Bedienen
Voorwaarden die ervoor zorgen dat de wagen
met de s
leut
el gestart moet worden
De motor moet handmatig worden gestart als
aan de volgende voorwaarden is voldaan:
● Als de bestuurder de veiligheidsgordel af-
doet.
● Als
het bestuurdersportier geopend wordt.
● Als de motorkap geopend wordt.
● Bij wagens met handgeschakelde versnel-
lingsb
ak: als een versnelling ingeschakeld is.
Start-Stop-functie handmatig in- en uitscha-
kelen
● Druk de knop op de middenconsole
› ›
›
afb
. 207 in.
● Als de Start-Stop-functie uitgeschakeld is,
brandt het c
ontrolelampje in de toets.
Als de wagen in de Stop-modus staat wan-
neer de functie handmatig wordt uitgescha-
keld, dan wordt de motor onmiddellijk ge-
start. ATTENTIE
Als de motor uitgeschakeld is, werken de
rembekr ac
htiging en de stuurbekrachtiging
niet.
● Laat de wagen nooit bewegen wanneer de
motor uitst
aat. VOORZICHTIG
Als de Start-Stop-functie gedurende een lan-
ge tijd bij een z
eer hoge buitentemperatuur
gebruikt wordt, kan de wagenaccu bescha-
digd raken. Let op
● U moet dan in sommig e g
evallen de motor
handmatig met de sleutel starten. Let op het
daarbij behorende bericht in het display in
het instrumentenpaneel.
● Als het stuurwiel verder dan 270° verdraaid
is, wordt
niet gestopt, maar de stuurhoek be-
invloedt het wegrijden van de wagen niet. Parkeerhulp*
In l
eidin g t
ot thema De parkeerhulp helpt de bestuurder bij het
inp
ark
eren. A
ls de wagen een obstakel van
voren of achteren nadert, weerklinkt afhanke-
lijk van de afstand een hoger of lager klin-
kend intermitterend geluidssignaal. Hoe kor-
ter de afstand, des te korter het geluidsinter-
val. Indien u te dicht bij het obstakel komt,
weerklinkt een continu geluidssignaal.
Als u nog dichter bij het obstakel komt en het
signaal ononderbroken hoorbaar is, kan het
systeem de afstand niet meer meten. De sensoren in de bumper verzenden en ont-
vangen u
ltrafrequente signalen. Zolang de ul-
trafrequente signalen duren (zenden, weer-
kaatsen en ontvangen), berekent het sys-
teem constant de afstand tussen de bumper
en het obstakel. ATTENTIE
De parkeerhulp en het optische parkeersys-
teem ku nnen de op
lettendheid van de be-
stuurder niet vervangen.
● De sensoren hebben dode hoeken waarin
personen en obj
ecten niet kunnen worden
waargenomen.
● Houd de omgeving van de wagen altijd in
de gaten omdat
de sensoren niet altijd kleine
kinderen, dieren of voorwerpen detecteren.
● Het oppervlak van bepaalde voorwerpen en
kleding w
eerkaatsen de signalen van de par-
keerhulpsensoren niet. Het systeem kan deze
voorwerpen en personen met de genoemde
kleding niet of niet goed detecteren.
● Externe geluidsbronnen beïnvloeden de
signal
en van de parkeerhulpsensoren. In dit
geval worden in bepaalde omstandigheden
geen personen of voorwerpen gedetecteerd. 220
Bedienen
Trekhaak voor aanhangwa-
g en en aanh
ang
wagen
Rijden met aanhangwagen Inleiding tot thema Neem de wettelijke voorschriften van elk land
in acht w
anneer u met
aanhangwagen en
trekhaak rijdt.
De wagen is weliswaar hoofdzakelijk voor het
transport van personen en bagage bedoeld,
maar kan ook met de juiste technische uitrus-
ting worden gebruikt om een aanhangwagen
te trekken. Deze extra lading heeft invloed op
de levensduur, het brandstofverbruik en de
prestaties van de wagen, en onder bepaalde
omstandigheden kunnen de service-interval-
len korter op elkaar volgen.
