Rijden en bediening123Stop/Start-systeem 3 116.
Keuzehendel
De keuzehendel altijd zover mogelijk
in de gewenste richting bewegen.
Let op
Houd de keuzehendel niet in een
tussengelegen stand. Bij het niet
geheel inschakelen van een versnel‐ ling kan er een storing ontstaan en
verschijnt er mogelijk een bericht op
het Driver Information Center.
Zet de keuzehendel weer in de
middelste stand. Na korte tijd
verschijnt N op het Driver Informa‐
tion Center en werkt het systeem
weer normaal.
Driver Information Center 3 90.
Na het selecteren van A/M, + of - en
het loslaten van de keuzehendel gaat de hendel automatisch terug naar de
middelste stand.N:neutrale stando:rijstandA/
M:wisselen tussen automatische
en handgeschakelde modus
In de automatische modus
staat er AUTO op het versnel‐
lingsbakdisplay.R:achteruitversnelling
Uitsluitend inschakelen als de
auto stilstaat. Bij inschakeling
van de achteruitversnelling
staat er "R" op het versnel‐
lingsbakdisplay.+:opschakelen naar een hogere
versnelling–:terugschakelen naar een
lagere versnellingVoorzichtig
Rijd bij voorkeur niet met de hand
voortdurend op de selectorhendel.
Wegrijden
Bij het starten van de motor het
rempedaal intrappen en de keuze‐
hendel naar + bewegen om de
eerste versnelling in te schakelen.
Schakel op of terug door de keuze‐
hendel op + of - te zetten.
U kunt versnellingen overslaan door
de schakelhendel herhaaldelijk met
korte tussenpozen te bewegen.
Bij het kiezen van een onjuiste
versnelling wordt de bestuurder
gewaarschuwd door een akoestisch
geluidssignaal in combinatie met een
bericht op het Driver Information
Center 3 90. Het systeem schakelt
automatisch terug naar de meest
geschikte versnelling.
Bij het selecteren van R wordt de
achteruitversnelling ingeschakeld.
Na het loslaten van het rempedaal
rijdt de auto langzaam weg. Om snel
128Rijden en bedieningTrap om minder kracht te hoeven
uitoefenen bij het aantrekken van
de handrem tegelijkertijd het
rempedaal in.
Bij aangetrokken handrem klinkt er
vanaf een bepaalde snelheid een
geluidssignaal.
Let op
Het volume van het geluidssignaal kan ook via het Driver Information
Center worden aangepast 3 90.
Controlelamp R 3 84.
Remassistentie Bij het snel en krachtig intrappen van
het rempedaal wordt automatisch met de maximale remkracht (noodstop)
geremd.
De druk op het rempedaal niet
verminderen, zolang er maximaal
geremd moet worden. Bij het loslaten
van het rempedaal wordt de
remkracht automatisch verminderd.
Hellingrem
Het systeem voorkomt onbedoeld
bewegen bij het wegrijden op hellin‐
gen.
Wanneer u het rempedaal loslaat
nadat u op een helling bent gestopt, blijft de rem nog gedurende
2 seconden ingeschakeld. De
remmen worden automatisch losge‐
zet zodra de auto optrekt of de vast‐
houdtijd van twee seconden is
verstreken.
Als controlelamp Z 3 85 onderweg
oplicht, is er een storing in de helling‐
rem. Afhankelijk van de versie kan er een bijbehorend waarschuwingsbe‐
richt, bijv. Hill holder niet beschikb. ,
op het Driver Information Center
verschijnen 3 90. De hulp van een
werkplaats inroepen om de storing te
laten verhelpen.
De hellingrem werkt niet tijdens een
Autostop.
Stop/Start-systeem 3 116.
144Verzorging van de auto
Veiligheidspal zijwaarts verplaatsen
en de motorkap openen.
Motorkapsteun vastzetten.
