
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Rijstrookassistent (Lane As-
s i
s t)*
In
leiding tot thema ATTENTIE
De intelligente techniek in de rijstrookassis-
tent (Lane As s
ist) kan de natuurkundig en
door het systeem zelf bepaalde grenzen niet
overwinnen. Het onachtzame of ongecontro-
leerde gebruik van de rijstrookassistent kan
ernstig letsel en ongevallen veroorzaken. On-
danks het systeem moet de bestuurder te al-
len tijde opmerkzaam blijven.
● Pas de snelheid aan en houd een veilige af-
stand aan tot
uw voorliggers afhankelijk van
het zicht, het klimaat, het wegdek en het ver-
keer.
● Houd altijd de handen aan het stuur.
● De rijstrookassistent registreert niet alle
wegdekmark
eringen. Onder bepaalde om-
standigheden kan de rijstrookassistent een
slechte toestand van het wegdek, construc-
ties op het wegdek of bepaalde objecten on-
bedoeld aanzien voor wegdekmarkeringen. In
dergelijke situaties moet u de rijstrookassis-
tent onmiddellijk uitschakelen.
● Let op de aanwijzingen op het display van
het instrument
enpaneel en volg ze op.
● Let altijd goed op de omgeving van de auto. Let op
De rijstrookassistent is exclusief ontwikkeld
voor rijden op asf a
ltwegen. Let op
Als de rijstrookassistent niet werkt zoals be-
schr ev
en is in dit hoofdstuk, moet dit sys-
teem uitgeschakeld worden en moet u naar
een gespecialiseerde werkplaats gaan. Let op
Ga bij storingen in het systeem naar een ge-
speci a
liseerde werkplaats om het systeem te
laten nakijken. Controlelampjes
Knippert of gaat geel branden
Rijstrookassis-
tent (Lane As-
sist) ingescha-
keld, maar niet
actief.Het systeem kan de rijstrook niet
duidelijk registreren. Zie
pag. 234,
De rijstrookassistent is niet actief
(controlelampje licht geel op) .
Knippert of gaat groen bran-
den
Rijstrookassistent (Lane Assist) ingeschakeld en actief.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e contr
ole- en waarschuwings- lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werking
scontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Controle- en
waars c
huwingslampjes op pag. 110 in acht
nemen. Werkwijze
Afb. 219
Op de voorruit: Zichtveld van de ca-
mer a
van de rij
strookassistent. Met behulp van de camera in de voorruit regi-
s
tr
eer t
de rijstrookassistent de grenslijnen
van een rijstrook. Als de auto onwillekeurig
een waargenomen grenslijn nadert, meldt
het systeem dit aan de bestuurder via een
waarschuwing in de vorm van stuurvibraties .
Deze stuurvibraties kunnen altijd worden op-
geheven door het stuurwiel te draaien. »
233
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Bedienen
Bediening van de dodehoekhulp
(BSD) met uitp
arkeerhu
lp (RTA)De dodehoekhulp (BSD) met uitparkeerhulp
(RTA) in- en uit
s
chakelen
De dodehoekhulp met uitparkeerhulp kan
worden in- en uitgeschakeld in het menu "As-
sistenten" van het SEAT-infotainmentsysteem
of, naargelang de uitrusting, door middel van
de toets van de hulpsystemen op de groot-
lichthendel.
Menu Assistenten openen.
● Dodehoekhulp (BSD)
● Uitp
arkeerhulp
Indien het sel
ectievakje van het instrumen-
tenpaneel aangevinkt is , wordt de functie
automatisch geactiveerd wanneer het contact
wordt ingeschakeld.
Zodra de dodehoekhulp klaar is voor werk-
ing, gaat de indicatie in de buitenspiegels bij
wijze van bevestiging kort branden.
Het controlelampje van het instrumentenpa-
neel geeft de staat van het systeem aan.
De laatst uitgevoerde instelling van het sys-
teem blijft actief wanneer het contact op-
nieuw wordt ingeschakeld.
