Page 169 of 296

167
PARTNER-2-VP_NL_CHAP07_VERIFICATION_ED02-2015
Bevestigde storing
Naast de hierboven vermelde
waarschuwingen, knippert het
verklikkerlampje UREA en wordt de
toegestane actieradius in kilometers
(mijlen) weergegeven.
De waarschuwing wordt elke
30
seconden herhaald. De actieradius
wordt elke 50
km bijgewerkt.
Neem zo snel mogelijk contact op
met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
De kans bestaat dat de motor niet
meer kan worden gestart.
Starten geblokkeerd, na het
afleggen van 1100
km (700 mijl)
Bij elke startpoging wordt de
waarschuwing geactiveerd en wordt
de melding "Storing emissieregeling:
Starten geblokkeerd" weergegeven.Vullen/bijvullen van het additief
AdBlue®
Voorschriften
Gebruik uitsluitend additief AdBlue® dat
aan de norm ISO 22241
voldoet.
Het additief AdBlue
® is een oplossing
op ureumbasis.
Deze vloeistof is onontvlambaar,
kleurloos en geurloos.
Bewaar de vloeistof op een koele
plaats.
Bidon (5
of 10
l), flacon (1,89 l)
AdBlue
®
Controleer de houdbaarheidsdatum.
Lees de aanwijzingen op het etiket.
Zorg voor een geschikte vulslang (al
dan niet meegeleverd met de bidon). Als vloeistof is gemorst, veeg dan
de omtrek van de opening van de
vulpijp met een vochtige doek af.
Als spatten van de vloeistof AdBlue
op u terecht zijn gekomen, spoel deze
dan onmiddellijk met koud water weg
of veeg ze af met een schone, vochtige
doek.
Als het additief is gekristalliseerd,
verwijder het dan met een spons en
warm water.
ONDERHOUD
7
Additief AdBlue®
Page 170 of 296

168
PARTNER-2-VP_NL_CHAP07_VERIFICATION_ED02-2015
Vullen
Controleer of de auto op een vlakke en
horizontale ondergrond staat.
Leeg de inhoud van de bidon/flacon in
het desbetreffende reservoir.
Houd u na het vullen van het
additiefreservoir aan de volgende
regels:
-
Zet het contact aan zonder de
motor te starten.
-
W
acht 10 seconden alvorens de
motor te starten.
Voer de lege AdBlue
®-bidons/
flacons niet als huisvuil af.
Deponeer ze in de daartoe bestemde
containers of breng ze naar uw
verkooppunt. Bewaar AdBlue
® buiten het bereik
van kinderen, in de originele
flacon.
Als het AdBlue
® niet in de originele
flacon wordt bewaard, verliest het zijn
zuiverheid.
Verdun het additief nooit met water.
Giet nooit additief in de brandstoftank.
Voorschriften voor opslag
Bewaar de bidons/flacons AdBlue® niet
in uw auto.
Bevriezen van het additief AdBlue
®
AdBlue® bevriest bij temperaturen
lager dan ongeveer -11°C (12,2°F) en
verliest zijn kwaliteit bij temperaturen
vanaf 25°C (77°F).
Het is raadzaam de bidons/flacons koel
en buiten direct zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is het
additief ten minste één jaar houdbaar.
Additief dat bevroren is geweest, kan
weer worden gebruikt nadat het bij
kamertemperatuur is ontdooid. Het SCR-systeem is voorzien van
een verwarmingssysteem voor het
AdBlue
®-reservoir zodat uw auto
onder normale omstandigheden
kan functioneren.
In uitzonderlijke omstandigheden,
als de omgevingstemperatuur van de
auto bijvoorbeeld lange tijd lager is
geweest dan -15°C (5°F), kan door
bevriezing van het additief AdBlue
® een
storing in de emissieregeling worden
weergegeven.
Stal uw auto gedurende enkele
uren in een ruimte met een hogere
temperatuur tot het additief weer
vloeibaar is.
De waarschuwing van de storing in
het emissieregelsysteem verdwijnt niet
direct, maar pas na enkele kilometers
rijden.
Additief AdBlue®
Page 171 of 296

