Page 49 of 249

Stoelen, veiligheidssystemen47Airbag deactiveren
Het passagiersairbagsysteem vóór
moet voor een kinderveiligheidssys‐
teem op de passagiersstoel worden
gedeactiveerd volgens de instructies
in de tabel 3 50. Het zijairbag- en
het gordijnairbagsysteem, de gordel‐
voorspanners en alle airbagsystemen van de bestuurder blijven actief.
U deactiveert het airbagsysteem van
de voorpassagier met een slot aan de passagierszijde van het instrumen‐
tenpaneel.
Gebruik de contactsleutel om de
schakelaarstand te kiezen:*
OFF:airbag van voorpassagier is
gedeactiveerd en gaat niet
af bij een aanrijding. Contro‐
lelampje *OFF brandt
voortdurend in de midden‐
consoleV
ON:airbag van voorpassagier is
actief9 Gevaar
Deactiveer de passagiersairbag
uitsluitend bij gebruik van een
kinderveiligheidssystemen,
volgens de instructies en beper‐
kingen in de tabel 3 50.
Anders is er kans op dodelijk letsel voor een persoon op de passa‐
giersstoel met een gedeacti‐
veerde airbag.Als de controlelamp V ongeveer
60 seconden brandt nadat het contact ingeschakeld is, gaat het airbagsys‐
teem voor de voorpassagier af bij een
aanrijding.
Indien beide conrolelampen tegelij‐
kertijd branden zit er een storing in het
systeem. De systeemstatus wordt
niet aangeduid; er mag niemand op
de stoel van de voorpassagier
vervoerd worden. Roep onmiddellijk
de hulp van een werkplaats in.
Verander de status alleen tijdens stil‐
stand terwijl de ontsteking is uitge‐
schakeld.
Status blijft actief tot de volgende
verandering.
Page 137 of 249

Rijden en bediening135Schakel als de auto op een
aflopende helling staat de
achteruitversnelling in voordat
u de contactsleutel lostrekt.
Bovendien de voorwielen naar
de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ramen en het schuif‐ dak.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Stuurwiel
verdraaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
Voor auto's met geautomati‐
seerde versnellingsbak kan de
sleutel alleen uit het contactslot worden verwijderd wanneer de
handrem is aangetrokken.
● Vergrendel de auto.
● Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 170.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Let op
Bij een ongeval waarbij airbags
worden geactiveerd, wordt de motor automatisch uitgeschakeld als het
voertuig binnen een bepaalde tijd tot
stilstand komt.
Uitlaatgassen9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij
inademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de
passagiersruimte dringen, de
ruiten openen. Oorzaak van de
storing door een werkplaats laten
verhelpen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte
binnen kunnen dringen.
Katalysator
De katalysator vermindert de
hoeveelheid schadelijke stoffen in de
uitlaatgassen.
Page 244 of 249

242TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............219, 224
Aanduidingen op banden ..........191
Aansteker .................................... 82
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 168
Accu ........................................... 173
Achterlichten .............................. 180
Achterruitverwarming ................... 32
Achteruitrijlichten .......................115
Afmetingen auto ........................231
Airbag deactiveren ....................... 47 Airbag-deactivering ...................... 89
Airbag en gordelspanners ...........89
Airbaglabel.................................... 42
Airbagsysteem ............................. 42
Airconditioning ........................... 120
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 128
Alarmknipperlichten ...................113
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 129
Andere auto slepen ...................212
Antiblokkeersysteem .................141
Antiblokkeersysteem (ABS) .........91
Asbakken ..................................... 82
Autogegevens ............................ 224
Autokrik....................................... 189
Automatische dimfunctie .............30Automatische verlichting ............ 112
Automatisch vergrendelen ...........25
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 211
Auto stallen ................................. 169
Autostop ..................................... 132
B Bagageruimte ........................ 25, 66
Bagageruimte-afdekking .............67
Bandenreparatieset ...................198
Bandenspanning .......................191
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 92, 192
Bandenspanningswaarden ........233
Batterijspanning .........................103
Bedieningsorganen ......................75
Bekerhouders .............................. 54
Bekleding .................................... 216
Beladingsinformatie .....................72
Beslagen lampglazen ................115
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 146
Beveiliging van de auto ................26
Binnenspiegels ............................. 29
Binnenverlichting ...............115, 184
Blindehoeksysteem ....................159
Bolle vorm .................................... 28
Boordgereedschap .....................189
Boordinformatie .........................100