Indien de dodehoekhulp automatisch werd
gedeactiveerd, kan het systeem enkel op-
nieuw worden geactiveerd na het uitschake-
len en weer inschakelen van het contact. Automatisch uitschakelen van de dodehoek-
hulp (BSD)
De r
a
darsensoren van de dodehoekhulp met
uitparkeerhulp worden o.m. automatisch uit-
geschakeld wanneer wordt gedetecteerd dat
een van de sensoren permanent is afgedekt.
Dit kan bijv. het geval zijn indien er voor de
sensoren een laag sneeuw of ijs is.
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt een bericht
Rijden met aanhangwagen
De dodehoekhulp en uitparkeerhulp worden
automatisch uitgeschakeld en kunnen niet
weer worden ingeschakeld indien de in de fa-
briek gemonteerde trekhaak elektrisch is
aangesloten op een aanhangwagen of verge-
lijkbaar systeem.
Zodra de bestuurder begint te rijden met een
elektrisch aangesloten aanhangwagen, ver-
schijnt er een bericht op het scherm van het
instrumentenpaneel waarin wordt aangege-
ven dat de dodehoekhulp en uitparkeerhulp
zijn uitgeschakeld. Indien de bestuurder de
dodehoekhulp en uitparkeerhulp wenst te
gebruiken na het loskoppelen van de aan-
hangwagen, moeten deze systemen opnieuw
worden geactiveerd in het overeenkomstige
menu.
Is de trekhaak niet gemonteerd in de fabriek,
dan moeten de dodehoekhulp en uitparkeer- hulp handmatig worden gedeactiveerd wan-
neer met aanhang
wagen wordt gereden.
Verkeerstekenherkenning
(Sign Assis
t)*
Inleiding tot thema De verkeersborddetectie kan de bestuurder
helpen met inform
atie o
ver bijvoorbeeld
snelheidsbeperkingen of een inhaalverbod.
Verkeersborden en aanvullende informatie
die worden geregistreerd door het systeem,
worden op het display van het instrumenten-
paneel weergegeven en op de kaart van het
navigatiesysteem.
Toepassingsgebied:
Verkeersborddetectie wordt ondersteund in
de volgende landen:
Andorra, België, Denemarken, Duitsland, Fin-
land, Frankrijk, Ierland, Italië, Liechtenstein,
Luxemburg, Monaco, Nederland, Noorwegen,
Oostenrijk, Polen, Portugal, San Marino, Zwe-
den, Zwitserland, Spanje, Zweden, Zwitser-
land, Spanje, Tsjechische Republiek, Vere-
nigd Koninkrijk, Vaticaanstad.
240

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
ATTENTIE
De instructies en verkeersborden die getoond
worden door de v
erkeersborddetectie, kun-
nen verschillen van de werkelijke verkeerssi-
tuatie.
● De verkeerssignalering en de richtlijnen
van de verk
eerswetgeving hebben altijd voor-
rang boven de instructies en aanduidingen
van de verkeersborddetectie.
● Pas de snelheid en de rijstijl aan het zicht,
het wegdek, het
verkeer en de weersomstan-
digheden aan.
● Het systeem kan niet altijd alle verkeers-
borden correct
tonen. ATTENTIE
De verkeersborddetectie kan de oplettend-
heid van de be s
tuurder niet vervangen.
● Bij slecht zicht, in het donker of bij sneeuw,
regen en mi
st kan het gebeuren dat het sys-
teem niet alle verkeersborden (correct) toont. VOORZICHTIG
● Als het
navigatiesysteem gebruik maakt
van oude gegevens, kunnen verkeersborden
verkeerd weergegeven worden.
● In de routepuntmodus (navigatie met be-
hulp van r
outepunten) van het navigatiesys- teem is de verkeersborddetectie slechts be-
perkt bes
c
hikbaar. Weergave op het display
1) Afb. 225
Display in het instrumentenpaneel:
v oorbeel
den v
an snelheidsbeperkingen of in-
haalverboden die geregistreerd worden, sa-
men met aanvullende verkeerssignalen. »1)
Afhankelijk van de versie kan het scherm in kleu-
ren of zw
art-wit zijn. 241
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Bedienen
Weergaveteksten van de verkeersborddetec-
tie op het in
strument
enpaneel
Fout: Sign AssistSysteemstoring.