169
Partner-2-VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2015
ACCU
Wacht 2 minuten na het uitzetten
van het contact alvorens u de accu
loskoppelt.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor
.
Laad de accu niet op zonder de
accukabels los te nemen.
Zet, elke keer nadat de accukabels
weer zijn aangesloten, het contact AAN
en wacht 1
minuut alvorens de motor
te starten, zodat de elektronische
systemen geïnitialiseerd kunnen
worden. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als er zich na deze
handeling toch nog problemen
voordoen.
Wacht ongeveer 3
minuten na het
vervangen van een lamp alvorens u de
accu aansluite
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan
een maand buiten gebruik is.
Laden met behulp van een
acculader
- Maak de accupoolklemmen los.
-
V
olg de aanwijzingen van de
fabrikant op de acculader.
-
Sluit de accukabels weer aan, te
beginnen met de (-) kabel.
-
Controleer of de accupolen en
de klemmen schoon zijn. Indien
ze bedekt zijn met een (witte of
groene) oxidatielaag, neem dan de
accukabels los en reinig de polen
en de klemmen.
Starten met een hulpaccu
- Sluit eerst de rode kabel aan op de
(+) polen van de beide accu's.
-
Sluit de groene of zwarte kabel aan
op de (-) pool van de hulpaccu.
-
Sluit het andere uiteinde van de
groene of zwarte kabel aan op
een zo ver mogelijk van de accu
verwijderd massapunt van de te
starten auto.
-
Stel de startmotor in werking en
laat de motor draaien.
-
W
acht tot de motor stationair draait
en neem dan de kabels los.
Deze sticker geeft aan dat er
een speciale 12V-loodaccu is
gebruikt die alleen losgekoppeld
en/of vervangen mag worden bij
het PEUGEOT-netwerk of bij een
gekwalificeerde werkplaats.
Het negeren van deze aanwijzing kan
ertoe leiden dat de accu vroegtijdig
aan vervanging toe is.
Na het monteren van de accu
kan het, afhankelijk van de
weersomstandigheden en de
laadtoestand van de accu, enkele uren
(tot ongeveer 8
uur) duren voordat het
Stop & Start-systeem weer zal werken.
Voor het opladen van de accu van
het Stop & Start-systeem hoeven
de accukabels niet losgenomen te
worden.
Accu
8
SNEL WEER OP WEG
Page 172 of 296
170
Partner-2-VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2015
ECO-MODE
Nadat de motor is afgezet wordt bij
aangezet contact na 30 minuten een
aantal elektrische voorzieningen
(ruitenwissers, ruitbediening,
plafonniers, autoradio, enz.)
automatisch uitgeschakeld om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Op dat moment knippert het
verklikkerlampje voor het laden van de
accu en verschijnt er een melding op
het display.
Start de motor en laat deze enige
tijd draaien om de bovengenoemde
voorzieningen weer te kunnen
gebruiken.
De beschikbare tijd bedraagt het
dubbele van de tijd dat de motor heeft
gedraaid. Deze tijd zal echter altijd
tussen de 5
en 30 minuten bedragen.
Als de accu ontladen is, kan de
motor niet gestart worden.
Accu
Page 173 of 296

171
Partner-2-VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2015
De set voor voorlopige
bandenreparatie bestaat uit een
compressor en een flacon (dat een
afdichtmiddel bevat).
Gebruik van de set
1. Kruis het wiel waarvan de band
lek is aan op de sticker met de
snelheidslimiet, en plak deze op het
stuurwiel om u er aan te herinneren dat
u tijdelijk met een gerepareerd wiel rijdt.
2. Klik de flacon 1 op de compressor 2.
3.
Sluit de flacon
1 aan op het ventiel
van de lekke band.
4.
Let erop dat de slang van de
compressor volledig uitgerold is
voordat u deze op de flacon aansluit.
5.
Sluit de voedingsdraad aan op een
van de 12V-aansluitingen in de auto.
6.
Activeer de compressor met
een druk op de knop
A, tot de
bandenspanning 2,0
bar bedraagt.
Als deze spanning niet bereikt kan
worden, kan de band niet worden
gerepareerd.
7.
V
erwijder de compressor en berg
deze op.
8. Rijd onmiddellijk enkele kilometers
met beperkte snelheid, zodat het
afdichtingsproduct het lek kan dichten.
9. Breng de band met behulp van
de compressor op de normale,
voorgeschreven spanning en
controleer of het lek goed gedicht is
(de bandenspanning mag niet lager
worden).
10.
Rijd maximaal 80
km/h. Laat
de gerepareerde band zo snel
mogelijk onderzoeken en repareren
door een specialist. De flacon kan na gebruik worden
bewaard in de bijgeleverde plastic zak,
om te voorkomen dat vloeistofresten
uw auto vervuilen.
Let op: de gelflacon bevat
ethyleenglycol. Dit middel is
schadelijk bij inname en irriterend
voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
Werp de flacon na gebruik niet weg,
maar lever deze in bij het PEUGEOT-
netwerk of een officieel inzamelpunt.
De flacon is verkrijgbaar bij het
PEUGEOT-netwerk.
BANDENREPARATIESET
De bandenreparatieset bevindt zich in
een opbergvak onder de voorstoel.
Auto's die voorzien zijn van een
bandenreparatieset hebben geen
reservewiel, noch gereedschap
(krik, slinger, ...).
8
SNEL WEER OP WEG
Wiel verwisselen
Page 174 of 296