Het rijden met aanhangwagen betekent een
extra inspanning voor de wagen en vereist
meer concentratie van de bestuurder.
Breng bij winterse temperaturen winterban-
den op de wagen en de aanhangwagen aan.
Kogeldruk
De maximum toelaatbare kogeldruk mag niet
meer dan zijn 100 kg (220 pond). Wagens met Start-Stop
Als
de w
agen voorzien is van een eerder in de
SEAT-fabriek ingebouwde trekhaak, wordt de
Start-Stop-functie automatisch gedeactiveerd
wanneer een aanhangwagen aangekoppeld
wordt. Bij trekhaken die niet door SEAT inge-
bouwd zijn, moet de Start-Stop-functie met
de toets op het dashboard handmatig ge-
deactiveerd worden voordat u met de aan-
hangwagen gaat rijden. Houd de functie tij-
dens het rijden op het traject gedeactiveerd
››› .
ATTENTIE
Vervoer nooit personen in de aanhangwagen:
u zet u
w leven op het spel en overtreedt de
wet. ATTENTIE
Verkeerd gebruik van de trekhaak kan licha-
melijk let sel
en ongevallen tot gevolg heb-
ben.
● Gebruik alleen een trekhaak die in perfecte
staat i
s en correct ingebouwd is.
● Wijzig en repareer de trekhaak niet.
● Om het risico op verwondingen bij botsin-
gen achter
op, en voetgangers en fietsers
wanneer u parkeert, te verminderen, plaats u
de trekhaak naar binnen wanneer u de aan-
hangwagen niet gebruikt.
● Bouw nooit een trekhaak "in die het ge-
wicht
verdeelt" of "de lading gelijkmatig ver- deelt". De wagen is niet geschikt voor dit ty-
pe trekh
ak
en. De trekhaak kan falen en de
aanhangwagen kan van de wagen loskomen. ATTENTIE
Het rijden met aanhangwagen en het trans-
por teren
van zware of grote voorwerpen heeft
invloed op de dynamiek van de wagen, waar-
door ongevallen kunnen ontstaan.
● Maak de lading altijd op de juiste wijze met
onbesch
adigde geschikte touwen of bevesti-
gingsbanden vast.
● Pas de snelheid en de rijstijl aan het zicht,
het wegdek, het
verkeer en de weersomstan-
digheden aan.
● Aanhangwagens met een hoog zwaarte-
punt k
antelen gemakkelijker dan aanhangwa-
gens met een lager zwaartepunt.
● Voorkom bruuske manoeuvres en plotse-
ling remmen.
● Neem v
oorzorgsmaatregelen wanneer u
vooruit rijdt.
● G
a onmiddellijk langzamer rijden als u
merkt dat de aanh
angwagen kantelt.
● Rijd niet harder dan 80 km/u (50 mph)
wanneer u een aanhang
wagen trekt (of 100
km/u (62 mph) in uitzonderlijke gevallen). Dit
geldt ook voor die landen waarin het toege-
staan is om met hogere snelheden te rijden.
Houd u in elk land aan de snelheidslimieten
voor wagens met en zonder aanhangwagen. 248
Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen
●
Probeer in g een g
eval de wagen met aan-
hangwagen weer "recht te krijgen" door te
accelereren. ATTENTIE
Als u met een aanhangwagen rijdt en een
tr ekh aak
gebruikt die niet door SEAT inge-
bouwd is, dan moet u de Start-Stop-functie
handmatig deactiveren. Als u dat niet doet,
kan er een storing in het remsysteem optre-
den, waardoor een ernstig ongeval veroor-
zaakt kan worden.
● Deactiveer de Start-Stop-functie altijd
handmatig al
s de aanhangwagen op een niet
door SEAT ingebouwde trekhaak aangekop-
peld is. Let op
● Schak el
het alarmsysteem altijd uit voordat
u een aanhangwagen aankoppelt of afkoppelt
››› pag. 123. Doet u dat niet, dan kan de hel-
lingshoeksensor het alarm per ongeluk acti-
veren.