Laat het systeem bij een ge-
specialiseerde werkplaats
controleren.
Sign Assist: Maakde voorruit
schoon!Er zit vuil op de voorruit in de
buurt van de camera.
Maak de voorruit schoon.
Sign Assist: mo-
menteel alleen
beperkt beschik-
baar.Er worden geen gegevens
overgedragen vanaf het navi-
gatiesysteem.
Schakel het navigatiesysteem
in en voer de gegevensdrager
van het navigatiesysteem in.
OF: De verkeersborddetectie
wordt niet ondersteund in het
land waarin u momenteel
rijdt. ATTENTIE
Indien geen rekening gehouden wordt met de
waars c
huwingslampjes en de berichten, kan
de wagen tot stilstand komen in het midden
van het verkeer, of kunnen zich ongevallen of
ernstig letsel voordoen.
● Nooit de indicatielampjes of tekstberichten
negeren.
● Br
eng de wagen tot stilstand zodra dit op
een veilig
e wijze mogelijk is. VOORZICHTIG
Het negeren van de controlelampjes die gaan
branden en de tek s
tberichten die verschijnen,
kan leiden tot storingen in de wagen. Werkwijze
De verkeersborddetectie werkt niet in alle
landen. Houd daar r
ek
ening mee wanneer u
naar het buitenland reist.
Verkeersborden weergeven
Snelheidbeperkingen of inhaalverboden kun-
nen samen met de aanvullende signalen op
het display van het instrumentenpaneel wor-
den weergegeven ›››
afb. 225. Afhankelijk
van het navigatiesysteem dat in de auto geïn-
stalleerd is, wordt de verkeerborddetectie
ook op de kaart van het navigatiesysteem ge-
toond.
Als de verkeersborddetectie ingeschakeld is,
registreert de wagen de verkeersborden via
een camera onderaan de binnenspiegel. Na-
dat de informatie van de camera, het naviga-
tiesysteem en de actuele gegevens van de
wagen is gecontroleerd en geëvalueerd, wor-
den maximaal drie geldige verkeerssignalen,
samen met de aanvullende signalen weerge-
geven. Het verkeerssignaal dat momenteel
geldt voor de bestuurder wordt als eerste ge-
toond, aan de linkerkant van het display. Als
tweede wordt een beperkend verkeerssignaal getoond, bijv. 90 km/u
(56 mph) samen met
het aan v
ullende signaal "op nat wegdek". Als
de regensensor van de auto regen meet,
wordt het geldende verkeerssignaal ver-
plaatst naar de eerste positie, samen met het
aanvullende signaal "op nat wegdek".
Informatie wordt permanent weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel als
de werkelijke verkeerssignalen binnenko-
men. De in- en uitgangssignalen activeren de
weergave van de geldende snelheidsbeper-
kingen op wegen binnen de bebouwde kom
of op hoofdwegen, totdat de snelheid niet
meer beperkt wordt door een verkeerssig-
naal.
Het einde van een verbod of beperking wordt
niet aangegeven. Als de getoonde snelheids-
beperkingen worden overschreden, wordt
geen waarschuwing gegeven. Het systeem
registreert geen gebieden met weinig ver-
keer. De geldende wettelijke voorschriften
zijn van toepassing.
In- en uitschakelen
● Schakel het hulpsysteem in of uit via het
menu Instellingen in het SEA
T informa-
tiesysteem ›››
pag. 26.
● OF: druk op de toets van de hulpsystemen
voor de bes
tuurder op de grootlichthendel.
242

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Aanhangwagen
Sc h
ak el
de aanvullingen aanwijzingen m.b.t.
de snelheidslimieten en de geldende inhaal-
verboden bij rijden met aanhanger (aanhan-
gerstand) in of uit via het menu Instellin-
gen in het SEAT informatiesysteem
››› pag. 26.