172
Partner-2-VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2015
1. Plaatsen van de auto
- Verzeker u ervan dat alle inzittenden de auto hebben
verlaten en zich op een veilige plek
bevinden.
-
Zet de auto voor zover mogelijk
op
een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond.
-
T
rek de handrem aan, zet het
contact af en schakel de eerste
versnelling of de achteruit in. -
Blokkeer het wiel schuin tegenover
het te verwisselen wiel met het
wielblok.
WIEL
VERWISSELEN
2. Gereedschap
Het gereedschap bevindt zich in een
met een deksel afgesloten opbergvak
onder een voorstoel.
-
Schuif de stoel, indien nodig,
naar voren voor toegang tot het
opbergvak via de achterzijde.
-
V
erwijder het deksel en haal de krik
en de gereedschapskist tevoorschijn.
-
Haal het benodigde gereedschap
uit de kist.
1.
Krik.
2.
Wielsleutel.
3.
Wielblok.
4.
Sleutel voor de dakstangen van het
Zénith-dak en de achterlichten.
5.
Gereedschap voor het verwijderen van
de sierdop van lichtmetalen velgen.
6. Sleepoog.
Bij auto's met een trekhaak kan
het nodig zijn de achterzijde op te
krikken om het reservewiel uit de
reservewielhouder te kunnen nemen.
Raadpleeg het PEUGEOT
-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
wanneer sprake is van bijzondere
omstandigheden of zware belading.
De krik en het gereedschap zijn
specifiek voor uw auto. Gebruik ze niet
voor andere doeleinden.
Wiel verwisselen
Page 175 of 296
173
Partner-2-VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2015
3. Reservewiel
- Draai de bout los met behulp
van de wielsleutel, tot de
reservewielhouder zo laag mogelijk
hangt.
-
Open de achterdeuren voor
toegang tot het reservewiel. -
Haal de reservewielhouder los van
de haak en plaats het reservewiel
in de nabijheid van het te
vervangen wiel.
8
SNEL WEER OP WEG
Wiel verwisselen
Page 176 of 296

174
Partner-2-VP_nl_Chap08_Aide-rapide_ed02-2015
4. Werkwijze
- Plaats de krik onder het steunpunt
bij het te verwisselen wiel.
-
Draai de krik uit tot de kop van de
krik tegen het steunpunt komt; het
middelste gedeelte van de kop
moet goed in het steunpunt
A van
de auto steken.
-
Krik de auto op tot er voldoende
ruimte is tussen het wiel en de
grond, zodat later gemakkelijk het
(niet lekke) reservewiel kan worden
gemonteerd.
-
Draai alle wielbouten geheel los.
-
V
erwijder de wielbouten en het
wiel.
-
V
erwijder het wieldeksel.
-
Draai de wielbouten iets los. Zorg ervoor dat de krik stabiel staat.
De voet van de krik moet recht op de
grond staan.
Op een gladde of zachte ondergrond kan
de krik wegschuiven of wegzakken -
Kans op letsel!
Gebruik alleen de voor de krik
bestemde steunpunten onder de auto
en zorg ervoor dat de kop van de krik
goed in het steunpunt steekt.
Anders kan de auto beschadigd raken
en/of kan de krik wegzakken - Kans op
letsel!
Draai de krik niet uit voordat de
wielbouten van het te verwisselen
wiel iets zijn losgedraaid en het
wiel dat zich schuin tegenover
het te verwisselen wiel bevindt, is
geblokkeerd met een wielblok.
Wiel verwisselen