● Rijd met nieuwe motor (gedurende de eer-
ste 1.000 km of 600 mijl) ›
›› pag. 259 niet
met aanhangwagen.
● SEAT raadt aan de stang met kogelkop naar
binnen te kant
elen als u geen aanhangwagen
gebruikt. Als u van achteren aangereden
wordt, kan de schade aan de wagen door de
ingebouwde stang met kogelkop groter zijn.
● Sommige modellen hebben een trekhaak
voor het sl
epen van wagens nodig. Daarom moet de stang met kogelkop van de trekhaak
altijd in de wag
en w
orden meegenomen. Technische voorwaarden
Als uw wagen al
af fabriek met een tr
ekhaak
is geleverd, moet er nog een klembeugel
voor de hulpkoppeling of de handrembreek-
kabel worden gemonteerd. Voor de rest is
reeds aan alle technische en wettelijke eisen
voor het rijden met een aanhangwagen vol-
daan.
Gebruik alleen een goedgekeurde trekhaak
voor het toelaatbare totaalgewicht van de te
transporteren aanhangwagen. De trekhaak
moet geschikt zijn voor de wagen en de aan-
hangwagen, en goed op het chassis van de
wagen zijn bevestigd. Gebruik alleen een
trekhaak met demonteerbare stang met ko-
gelkop. Controleer altijd de aanwijzingen van
de fabrikant van de trekhaak en neem die in
acht. Bouw nooit een trekhaak "in die het ge-
wicht verdeelt" of "de lading gelijkmatig ver-
deelt".
In bumper ingebouwde trekhaak
Bouw nooit een trekhaak of de bevestigings-
punten ervan in de bumper in. Een trekhaak
mag het gedrag van de bumper niet beïn-
vloeden. Wijzig het uitlaat- en het remsys-
teem niet. Controleer regelmatig of de trek-
haak goed ingebouwd is. Koelsysteem van motor
Als
u met
de wagen een aanhangwagen
trekt, moeten de motor en het koelsysteem
harder werken. Het koelsysteem moet vol-
doende koelmiddel bevatten en de toelaat-
bare belasting van het rijden met aanhang-
wagen kunnen weerstaan.
Rem van aanhangwagen
Als de aanhangwagen zijn eigen remsysteem
heeft, dan moet u de geldende wettelijke
voorschriften met betrekking hiertoe in acht
nemen. Het remsysteem van de aanhangwa-
gen mag nooit op het remsysteem van de wa-
gen worden aangesloten.
Kabel van aanhangwagen
Gebruik altijd een kabel tussen de wagen en
de aanhangwagen ››› pag. 252.
Achterlichten van aanhangwagen
De achterlichten van de aanhangwagen moe-
ten aan de daarvoor bestemde normen vol-
doen ››› pag. 252.
Sluit de achterlichten van de aanhangwagen
nooit rechtstreeks aan op het elektrische sys-
teem van de wagen. Als u twijfelt of de elek-
trische aansluiting van de aanhangwagen
goed aangesloten is, neem dan contact op
met een gespecialiseerde werkplaats. SEAT
raadt u aan om een Technische Dienst te
raadplegen. »
249
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Controleren en bijvullen
Selectieve Katalytische Reduc-
tie* (AdBlue) In l
eidin g t
ot themaIn wagens met "Selective Catalytic Reducti-
on" (Selectieve K
at
alytische Reductie) wordt
een speciale oplossing van ureum (AdBlue)
in het uitlaatgassysteem geïnjecteerd, voor
een katalysator, om de uitstoot van stikstof-
oxiden te verminderen.
Het verbruik van AdBlue hangt af van de indi-
viduele rijstijl, de temperatuur van het sys-
teem en de omgevingstemperatuur.