Vermoeidheidsherkenning (ad-
vies om een p
auze te nemen)
Inleiding tot thema ATTENTIE
Het hogere comfort dat de vermoeidheidsde-
tectie biedt, m ag g
een aanleiding vormen tot
het nemen van risico's. Bij het maken van
lange ritten moet op regelmatige afstanden
worden gepauzeerd gedurende langere tijd.
● De bestuurder is te allen tijde verantwoor-
delijk voor het
inschatten van zijn rijbe-
kwaamheid.
● Rijd nooit als u vermoeid bent.
● Het systeem detecteert niet altijd de ver-
moeidheid bij de best
uurder. Lees het onder-
deel ››› pag. 244, Beperkte werking grondig
door.
● In bepaalde gevallen interpreteert het sys-
teem foutief een bedoel
d manoeuvre als een
teken van vermoeidheid van de bestuurder. ●
Indien er sprak e i
s van een "kortstondige
dip" achter het stuur, wordt geen waarschu-
wing gegeven!
● Houd de indicaties op de display in het in-
strumentenpaneel
in de gaten en handel con-
form de indicaties. Let op
● De v ermoeidheid
sdetectie is uitsluitend be-
doeld voor ritten op auto(snel)wegen en bre-
de straten.
● Indien het systeem een storing vertoont,
laat dit d
an nakijken door een gespecialiseer-
de werkplaats. Werking en bediening
Afb. 226
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: symboo l
voor detectie van ver-
moeidheid. De vermoeidheidsdetectie registreert aan het
be
gin
van een tr
aject het stuurgedrag van de
bestuurder en beoordeelt op basis daarvan
vervolgens of de bestuurder vermoeid raakt.
Het aan het begin geregistreerde gedrag
wordt continu vergeleken met het actuele
stuurgedrag. Zodra het systeem vermoeid-
heid vermoedt bij de bestuurder, geeft dit
een akoestisch signaal in de vorm van een
"gong", een optisch signaal middels een
symbool en een aanvullende melding op het
instrumentenpaneel ››› afb. 226. Het bericht
op het scherm in het instrumentenpaneel
wordt gedurende ongeveer 5 seconden weer-
gegeven en indien nodig herhaald. Het sys-
teem onthoudt het laatst weergegeven be-
richt.
Het bericht dat verschijnt op het scherm in
het instrumentenpaneel kan worden uitgezet
door op de knop OK te drukken aan het mul-
tif u
nctie- s
tuur of door op de ruitenwisserhen-
del te drukken ›››
pag. 28. Via de multi-
functie-indicatie ›››
pag. 28 kan worden
teruggekeerd naar weergave van het bericht
op het scherm van het instrumentenpaneel.
Bedrijfscondities
Het stuurgedrag wordt uitsluitend beoor-
deeld bij snelheden hoger dan 65 km/u (40
mijl per uur). »
243
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Let op
Als de dynamische onderstelregeling niet
werkt z
oals in dit hoofdstuk beschreven
wordt, laat het systeem dan in een gespecia-
liseerde werkplaats nakijken. Let op
Als er een storing in de dynamische onder-
stelr e
geling optreedt, knipperen op de toets
C en S. Het rijcomfort kan tijdens de storing
negatief beïnvloed zijn. Laat het systeem
door een gespecialiseerde werkplaats contro-
leren. Bandenspanningscontrolesys-
t
eem
In leidin
g tot themaDe bandenspanningsindicator controleert tij-
den
s
het rijden met
behulp van de ABS-sen-
soren de bandenspanning van de vier ban-
den. De sensoren controleren de afrolomtrek
en de trillingen van elke band. De banden-
spanningsindicator geeft tijdens het rijden
een waarschuwing af als het systeem een
aanzienlijke daling van de bandenspanning
in een of meer van de banden waarneemt.
