Daarbij geeft een bericht op het Driver
Information Center met behulp van de gebruikte sleutel het bestuurders‐
nummer aan. Als het contact meer
dan die keer achter elkaar wordt inge‐
schakeld met dezelfde sleutel,
verschijnt het bericht niet meer totdat
er een andere sleutel wordt gebruikt.
U beëindigt het opvragen van de
standen door een van de knoppen
voor het geheugen of de elektrisch
verstelbare stoelen in te drukken.
Voorwaarde is wel dat Personalisatie
door bestuurder en Automatisch
oproepen geheugen zijn geactiveerd
in de persoonlijke instellingen op het Info-Display.
Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
48Stoelen, veiligheidssystemenSelecteer de betreffende instelling in
het menu Voertuig op het Info-
Display.
Info-Display 3 113.
Persoonlijke instellingen 3 120.
Uitstaphulp
Voor comfortabel uitstappen beweegt
de elektrisch verstelbare bestuur‐
dersstoel bij een stilstaande auto
naar achteren.
Schakel de uitstaphulp als volgt in:
● zet de keuzehendel in stand P
(automatische versnellingsbak)
● trek de handrem aan (handge‐ schakelde versnellingsbak)
● schakel het contact uit
● verwijder de sleutel uit het contact
● open het bestuurdersportier
Als het portier al open is, schakel dan
het contact uit om de uitstaphulp te
activeren.
U beëindigt de inname van de stand
door een van de knoppen voor het
geheugen of de elektrisch verstelbare stoelen in te drukken.Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
Selecteer de betreffende instelling in
het menu Voertuig op het Info-
Display.
Info-Display 3 113.
Persoonlijke instellingen 3 120.
Beveiligingsfunctie
Als de bestuurdersstoel in de bewe‐
ging op weerstand stuit, kan het
opvragen stoppen. Nadat u de belem‐
mering hebt verwijderd, houdt u de
geheugenstandtoets twee seconden
ingedrukt. Probeer de geheugen‐
stand weer op te vragen. Raadpleeg
een werkplaats als het opvragen niet werkt.
Overbelasting
Wordt de stoelverstelling elektrisch
overbelast, dan wordt de stroomvoor‐ ziening automatisch enige tijd onder‐
broken.Let op
Na een ongeluk waarin de airbags
zijn geactiveerd, worden de geheu‐
genfunctie van elke positieknop
uitgeschakeld.
Armsteun
Druk op de toets en klap de armsteun
omhoog. Onder de armsteun zitten
een opbergvak en een inductieve
oplader.
Inductief opladen 3 87.
Stoelen, veiligheidssystemen49Verwarming
Afhankelijk van de gewenste verwar‐
ming, ß van de desbetreffende stoel
een of meerdere malen indrukken. De
controlelamp in de toets geeft de status aan.
Langdurig gebruik van de hoogste
instelling wordt afgeraden voor perso‐ nen met een gevoelige huid.
De stoelverwarming wordt automa‐
tisch na 30 minuten automatisch van
het hoogste op het medium niveau
teruggezet.
De stoelverwarming werkt bij een
draaiende motor en tijdens een Auto‐
stop.
Stop/Start-systeem 3 160.
Automatische stoelverwarming Afhankelijk van de apparatuur, kunt u
de automatische stoelverwarming in
het menu met persoonlijke instellin‐
gen in het Info-Display inschakelen.
Persoonlijke instellingen 3 120.
Als deze optie is ingeschakeld,
worden de stoelen automatisch
verwarmd wanneer de motor wordt
gestart. De activering is gebaseerd
op verschillende parameters, zoals
de temperatuur in het interieur, de
intensiteit en stand van de zon, en de temperatuurinstelling van de elektro‐
nische klimaatregeling voor de
bestuurders- en passagierszijde.
