Page 8 of 231
6Kort en bondigKort en bondigBasisinformatieAuto ontgrendelen
Druk op q
om de portieren en de
bagageruimte te ontgrendelen. Open de portieren door aan de handgrepen te trekken. Druk op de knop boven de
kentekenplaat om de achterklep te
openen.
Handzender 3 20, centrale vergren‐
deling 3 21, bagageruimte 3 23.
Stoelverstelling
Verstelling in de lengterichting
Aan handgreep trekken, stoel
verschuiven, handgreep loslaten.
Stoelpositie 3 35, stoelverstelling
3 36.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
Page 10 of 231
8Kort en bondigHoogte van
gehele stoel:gehele schakelaar
voor omhoog/
omlaag zettenRugleuning:bovenste gedeelte
van schakelaar
achter naar voren/
achteren zetten
Stoelpositie 3 35, Elektrische stoel‐
verstelling 3 38.
Hoofdsteunverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen en vastklikken.
Hoofdsteunen 3 34.
Veiligheidsgordel
Veiligheidsgordel afrollen en in
gordelslot vastklikken. De veiligheids‐ gordel mag niet gedraaid zitten en
moet strak tegen het lichaam aanlig‐
gen. De rugleuningen mogen niet te
ver naar achteren hellen (maximaal
ca. 25°).
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Stoelpositie 3 35, veiligheidsgor‐
dels 3 41, airbagsysteem 3 45.
Page 11 of 231
Kort en bondig9SpiegelverstellingBinnenspiegel
U verstelt de spiegel door het spie‐
gelhuis in de gewenste richting te
verplaatsen.
Binnenspiegel 3 29, automatisch
dimmende binnenspiegel 3 30.
Buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 28, elektri‐
sche verstelling 3 28, inklapbare
buitenspiegels 3 28, verwarmde
buitenspiegels 3 29.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 45, contactslot‐
standen 3 127.
Page 13 of 231

Kort en bondig111Zijdelingse luchtroosters ....122
2 Vaste uitstroomkanalen .....122
3 Grootlicht ............................ 108
Lichtsignaal ........................ 108
Richtingaanwijzers .............110
Omgevingsverlichting ......... 114
Parkeerlichten ....................111
Cruise control ....................... 92
4 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 74
Tripcomputer ...................... 102
5 Claxon .................................. 74
6 Instrumenten ........................ 80
Driver Information Center ...... 93
7 Voorruitwissers en
voorruitsproeiers,
koplampsproeiers ................. 75
Achterruitwisser en
achterruitsproeier .................768Info-Display .......................... 96
Check-Control, banden‐
spanningscontrolesysteem 187
Tripcomputer ...................... 102
9 Middelste luchtroosters ......122
10 Alarmknipperlichten ...........109
Parkeerhulp ........................ 151
Elektronische
stabiliteitsregeling ...............147
Systeem voor
gecontroleerde afdaling .....148
Status-LED voor diefstala‐
larmsysteem ......................... 25
Inklapbare buitenspiegels ....28
Zuinige stand ...................... 124
11 Infotainment-systeem ........... 10
12 Passagiersairbag .................48
13 Status-LED's voor
passagiersairbag voor .........50
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................43
14 Handschoenenkastje ...........5815Zekeringhouder ..................180
16 Verwarming en ventilatie ...116
17 Contactslot met stuurslot ...127
18 Gaspedaal ......................... 126
19 Bestuurdersairbag ...............48
20 Rempedaal ......................... 145
21 Koppelingspedaal ..............125
22 Stuurwiel instellen ................74
23 Motorkap ontgrendelen ......161
24 Munthouder .......................... 57
25 Kaarthouder ......................... 57
26 Lichtschakelaar ..................107
Automatisch dimlicht ..........108
Instrumentenverlichting ......112
Mistachterlicht ....................111
Mistlampen ......................... 110
Koplampverstelling ............108
Page 23 of 231

Sleutels, portieren en ruiten21Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en afstands‐
bediening openen. Batterij vervangen (batterijtype CR2032), let hierbij opde juiste plaatsing. Sluit de module.
Sleutel met vaste sleutelbaard Open de module met een kleine
schroevendraaier in de nok op het
deksel. Batterij vervangen (batterij‐
type CR2032), let hierbij op de juiste
plaatsing. Sluit de module.
Centrale vergrendeling
Ontgrendelt en vergrendelt portieren,
bagageruimte en tankklep.
Door aan de binnenste portierhand‐
greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch
ontgrendeld.
Ontgrendelen
q indrukken.
Let op
Als er binnen 5 minuten na het
ontgrendelen van de auto geen portier wordt geopend, wordt de
auto opnieuw vergrendeld (en wordt het anti-inbraakalarm opnieuw
geactiveerd).
Wanneer q wordt ingedrukt, licht het
instrumentenpaneel gedurende ong.
30 seconden op of totdat het contact‐
slot naar de stand ACC wordt
gedraaid.
Vergrendelen
Sluit de portieren, bagageruimte,
tankklep, motorkap, ruiten en het
zonnedak.
Page 36 of 231