AdBlue bevindt zich in een aparte tank in de
voertuig en moet bijgevuld worden bij een of-
ficiële dealer. De AdBlue-tank heeft een vul-
capaciteit van ongeveer 17 liter.
De AdBlue-vulhoeveelheid moet gecontro-
leerd worden wanneer er servicewerkzaam-
heden worden uitgevoerd. ATTENTIE
Als de AdBlue-vulhoeveelheid te laag is, is
het mogelijk d
at de wagen na het uitschake-
len van het contact niet opnieuw gestart kan
worden. De wagen kan ook niet met een
noodstop of starthulp gestart worden!
● Vul voldoende hoeveelheid AdBlue bij, als
er nog 1.000 km (600 mijlen) te gaan
zijn.
● De AdBlue-tank niet leeg rijden. ATTENTIE
AdBlue is een irriterende en corroderende
vloeist of
die verwondingen veroorzaken kan
als de vloeistof in contact komt met de huid,
de ogen of de ademhalingsorganen.
● Indien AdBlue in contact komt met de ogen
of de huid, moet mins
tens 15 minuten ge-
spoeld worden met ruim water en een arts ge-
raadpleegd worden.
● In geval van inname van AdBlue, dient u de
mond gedurende mins
tens 15 minuten te
spoelen met ruim water. Probeer niet te bra-
ken tenzij dit op advies van de arts gebeurt.
Roep onmiddellijk medische hulpverlening
in. VOORZICHTIG
AdBlue beschadigt oppervlakken zoals bij-
voorbeeld g el
akte onderdelen van de wagen,
kunststoffen, kleding en vloerbedekkingen.
Verwijder weggelekte AdBlue zo snel moge-
lijk met een natte doek en voldoende koud
water.
● Als de AdBlue gestold is, verwijder de Ad-
Blue dan met lau
w water en een spons. Controle- en waarschuwingslampjes
Gaat rood branden
De motor kan niet
opnieuw worden ge-
start! Het AdBlue-ni- veau is te laag.Stop de wagen op een geschik-
te, veilige en vlakke plaats en
vul de minimale hoeveelheid
AdBlue bij ››› pag. 284.
Gaat rood branden
samen met
De motor kan niet
opnieuw worden ge-
start! Storing in het
AdBlue-systeem.Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. Laat het systeem na-
kijken.
Gaat geel branden
De reservehoeveel-
heid AdBlue is klein.
Vul AdBlue bij binnen het aan-
gegeven aantal kilometer (of
mijl)
››› pag. 284. SEAT raadt
aan om daarvoor een gespeciali-
seerde werkplaats te raadple-
gen.
» 283
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Aanwijzingen
klimaat en bij oudere accu's regelmatig wor-
den g ec
ontr o
leerd. Voor het overige is voor
de accu's geen onderhoud vereist.
De systemen met Start/Stop-functie ( ››› pag.
219) zijn uitgerust met speciale accu's, waar-
op het opschrift "AGM" ingeslagen is. Om
technische redenen kan in die accu's het
zuurpeil niet gecontroleerd worden.
Voorbereidingen
● Bereid de wagen voor op werkzaamheden
in de motorruimte ››
› pag. 286.
● Open de motorkap ››› p
ag. 286.
Openen van de afdekking van de accu
Naargelang het motortype kunnen de afdek-
kingen van de wagenaccu verschillen:
● In het geval van een afdekking: druk ges
p
››› afb. 248 A in pijlrichting in en trek de af-
dekk in
g n aar bo
ven los.
● In het geval van een afdekking: neem de af-
dekking w
eg door ze opzij te klappen ››› afb.
249.
Accuzuurpeil controleren
● Zorg ervoor dat voldoende verlichting aan-
wezig is
om de kleuren duidelijk te herken-
nen. Gebruik nooit vlammen of blinkende
voorwerpen als lichtbron. ●
De kleur
weergave in het ronde kijkglas aan
de bovenzijde van de accu hangt af van het
zuurtepeil.
