Page 57 of 94

Periodiek onderhoud en afstelling
6-11
6
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie van de aanbevolen
soort bij tot het correcte niveau.
5. Steek de peilstok in de vulopening en
draai dan de olievuldop vast.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het oliefilterele-
ment)
1. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
2. Zet een olieopvangbak onder de mo-
tor om de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
4. Controleer of de onderlegring van de
aftapplug beschadigd is en vervang
hem indien nodig.OPMERKING
Sla de stappen 5…9 over als het oliefilterele-
ment niet wordt vervangen.
5. Verwijder het oliefilterdeksel door de
bouten te verwijderen.
6. Verwijder het oliefilterelement en de o-
ring.
7. Controleer de o-ring op beschadiging
en vervang hem indien nodig.
8. Monteer het nieuwe oliefilterelement
en een o-ring.
9. Monteer het oliefilterdeksel door de
bouten aan te brengen en zet deze
dan vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
1. Olieaftapplug
1. Olieaftapplug
2. Ring
ZAUM11191
1
2
ZAUM0129
1. Oliefilterdeksel
1. Oliefilterelement
2. O-ring
3. Oliefilterdeksel
Aanhaalmoment:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
ZAUM11201
1
2
3
ZAUM0712
U2DMD2D0.book Page 11 Wednesday, July 1, 2015 8:44 AM
Page 58 of 94

Periodiek onderhoud en afstelling
6-12
6
OPMERKING
Zorg dat de O-ring correct aanligt.
10. Breng de onderlegring en de olieaf-
tapplug aan en zet de plug dan vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
OPMERKING
Controleer of de onderlegring correct aan-
ligt.
11. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motor-
olie, breng dan de olievuldop aan en
zet deze vast.
OPMERKING
Veeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.
LET OP
DCA11671
Gebruik geen olie met een “CD”-
dieselspecificatie of een hogere
kwaliteit dan gespecificeerd. Ge-
bruik ook geen olie met een “ENER-
GY CONSERVING II” of hogere
aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
12. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
13. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
14. Stel de indicator olieverversing terug.
(Zie pagina 3-7.)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
20 Nm (2.0 m·kgf, 14 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid bij verversing:
Zonder vervanging van oliefilterele-
ment:
1.40 L (1.48 US qt, 1.23 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterele-
ment:
1.50 L (1.59 US qt, 1.32 Imp.qt)
U2DMD2D0.book Page 12 Wednesday, July 1, 2015 8:44 AM
Page 59 of 94

Periodiek onderhoud en afstelling
6-13
6
DAU20067
Eindoverbrengingsolie
Het eindoverbrengingshuis moet voor elke
rit worden gecontroleerd op olielekkage. In
geval van lekkage dient u de scooter door
een Yamaha dealer te laten nakijken en re-
pareren. Bovendien dient de eindoverbren-
gingsolie als volgt te worden ververst op de
tijdstippen vermeld in het periodieke onder-
houds- en smeerschema.
1. Start de motor, warm de eindover-
brengingsolie op door enkele minuten
te rijden en zet dan de motor af.
2. Zet de scooter op de middenbok.
3. Plaats een olieopvangbak onder het
eindoverbrengingshuis om de ge-
bruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de vuldop van de eindover-
brengingsolie met de o-ring uit het
eindoverbrengingshuis.
5. Verwijder de aftapplug van de eind-
overbrengingsolie met de pakking om
de olie uit het eindoverbrengingshuis
te laten stromen.6. Monteer de aftapplug van de eind-
overbrengingsolie met de nieuwe pak-
king en zet de bout vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
7. Vul met de aangegeven hoeveelheid
van de aanbevolen eindoverbren-
gingsolie. WAARSCHUWING! Zorg
ervoor dat geen vreemde materia-
len in het eindoverbrengingshuis te-
rechtkomen. Zorg ervoor dat geen
olie op de band of het wiel terecht-
komt.
[DWA11312]
8. Plaats de vuldop van de eindover-
brengingsolie met de nieuwe o-ring en
draai de vuldop vast.
9. Controleer het eindoverbrengingshuis
op olielekkage. Zoek in geval van lek-
kage naar de oorzaak.
1. Vuldop versnellingsbakolie
2. O-ring
ZAUM1123
1. Aftapplug versnellingsbakolie
Aanhaalmoment:
Aftapplug eindoverbrengingsolie:
20 Nm (2.0 m·kgf, 14 ft·lbf)
Aanbevolen eindoverbrengingsolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
0.21 L (0.22 US qt, 0.18 Imp.qt)
ZAUM07031
U2DMD2D0.book Page 13 Wednesday, July 1, 2015 8:44 AM
Page 60 of 94