Als de motorkap wordt geopend
tijdens een Autostop, wordt de motor
om veiligheidsredenen automatisch herstart.
Stop/Start-systeem 3 116.
Sluiten Druk alvorens de motorkap te sluiten
de steun in de houder.
Laat de motorkap zakken en laat
deze vanaf een lage hoogte
(20-25 cm) in de grendel vallen.
Controleer of de motorkap vergren‐
deld is.Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Controleer het oliepeil ook regelmatig
manueel om schade aan de motor te voorkomen. Vergewis u ervan dat de
gebruikte olie de juiste specificatie
heeft. Aanbevolen olie en smeermid‐
delen 3 180.
Controlelampje motoroliepeil laag S
3 88.
Het maximale motorolieverbruik is 0,6 liter per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op
bedrijfstemperatuur zijn en minstens
vijf minuten uitgeschakeld zijn
geweest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot
aan de aanslag van de handgreep
weer insteken, opnieuw uittrekken en het motoroliepeil aflezen.
Peilstok tot aan de aanslag van de
handgreep insteken en een halve
slag draaien.
Let op
Afhankelijk van de motor worden er mogelijk verschillende oliepeilstok‐
ken gebruikt.
148Verzorging van de autoAccu
De accu bevindt zich in de motor‐
ruimte.
De accu van de auto is onderhouds‐
vrij als het rijgedrag zodanig is dat
deze voldoende wordt opgeladen. Bij korte ritten en veelvuldig starten kan
de accu ontladen raken. Vermijd het
gebruik van onnodige elektrische
verbruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan
vier weken achtereen stilstaat, kan de accu ontladen raken. Poolklem van
de minpool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
kelde ontsteking aansluiten en
loskoppelen.
Ontlaadbeveiliging van accu 3 105.
Accu vervangen Let op
Elke afwijking van de in deze para‐ graaf gegeven instructies kan leiden
tot een tijdelijke uitschakeling van
het stop-startsysteem.
Vervang bij auto's met een Stop/
Start-systeem de accu altijd door de
juiste accu. Het wordt geadviseerd de accu door een werkplaats te laten
vervangen.
Stop/Start-systeem 3 116.Accu opladen9 Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kan de
accu beschadigd raken.
9 Gevaar
Voor voldoende ventilatie zorgen
bij het opladen van de accu. Er bestaat gevaar voor ontploffing als gassen die tijdens het opladen
worden gevormd kunnen blijven hangen!
Starthulp gebruiken 3 172.
158Verzorging van de autoNr.StroomkringF09AchterdeurschakelaarF10ClaxonF14GrootlichtF15Hulpverwarming PTCIF19AirconditioningF20Verwarmbare achterruitF21BrandstofpompF30MistlampenF84CNG-systeemF85StekkerdozenF86Aansteker/Verwarmde stoelenF87Stop/Start-systeemF88Spiegelverwarming
Breng het deksel van de zekeringen‐
kast na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen weer aan.
Wanneer u het deksel van het zeke‐
ringenkastje niet goed sluit, kan een
storing optreden.
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
De zekeringhouder bevindt zich
achter een kap onder op het instru‐ mentenpaneel.
In auto's met stuurwiel links; aan de linkerkant van het instrumentenpa‐
neel of, bij auto's met stuurwiel rechts; aan de rechterkant van het instru‐
mentenpaneel.
Service en onderhoud179Service en
onderhoudAlgemene informatie ..................179
Service-informatie ...................179
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............180
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................180Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide en actuele service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Service-display 3 78.
Motoraanduiding 3 183.
Europese service-intervallen
Benzine- en CNG-motoren
Laat uw auto onderhouden om de
30.000 km of na twee jaar, wat het eerst van toepassing is.
Dieselmotoren
Tenzij anders vermeld op het Driver
Information Center moet aan de auto
om de 35.000 km, of na twee jaar, wat het eerst voorkomt, onderhoud
worden gepleegd 3 90.Bij een zwaardere belasting, bijv. bij
taxi's en politievoertuigen, geldt
wellicht een korter onderhoudsinter‐
val.