Kleurweer-
gaveNodige handelingen
Lichtgeel of
TransparantHet accuvloeistofpeil is te laag. Laat de
accu in een gespecialiseerde werk-
plaats nakijken en zo nodig vervangen.
ZwartHet accuvloeistofpeil is juist. ATTENTIE
Het werken aan de accu kan leiden tot corro-
sie, exp lo
sies en elektrische schokken.
● Houd de accu nooit schuin. Door de openin-
gen voor de g
assen kan het zuur vrijkomen,
met corrosie tot gevolg.
● Open een accu nooit.
● Raakt u bespat met het zuur, spoel dan on-
middellijk en g
edurende verscheidene minu-
ten uw ogen en huid met veel water. Ga ver-
volgens onmiddellijk naar een arts.
● Ga na inwendig gebruik van accuzuur direct
naar een arts. Laden, vervangen, aansluiten en los-
k
op
pel en
van de accu Accu laden
D
e dient
moet in een g
especialiseerde werk-
plaats worden opgeladen omdat voor het la- den van deze accu's een technologie wordt
toegep
ast waarvoor laden met spanningsbe-
grenzing vereist is ››› . SEAT raadt u aan de
T ec
hni s
che Dienst te raadplegen.
Accu vervangen
De accu is overeenkomstig de inbouwplaats
ontwikkeld en met veiligheidssystemen uit-
gerust. Als de accu vervangen moet worden,
dient u zich vóór aankoop van de nieuwe ac-
cu bij een SEAT-garage te informeren over de
elektromagnetische compatibiliteit, grootte
en vereisten voor onderhoud, rendement en
veiligheid. SEAT adviseert de vervanging van
de accu uit te laten voeren in een SEAT-gara-
ge.
Gebruik alleen een accu die geen onderhoud
vereist volgens de normen TL 825 06 en VW 7
50 73. De versie van deze normen moet die
van april 2008 of later zijn.
De wagens met Start/Stop-functie ( ››› pag.
219) zijn uitgerust met een speciale accu.
Om die reden mag die accu enkel vervangen
worden door een andere accu met dezelfde
kenmerken.
Accu loskoppelen
Als de accu losgekoppeld moet worden van
de elektrische installatie, dient u het volgen-
de in acht te nemen:
● Schakel het contact en alle stroomverbrui-
kers uit
.
300
Controleren en bijvullen
● Ver
gr endel
de wagen alvorens u de accu
loskoppelt, anders gaat het alarm af.
● Koppel eerst de minkabel en daarna de
pluskabel
los ››› .
A c
c u aan
sluiten
● Alvorens de nieuwe accu aangesloten
wordt, moeten al
le stroomverbruikers en het
contact uitgeschakeld worden.
● Verbind eerst de pluskabel en dan de min-
kabel ››
› .
Na het aan
sluit
en van de accu en het inscha-
kelen van het contact, kunnen verschillende
controlelampjes gaan branden. De lampjes
gaan opnieuw uit na een kort traject met een
snelheid van ong. 15-20 km/u (10-12 mph).
Als de controlelampjes blijven branden, dient
u de wagen te laten nakijken in een gespeci-
aliseerde werkplaats.
Als de accu lange tijd losgekoppeld is geble-
ven, is het mogelijk dat de datum van de vol-
gende controlebeurt niet correct aangegeven
of berekend wordt ››› pag. 105. Volg de maxi-
maal toegestane onderhoudsintervallen op
››› brochure Onderhoudsprogramma.
Wagens met Keyless Access (››› pag. 120): in-
dien na het loskoppelen van de accu het con-
tact niet ingeschakeld wordt, moet u de wa-
gen langs buiten vergrendelen en ontgrende-
len. Probeer daarna opnieuw het contact in te
schakelen. Als de band te sterk beschadigd
is, roep dan de hulp van de specialist in. Stroomverbruikers automatisch uitschakelen
Door een intelligent
e elektrische installatie
worden bij sterke belasting van de accu auto-
matisch verschillende maatregelen getroffen
om het ontladen van de accu's te voorkomen:
● het stationair toerental wordt verhoogd, zo-
dat de dyn
amo meer stroom levert.