Naarmate het interieur opwarmt,
wordt het verwarmingsniveau auto‐
matisch verlaagd tot de verwarming
uiteindelijk wordt uitgeschakeld. Het
verwarmingsniveau tijdens de auto‐
matische werking wordt door de
controlelampjes voor de stoelverwar‐
ming aangegeven.Als de passagiersstoel niet bezet is,
schakelt de automatische stoelver‐
warming de verwarming voor die stoel
niet in.
U kunt de stoelverwarmingstoetsen
op ieder willekeurig moment indruk‐
ken om de automatische stoelverwar‐ ming voor de betreffende stoel uit te
schakelen en de stoelverwarming
handmatig te bedienen.
Ventilatie
Instrumenten en bedieningsorganen79Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................80
Stuurwielverstelling ...................80
Stuurbedieningsknoppen ...........80
Verwarmd stuurwiel ...................81
Claxon ....................................... 81
Wis-/wasinstallatie voorruit ........81
Wis-/wasinstallatie achterruit .....83
Buitentemperatuur .....................84
Klok ........................................... 84
Elektrische aansluitingen ...........86
Inductief opladen .......................87
Asbakken ................................... 88
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................89
Instrumentengroep ....................89
Snelheidsmeter ......................... 94
Kilometerteller ........................... 95
Dagteller .................................... 95
Toerenteller ............................... 96
Brandstofmeter .......................... 96
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 97
Service-display .......................... 97
Controlelampen ......................... 98Richtingaanwijzer ......................98
Gordelverklikker ........................99
Airbag en gordelspanners .........99
Airbag-deactivering .................100
Laadsysteem ........................... 100
Storingsindicatielamp ..............100
Rem- en koppelingssysteem ...100
Elektrische handrem ................100
Elektrische handrem defect .....101
Antiblokkeersysteem (ABS) .....101
Schakelen ................................ 101
Afstand tot voorligger ..............101
Lane keep assist .....................101
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............102
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..102
Traction Control-systeem UIT . 102
Koelvloeistoftemperatuur .........102
Voorverwarming ......................102
AdBlue ..................................... 102
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 103
Motoroliedruk ........................... 103
Te laag brandstofpeil ...............103
Startbeveiliging ........................103
Rijverlichting ............................ 104
Grootlicht ................................. 104
Grootlichtassistentie ................104
LED-koplampen .......................104Mistlamp.................................. 104
Mistachterlicht ......................... 104
Cruise control .......................... 104
Adaptieve cruise control ..........104
Voorligger gedetecteerd ..........104
Voetgangersdetectie ...............105
Snelheidsbegrenzer ................105
Verkeersbordherkenning .........105
Portier open ............................. 105
Informatiedisplays ......................105
Driver Information Center ........105
Info-Display ............................. 113
Head-updisplay .......................115
Boordinformatie ......................... 118
Geluidssignalen .......................119
Batterijspanning .......................119
Persoonlijke instellingen ............120
Telematicaservice ......................124
OnStar ..................................... 124
Instrumenten en bedieningsorganen83
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.Regensensorfunctie kan worden
geactiveerd of gedeactiveerd in de
Persoonlijke instellingen.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Info-
Display.
Info-Display 3 113.
Persoonlijke instellingen 3 120.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit
gespoten en de ruitenwisser maakt een paar slagen.
Sproeiervloeistof 3 241.
Wis-/wasinstallatie
achterruit
Achterruitwisser
Verdraai de buitenste dop om de
achterruitwisser in te schakelen:
OFF:uitINT:onderbroken werkingON:continue werking
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
84Instrumenten en bedieningsorganenAls de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen in het menu Instellingen op het
Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 120.
Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt een paar slagen.
De achteruitsproeier wordt gedeacti‐
veerd wanneer het vloeistofpeil te
laag is.
Sproeiervloeistof 3 241.
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt
onmiddellijk aangeduid, een stij‐
gende temperatuur met enige vertra‐
ging.
De afbeelding laat een voorbeeld
zien.
Als de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd worden op het
Info-display weergegeven.
Info-Display 3 113.