34Stoelen, veiligheidssystemenStoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 34
Actieve hoofdsteunen ................35
Voorstoelen .................................. 35
Stoelpositie ................................ 35
Stoelverstelling .......................... 36
Rugleuning neerklappen ...........38
Elektrische stoelverstelling ........38
Armsteun ................................... 39
Verwarming ............................... 40
Achterbank ................................... 40
Zitplaatsen achterin ...................40
Armsteun ................................... 41
Veiligheidsgordels .......................41
Driepuntsgordel ......................... 43
Airbagsysteem ............................. 45
Frontaal airbagsysteem .............48
Zijdelings airbagsysteem ...........49
Gordijnairbagsysteem ...............50
Airbag deactiveren ....................50Kinderveiligheidssystemen ..........51
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 53
Isofix- kinderveiligheidssystemen ......56
Top-Tether-bevestigingsogen ..56Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de
bovenzijde van het hoofd. Is dit bij
zeer lange personen niet mogelijk,
dan de hoofdsteun in de hoogste
Page 37 of 231

Stoelen, veiligheidssystemen35stand zetten (bij zeer kleine personen
de hoofdsteun juist in de laagste
stand zetten).
Hoogteverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen en vastklikken.
Zet de hoofdsteun omhoog door
eraan te trekken. Zet de hoofdsteun
omlaag door er met ingedrukte
ontgrendelknop op te duwen.
Verwijderen
Steek geschikt gereedschap in het
smalle gat in de kant van de schuifbus zonder de ontgrendelknop en druk de
vergrendeling in. Ontgrendelknop op
de andere schuifbus indrukken en
hoofdsteun omhoog trekken.
Hoofdsteunen veilig opbergen in de
laadruimte.
Actieve hoofdsteunen
Bij een aanrijding van achteren kante‐ len de actieve hoofdsteunen automa‐
tisch naar voren. Op deze wijze wordt
het hoofd dusdanig gesteund dat het
risico van een whiplash afneemt.
Let op
Bevestig geen voorwerpen of
componenten die niet voor uw auto
zijn goedgekeurd aan de hoofdsteu‐ nen. Deze tasten de beschermende
werking van de hoofdsteunen aan
en kunnen bij krachtig remmen of bij
een ongeluk ongecontroleerd door
de auto slingeren.
Let op
Goedgekeurde accessoires mogen
alleen bevestigd worden als de stoel niet wordt gebruikt.Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden
verstellen, omdat ze ongecontro‐
leerd kunnen bewegen.
9 Waarschuwing
Nooit voorwerpen onder de stoe‐
len plaatsen.
Page 38 of 231

36Stoelen, veiligheidssystemen
● Met zitvlak zo ver mogelijk tegende rugleuning zitten. De afstand
tot de pedalen zo instellen dat de
benen bij het intrappen van de
pedalen licht gebogen zijn. De
passagiersstoel voor zo ver
mogelijk naar achteren schuiven.
● Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en
alle instrumenten goed kunt afle‐ zen. Tussen hoofd en dakframe
moet minstens een handbreed
tussenruimte zitten. Uw dijen
dienen licht op de zitting rusten,
zonder druk uit te oefenen.
● Met schouders zo ver mogelijk tegen de rugleuning zitten. Stel
de hoek van de rugleuning zo in
dat u het stuurwiel gemakkelijk
met licht gebogen armen kunt vastpakken. Bij het verdraaien
van het stuurwiel, contact blijven
houden tussen schouders en
rugleuning. De rugleuning niet te
ver laten achteroverhellen. De
aanbevolen hellingshoek
bedraagt maximaal ongeveer
25°.
● Stel de stoel en het stuur zodanig
op elkaar af dat wanneer uw pols bovenop het stuur rust, uw arm
volledig is gestrekt en uw schou‐
ders de rugleuning raken.
● Stuurwiel instellen 3 74.
● Hoofdsteun instellen 3 34.
● Hoogte veiligheidsgordel instel‐ len 3 43.
● Lendensteun zo instellen dat deze de natuurlijke vorm van de
wervelkolom ondersteunt.Stoelverstelling9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden
verstellen, omdat ze ongecontro‐
leerd kunnen bewegen.
Zorg bij het rijden dat de stoelen en
rugleuningen altijd vastgeklikt zijn.