● zo nodig wordt het vermogen van de krach-
tigste s
troomverbruikers verlaagd of zelfs
volledig afgesloten.
● Bij het starten van de motor is het mogelijk
dat de str
oomtoevoer van de 12 V stopcon-
tacten en van de sigarettenaansteker korte
tijd onderbroken wordt.
De elektrische installatie kan het ontladen
van de accu niet altijd voorkomen. Dit kan
bijvoorbeeld het geval zijn wanneer het con-
tact gedurende langere tijd ingeschakeld
blijft met uitgezette motor of wanneer de
stads- of parkeerlichten blijven branden ter-
wijl de wagen geparkeerd staat.
Waarom wordt de wagenaccu ontladen?
● Het gedurende lange tijd parkeren van de
wagen z
onder dat de motor draait, vooral
met ingeschakeld contact.
● Gebruik van stroomverbruikers met uitge-
schak
elde motor.
● Indien de interieurvoorverwarming werkt
››› p
ag. 187. ATTENTIE
Het verkeerd vastmaken of gebruiken van de
accu k an l
eiden tot kortsluiting, brand en ern-
stige verwondingen.
● Gebruik uitsluitend accu's die geen onder-
houd verei
sen, niet ontladen en waarvan de
eigenschappen, specificaties en afmetingen
overeenstemmen met de af fabriek geïnstal-
leerde accu. De specificatie wordt aangege-
ven op de accubehuizing. ATTENTIE
Als een accu wordt geladen, ontstaat een
licht ont vl
ambaar knalgas.
● Laad de accu alleen op in goed geventileer-
de ruimten.
● Laad nooit een bevr
oren of recent ontdooi-
de accu op. E
en lege accu kan al bij tempera-
turen rond 0°C (+32°F) bevriezen.
● Als een accu bevriest, moet hij vervangen
worden.
● Verb
indingskabels die niet correct aange-
sloten z
ijn kunnen kortsluiting veroorzaken.
Eerst de pluskabel en daarna de minkabel
aansluiten. VOORZICHTIG
● Acc u's
nooit bij ingeschakeld contact of bij
draaiende motor losmaken, omdat anders de
elektrische installatie resp. elektronische on-
derdelen worden beschadigd. » 301
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Trefwoordenlijst
Trefwoordenlijst A
Aanbev o
len
versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
Aandrijfslipregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
Aandrijfslipregeling (ASR) . . . . . . . . . . . . . 215, 216
Aanhaalmoment . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315 wielbouten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Aanhangen beladen maximaal toelaatbaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
Aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248 aanhangwagengewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
aankoppelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 249, 253
alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 253
beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 254
bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 240
buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 240
Functiecontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 253
kabel van aanhangwagen . . . . . . . . . . . 249, 253
Kogeldruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
koplampen verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 254
Led-achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 249, 253
optisch parkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
rijden met aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . 254
stabilisatie van wagen/aanhangwagen . . . . . 255
stang met kogelkop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
stang met kogelkop elektrisch ontgrendelen . 250
stopcontact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
trekhaak voor aanhangwagen inbouwen . . . . 256
Aanhangwagengewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314
Aantal plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Aanwijzingen op het display . . . . . . . . . . . . . . . . 106 Aanwijzingen op het scherm
buitentemper atuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
service-intervalindicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
verkeerstekenherkenning . . . . . . . . . . . . . . . . 241
ABS zie Antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 259
Accu aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 300
accuvloeistofpeil controleren . . . . . . . . . . . . . 299
controle- en waarschuwingslampjes . . . . . . . . 299
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 300
loskoppelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 300
ontladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
ontlading . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
positieve pool voor starthulp . . . . . . . . . . . . . . . 54
starthulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
stroomverbruikers automatisch uitschakelen 301
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 300
voorbereidingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299
zuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 300
Accu van de wagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42, 298 hulp bij het starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
loskoppelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 noodsluiting en -opening . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
waarschuwingslampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
zie ook Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
Achterruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Achteruitkijkspiegels buitenspiegels verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Achteruitrijcamera . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227 bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 229modus 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 230
modus 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 230 Achteruitrijhulp
displ ay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
Gebruiksaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
AdBlue bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 284
controle- en waarschuwingslampjes . . . . . . . . 283
informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 284
minimale vulhoeveelheid . . . . . . . . . . . . . . . . 284specificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285
vulcapaciteit van tank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
Afdichtrubbers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 271
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 321
AFS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
Afstandsbediening zie Sleutels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
Afstandsbediening van de interieurvoorverwar- ming
de batterij vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
interieurvoorverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
Afstandsregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
Afstelling lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
Afvoer airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278
wagens aan eind van levensduur . . . . . . . . . . 278
Airbagafdekkingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Airbags zie Airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17, 70 activering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
airbag voor de knieën . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
dashboard schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . 276
gebruik van kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . 18, 75
hoofdairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
reparaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261
voorairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17, 72 323
Trefwoordenlijst
dynamische onderstelregeling (DCC) . . . . . . . 244
El ektr
onis
ch beheer van het aandrijfkoppel
(XDS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215
inparkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
Lane Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
launch-control-programma . . . . . . . . . . . . . . . 207
optisch parkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222
park Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
rear View Camera . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227
remkrachtassistent (BAS) . . . . . . . . . . . . . . . . . 215
rijstrookassistent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
sign Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 240
snelheidsregelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
start-Stop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219
starthulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217
uitparkeerhulp (RTA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235
verkeerstekenherkenning . . . . . . . . . . . . . . . . 240
vermoeidheidsherkenning . . . . . . . . . . . . . . . . 243
I Inbouwen trekhaak voor aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . 256
Inbraakbeveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Informatieoproep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Informatiesysteem SEAT structuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Ingang USB/AUX-IN . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113, 172
In geval van nood . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Inparkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223 automatisch onderbreken . . . . . . . . . . . . . . . . 227
in- of uitschakelen (parkeerplaats verlaten) . . 226
in- of uitschakelen (parkeren) . . . . . . . . . . . . . 225
ingrijpen van remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227
onderbreken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225
parkeerplaats verlaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225 storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
voorbereiding
en voor parkeren . . . . . . . . . . . . 225
Inrijden banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 305
nieuwe motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
remblokken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
Instellingen rugleuning van de bijrijdersstoel naar vorenklappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
Instelling van de stoelen stoelen achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
Instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 105 controle- en waarschuwingslampjes . . . . 33, 110
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105, 106
instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
menu's . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33, 110
weergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Interieurbewaking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Interieurverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Interieurvoorverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187 afstandsbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
afstandsbediening: de batterij vervangen . . . 188
automatisch uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . 280
bereik van de afstandsbediening . . . . . . . . . . 189
bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187, 190
gebruiksaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
Programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
ISOFIX . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
ISOFIX-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
J Jerrycan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279 Juiste houding
bestuur der . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
K
Kabel van aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . 249, 253
Katalysator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212 controle- en waarschuwingslampjes . . . . . . . . 211
Storing in de werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Keuzehendelvergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . 204
Keyless Access bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
de wagen ontgrendelen en vergrendelen . . . . 120
keyless-Entry . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
keyless-Exit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
Kilometerteller dagteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Kinderstoel Top Tether-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Kinderzitje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 bevestigingssystemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
geïntegreerd kinderzitje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
gewichtscategorieën . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
ISOFIX-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22, 80
met veiligheidsgordel bevestigen . . . . . . . . . . . 22
op de achterbank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
op de bijrijdersstoel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
regelgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
uitschakelen van de voorairbag van de bijrijder . . .75
veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . 20, 77
vervoer van kinderen in de wagen . . . . . . . . . . 78
Kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77 voorairbag van de bijrijder buiten werkingstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Kledinghaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
Klep van de bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
328