Service-display 3 78.
Internationale service-intervallen
Onderhoud van uw auto is nodig om
de 20.000 km of na één jaar, afhan‐
kelijk van wat zich het eerst voordoet,
tenzij anders aangegeven op het
service-display.
De internationale service-intervallen
gelden voor:
Albanië, Wit-Rusland, Bosnië-Herze‐
govina, Georgië, Macedonié, Molda‐
vië, Montenegro, Servië, Oekraïne.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐
standigheden als een of meer van de
volgende situaties vaak voorkomt-/
en: Koude starts, vaak stoppen en
optrekken, rijden met een aanhanger, rijden in de bergen, rijden op slechte
en rulle wegdekken, ernstige lucht‐
vervuiling, zand en veel stof in de
lucht, rijden op grote hoogtes en
aanzienlijke temperatuurwisselingen.
In deze zware omstandigheden
moeten bepaalde
200Stoelverstelling ........................7, 36
Stoelverwarming ........................... 39
Stop/Start-systeem .....................116
Stop-startsysteem......................... 89
Storing ....................................... 126
Storingsindicatielamp ..................83
Sturen ......................................... 114
Stuurbedieningsknoppen .............70
Stuurbekrachtigingsvloeistof ......146
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 70
Symbolen ....................................... 4
T Taal............................................... 90
Tanken ....................................... 136
Technische gegevens ................185
Te laag brandstofpeil ...................88
Temperatuur ................................. 90
Toerenteller ................................. 76
Tolwegstickers .............................. 31
Top-Tether .................................... 54
Traction Control .........................129
Transmissie .................................. 84
Trekken............................... 139, 174
Tripcomputer .......................... 90, 97
Typeplaatje ................................ 183
U Uitlaatgassen ............................. 120
Uitrol-brandstofafsluiter .............116Uitstapverlichting .......................105
Uittrekbare bagageruimte- afdekking ............................. 63, 68
Ultrasoonparkeerhulp ..........85, 132
USB-poort ..................................... 74
Uw autogegevens ..........................3
V
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 165
Vaste luchtroosters ....................111
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................44
Velgen en banden .....................161
Ventilatie ..................................... 106
Ventilatieopeningen ....................111
Vergrendelingssysteem ...............28
Versnellingsbak ........................... 16
Versnellingsbakdisplay ........79, 122
Verstelbare luchtroosters ........... 111
Verwarmde spiegels ....................30
Verwarming ................................. 39
Verwarmings- en ventilatiesysteem .................... 106
Verwerking van sloopauto .........143
Verzorging .................................. 175
Verzorging exterieur ..................175
Verzorging interieur ...................178
Voertuiggewicht .........................188
Voertuigidentificatienummer ......182Volume ......................................... 90
Voordat u wegrijdt ........................ 16
Voorruit ......................................... 31
Voorstoelen .................................. 35
Voorverwarming .......................... 86
W
Waarschuwing .............................. 96
Waarschuwingslichten ..................76
Werkzaamheden uitvoeren .......143
Wieldoppen ................................ 165
Wiel verwisselen ........................168
Winterbanden ............................ 161
Wis-/wasinstallatie .......................14
Wis-/wasinstallatie achterruit .......71
Wis-/wasinstallatie voorruit ..........71
Wisserblad vervangen ...............149
Z
Zekeringen ................................. 156 Zekeringenkast in motorruimte ..157
Zekeringenkast instrumentenpaneel ...............158
Zitplaatsen derde zitrij .................41
Zitplaatsen tweede zitrij ...............40
Zitrijen achterin ............................. 40
Zonnekleppen .............................. 33
Zijdelings airbagsysteem .............52
Zijmarkeringslichten...................... 99
Zijrichtingaanwijzers ..................153
Zijschuifdeur ................................. 25