Het systeem waarschuwt u over de daling van
de bandenspanning via het lampje , in
combinatie met een akoestisch signaal, en een tekstbericht in het display van het instru-
mentenpaneel. A
ls u het bestuurdersportier
opent, vindt u aan de binnenkant van de stijl
een sticker waarop de vulspanning van de
banden wat maximaal toelaatbare belasting
per goedgekeurde band voor de wagen in
kwestie betreft, vermeld staat. Als u op de in-
stelknop van de bandenspanningsindicator
drukt, kunt u de bandenspanning vergelijken
zodat de te controleren bandenspanning
overeenkomt met de huidige bandenspan-
ning ››› pag. 247.
Toepasselijk gebruik van instelknop ››› pag.
247. ATTENTIE
Als u de wielen en banden verkeerd gebruikt,
kan de banden s
panning plotseling afnemen,
het loopvlak loslaten of de band zelfs explo-
deren.
● Controleer de bandenspanning regelmatig
en zorg d
at de banden altijd tot de aangege-
ven bandenspanning gevuld zijn. Als de ban-
denspanning te laag is, kunnen de banden te
heet worden en kunnen de loopvlakken losla-
ten en zelfs exploderen.
● Als de banden koud zijn, moet u ervoor zor-
gen dat de b
andenspanning altijd gelijk is
aan de bandenspanning die op de sticker ver-
meld is ››› pag. 306.
● Controleer wanneer de banden koud zijn re-
gelmatig de banden
spanning. Pas indien no-
dig de bandenspanning van de op de wagen ingebouwde banden aan aan die van de ban-
densp
annin
g bij koude banden.
● Controleer regelmatig of de banden slijtage
vertonen of
beschadigd zijn.
● Overschrijd nooit de snelheid en maximum
toelaatb
are belasting voor het type band van
uw wagen. ATTENTIE
Als u de instelknop van de bandenspannings-
indic ator niet c
orrect gebruikt, is het moge-
lijk dat de indicator verkeerde waarschuwin-
gen afgeeft, of dat, ook al bestaat er het risi-
co dat de bandenspanning te laag is, dit niet
aanduidt ››› pag. 247. VOORZICHTIG
● Als de
ventieldoppen niet geplaatst zijn,
kunnen de ventielen van de banden bescha-
digd raken. Zorg er daarom voor dat de ven-
tieldoppen dezelfde zijn als de ventieldoppen
uit de serie en dat ze correct vastgeschroefd
zijn. Gebruik geen metalen ventieldoppen
››› pag. 247.
● Beschadig de ventielen niet wanneer u de
banden wis
selt ››› pag. 247. Milieu-aanwijzing
Als de bandenspanning te laag is, neemt het
brands t
ofverbruik en slijtage van de banden
toe. » 245
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Trefwoordenlijst
Trefwoordenlijst A
Aanbev o
len
versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
Aandrijfslipregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
Aandrijfslipregeling (ASR) . . . . . . . . . . . . . 215, 216
Aanhaalmoment . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315 wielbouten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Aanhangen beladen maximaal toelaatbaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
Aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248 aanhangwagengewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
aankoppelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 249, 253
alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 253
beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 254
bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 240
buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 240
Functiecontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 253
kabel van aanhangwagen . . . . . . . . . . . 249, 253
Kogeldruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
koplampen verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 254
Led-achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 249, 253
optisch parkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
rijden met aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . 254
stabilisatie van wagen/aanhangwagen . . . . . 255
stang met kogelkop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
stang met kogelkop elektrisch ontgrendelen . 250
stopcontact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
trekhaak voor aanhangwagen inbouwen . . . . 256
Aanhangwagengewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314
Aantal plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Aanwijzingen op het display . . . . . . . . . . . . . . . . 106 Aanwijzingen op het scherm
buitentemper atuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
service-intervalindicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
verkeerstekenherkenning . . . . . . . . . . . . . . . . 241
ABS zie Antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 259
Accu aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 300
accuvloeistofpeil controleren . . . . . . . . . . . . . 299
controle- en waarschuwingslampjes . . . . . . . . 299
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 300
loskoppelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 300
ontladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
ontlading . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
positieve pool voor starthulp . . . . . . . . . . . . . . . 54
starthulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
stroomverbruikers automatisch uitschakelen 301
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 300
voorbereidingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299
zuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 300
Accu van de wagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42, 298 hulp bij het starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
loskoppelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 noodsluiting en -opening . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
waarschuwingslampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
zie ook Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
Achterruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Achteruitkijkspiegels buitenspiegels verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Achteruitrijcamera . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227 bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 229modus 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 230
modus 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 230 Achteruitrijhulp
displ ay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
Gebruiksaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
AdBlue bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 284
controle- en waarschuwingslampjes . . . . . . . . 283
informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 284
minimale vulhoeveelheid . . . . . . . . . . . . . . . . 284specificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285
vulcapaciteit van tank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
Afdichtrubbers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 271
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 321
AFS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
