Page 113 of 249

Verlichting111VerlichtingRijverlichting.............................. 111
Lichtschakelaar .......................111
Automatische verlichting .........112
Grootlicht ................................. 112
Lichtsignaal ............................. 112
Koplampverstelling ..................113
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 113
Dagrijlicht ................................. 113
Alarmknipperlichten .................113
Richtingaanwijzers ..................114
Mistachterlichten .....................114
Parkeerlichten ......................... 114
Achteruitrijlichten .....................115
Beslagen lampglazen ..............115
Binnenverlichting .......................115
Regelbare instrumentenverlichting .........115
Verlichtingsfuncties ....................117
Instapverlichting ......................117
Uitstapverlichting .....................117
Ontlaadbeveiliging accu ..........118Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
7:Verlichting uit8:Zijmarkeringslichten9:Dimlicht of grootlicht
Controlelamp 8 3 93.
Lichtschakelaar met
automatische verlichting
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:Automatische verlichting:
het dimlicht wordt automa‐
tisch in- en uitgeschakeld,
afhankelijk van het omge‐
vingslichtm:Activering of deactivering
van de automatische
verlichting. Schakelaar
keert terug naar AUTO8:Zijmarkeringslichten9:Dimlicht of grootlicht
Page 117 of 249

Verlichting115Achteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en de auto in de achteruitver‐
snelling staat.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt na korte tijd vanzelf, om dit
te versnellen de verlichting inschake‐
len.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende lampen regelen:
● instrumentenverlichting
● sfeerverlichting
● plafondverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Draai aan het kartelwiel A en houd dit
vast totdat de gewenste lichtsterkte is bereikt.
Binnenverlichting
Voorste interieurverlichting
De interieurverlichting wordt bij het in- en uitstappen vanzelf ingeschakeld
en dooft met enige vertraging.
Bedien de wipschakelaar:
w:automatisch in- en
uitschakelendruk op u:aandruk op v:uit
Page 244 of 249

242TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............219, 224
Aanduidingen op banden ..........191
Aansteker .................................... 82
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 168
Accu ........................................... 173
Achterlichten .............................. 180
Achterruitverwarming ................... 32
Achteruitrijlichten .......................115
Afmetingen auto ........................231
Airbag deactiveren ....................... 47 Airbag-deactivering ...................... 89
Airbag en gordelspanners ...........89
Airbaglabel.................................... 42
Airbagsysteem ............................. 42
Airconditioning ........................... 120
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 128
Alarmknipperlichten ...................113
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 129
Andere auto slepen ...................212
Antiblokkeersysteem .................141
Antiblokkeersysteem (ABS) .........91
Asbakken ..................................... 82
Autogegevens ............................ 224
Autokrik....................................... 189
Automatische dimfunctie .............30Automatische verlichting ............ 112
Automatisch vergrendelen ...........25
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 211
Auto stallen ................................. 169
Autostop ..................................... 132
B Bagageruimte ........................ 25, 66
Bagageruimte-afdekking .............67
Bandenreparatieset ...................198
Bandenspanning .......................191
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 92, 192
Bandenspanningswaarden ........233
Batterijspanning .........................103
Bedieningsorganen ......................75
Bekerhouders .............................. 54
Bekleding .................................... 216
Beladingsinformatie .....................72
Beslagen lampglazen ................115
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 146
Beveiliging van de auto ................26
Binnenspiegels ............................. 29
Binnenverlichting ...............115, 184
Blindehoeksysteem ....................159
Bolle vorm .................................... 28
Boordgereedschap .....................189
Boordinformatie .........................100