Periodiek onderhoud en afstelling
6-14
6
DAU20071
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAUM3045Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.
2. Open het voorste opbergcomparti-
ment A. (Zie pagina 3-20.)
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud
is, temperatuurverschillen zijn name-
lijk van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistof-
niveau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
3. Controleer het koelvloeistofniveau via
het kijkglas.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
4. Als het koelvloeistofniveau zich op of
onder de merkstreep voor het mini-
mumniveau bevindt, verwijder dan pa-
neel A. (Zie pagina 6-7.)
5. Open de dop van het koelvloeistofre-
servoir, en vul koelvloeistof bij tot aan
de merkstreep voor maximumniveau.
WAARSCHUWING! Verwijder alleen
de dop van het koelvloeistofreser-
voir. Probeer nooit om de radiator-
vuldop te verwijderen als de motor
koud is.
[DWA15162] LET OP: Als er geen
koelvloeistof aanwezig is, gebruik
dan in plaats daarvan gedistilleerd
water of onthard leidingwater. Ge-
bruik geen hard water of zout wa-
ter, dit is schadelijk voor de motor.
Als er in plaats van koelvloeistof
water is gebruikt, vervang dit dan
zo snel mogelijk door koelvloeistof,
anders is het systeem niet be-
schermd tegen vorst en corrosie.
Als er water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, laat dan een Yamaha
dealer zo snel mogelijk het anti-
vriesgehalte van de koelvloeistof
controleren om te voorkomen dat
de effectiviteit van de koelvloeistof
afneemt.
[DCA10473]
6. Sluit de reservoirdop en breng vervol-
gens het paneel aan.
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
ZAUM1029
2 1Coolant LevelCoolant L
evelH
ighH
igh
LowLo
w1. Dop koelvloeistofreservoir
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0.32 L (0.34 US qt, 0.28 Imp.qt)
ZAUM1030
1
U2DMD2D0.book Page 14 Wednesday, July 1, 2015 8:44 AM
Page 61 of 94

Periodiek onderhoud en afstelling
6-15
6
7. Sluit het voorste opbergcomparti-
ment.
DAU33032De koelvloeistof verversen
De koelvloeistof moet volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema ververst worden.
Laat de koelvloeistof verversen door een
Yamaha dealer. WAARSCHUWING! Pro-
beer nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor warm is.
[DWA10382]DAUM3370
Luchtfilterelementen en aftap-
slangen luchtfilter en v-snaarbe-
huizing
Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen en het luchtfilterelement in de v-snaar-
behuizing moet worden gereinigd volgens
de intervalperioden vermeld in het periodie-
ke smeer- en onderhoudsschema. Reinig
de luchtfilterelementen vaker als u in zeer
stoffige of vochtige gebieden rijdt.
Het luchtfilterelement vervangen
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.
3. Trek het luchtfilterelement uit.
4. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis.
5. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
Reinigen van de luchtfilteraftapslangen
1. Controleer of zich in de aftapslangen
aan de onderzijde van het luchtfilter-
huis water of vuil heeft verzameld.
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
3. Luchtfilterelement
ZAUM1124
1
22
3
U2DMD2D0.book Page 15 Wednesday, July 1, 2015 8:44 AM
Page 62 of 94

Periodiek onderhoud en afstelling
6-16
6
Links
2. Haal de slang los als er vuil of water in
zit, reinig hem grondig en breng op-
nieuw aan.
Reinigen van het luchtfilterelement in de
v-snaarbehuizing
1. Verwijder de luchtfilterdeksels op de
v-snaarbehuizing door de schroeven
te verwijderen.
2. Verwijder het luchtfilterelement en
blaas vervolgens het vuil weg met
perslucht zoals getoond.3. Controleer het luchtfilterelement op
beschadiging en vervang het indien
nodig.
4. Breng het luchtfilterelement aan met
de gekleurde kant naar buiten.
5. Bevestig de luchtfilterdeksels in de v-
snaarbehuizing door de schroeven
aan te brengen. LET OP: Zorg ervoor
dat elk filterelement goed aanligt in
de behuizing. Laat de motor nooit
draaien met de filterelementen uit-
genomen, hierdoor kunnen de zui-
ger(s) en/of cilinder(s) overmatig
versleten raken.
[DCA10532]
1. Aftapslang luchtfilter
1. Luchtfilterdeksel v-snaarbehuizing
2. Schroef
ZAUM1126
1
ZAUM1125
1. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing
1
ZAUM0706
U2DMD2D0.book Page 16 Wednesday, July 1, 2015 8:44 AM
Page 63 of 94
Periodiek onderhoud en afstelling
6-17
6
DAU21385
De vrije slag van de gasgreep
controleren
De vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–5.0 mm
(0.12–0.20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
DAU21402
Klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
1. Vrije slag van gasgreep
U2DMD2D0.book Page 17 Wednesday, July 1, 2015 8:44 AM
Page 64 of 94

Periodiek onderhoud en afstelling
6-18
6
DAU61710
Banden
Banden zijn het enige contact tussen de
machine en het wegdek. Veiligheid onder
alle rijomstandigheden hangt af van een re-
latief klein contactoppervlak met het weg-
dek. Het is daarom essentieel om de
banden te allen tijde in een goede conditie
te houden en deze op tijd te vervangen
door de voorgeschreven banden.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10504
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is aan
de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagag
e en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10512
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op
het midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de
band scheurtjes vertoont, moet de band
onmiddellijk door een Yamaha dealer wor-
den vervangen.Bandenspanning (gemeten op kou-
de banden):
Belading tot 90 kg (198 lb):
Voor:
190 kPa (1.90 kgf/cm², 28 psi)
Achter:
220 kPa (2.20 kgf/cm², 32 psi)
90 kg (198 lb) tot maximumbela-
ding:
Voor:
210 kPa (2.10 kgf/cm², 30 psi)
Achter:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Maximale belasting*:
181 kg (399 lb) (YP125RA)
185 kg (408 lb) (YP125R)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
12
U2DMD2D0.book Page 18 Wednesday, July 1, 2015 8:44 AM