Afstandsbediening zie Sleutels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
Afstandsbediening van de interieurvoorverwar- ming
de batterij vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
interieurvoorverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
Afstandsregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
Afstelling lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
Afvoer airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278
wagens aan eind van levensduur . . . . . . . . . . 278
Airbagafdekkingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Airbags zie Airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17, 70 activering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
airbag voor de knieën . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
dashboard schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . 276
gebruik van kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . 18, 75
hoofdairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
reparaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261
voorairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17, 72 323

Trefwoordenlijst
Connectoren st
orin g
en . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181
Contact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 zie "Motor en contact" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 niet-geautoriseerde autosleutel . . . . . . . . . . . 193
uittrekblokkering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
Controle- en waarschuwingslampjes ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198
accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299
achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
adBlue . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
afstandsbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
bandenspanningsindicator . . . . . . . . . . . . . . . 246
brandstofpeil . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280
dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235
ESC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198
generator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299
indicatie van slijtage van remblokken . . . . . . 198
katalysator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
koelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 293
lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
motoroliesensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 289
motorregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33, 110
portier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198
Rijstrookassistent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
ruitensproeiervloeistofpeil . . . . . . . . . . . . . . . 142
schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
sleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
snelheidsregelsysteem (GRA) . . . . . . . . . . . . . 231
stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280
uitlaatgasreinigingssysteem . . . . . . . . . . . . . . 211
uitparkeerhulp (RTA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235 van de veiligheidsgordel . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
vervan
gen van lampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Controleren bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 306
Controle van niveaus . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40, 289
D Dagrijlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
Dakdragersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170 basisdragers vastmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
Dakkoffer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
Dashboard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103 airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
Dashboardkastje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175
Dashboardkastjeverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . 141
DCC zie Dynamische onderstelregeling . . . . . . . . . 244
De accu laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
De achterbank neerklappen laadvloer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
De auto starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
De bagageruimte laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159 rijden met geopende achterklep . . . . . . . . . . . 158
Defecte lampen zie "Lampen vervangen" . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
De gordel spannen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
De motor starten door aanslepen . . . . . . . . . . 53, 90
De voorairbag van de bijrijder buiten werking stellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
De wagen duwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
De wagen laden bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
bevestigingsogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
De wagen slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52, 90, 192 sleepoog vooraan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 De wagen wassen
bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
hogedrukreinigers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 267
De werking controleren regensensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
De wisserbladen vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Diagnosesteker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263
Dieselolie tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282
Dieselroetfilter Storing in de werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Differentieel elektronisch vergrendelen (EDS) . . 215
Differentieel vergrendelen Zie "Remhulpsystemen" . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215
Digitale klok . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105, 106
Dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235 aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 240
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235
indicatie in de buitenspiegel . . . . . . . . . . . . . . 236
rijsituaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238
storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235
werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236
Dopjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 307
Draagvermogen van de banden . . . . . . . . . . . . . 309
Draagvermogen van de wielen . . . . . . . . . . . . . . 311
Draailicht Zie "Statisch bochtenlicht" . . . . . . . . . . . . . . . 137
Draairichtinggebonden banden . . . . . . . . . . . . . 310
Dynamische lichtbundel-hoogteverstelling . . . . 140
Dynamische onderstelregeling (DCC) . . . . . . . . . 244 Bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 244
storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 245
werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 244
326