.
508_nl_Chap00a_sommaire_ed01-2016
Rijadviezen 159
Starten - afzetten van de motor met de sleutel met afstandsbediening
1
61
Starten - afzetten van de motor met de elektronische sleutel
(Keyless entry and start)
1
65
Handbediende parkeerrem
1
67
Elektrische parkeerrem
1
68
Handgeschakelde versnellingsbak
1
74
Schakelindicator
175
Automatische transmissie
1
76
Stop & Start
1
80
Hill Start Assist
1
83
Head-up display
1
84
Controlesysteem bandenspanning
1
86
Snelheidsbegrenzer
188
Snelheidsregelaar
190
Snelheden opslaan
1
92
Parkeerhulp
193
Dodehoekbewaking
196
Achteruitrijcamera
199Brandstof
200
Sneeuwkettingen
20
3
Sneeuwscherm
2
04
Trekken van een aanhanger
2
05
Trekhaak met afneembare kogel
2
06
Wisserbladen vervangen
2
11
Allesdragers monteren
2
12
Openen van de motorkap
2
14
Benzinemotoren
215
Dieselmotoren
216
BlueHDi-dieselmotoren
2
17
Niveaus controleren
2
18
Controles
221
Additief AdBlue
® en SCR-systeem
(BlueHDi-dieselmotor) 2 23
Gevarendriehoek
227
Brandstoftank leeg (diesel)
2
28
Bandenreparatieset
2
29
Reservewiel
235
Een lamp vervangen
2
42
Zekeringen vervangen
2
49
12V-accu
253
Accu verwijderen - plaatsen
2
57
Eco -mode
261
Slepen van uw auto
2
62Benzinemotoren
264
Gewichten (benzine)
2
65
Dieselmotoren
26
6
Gewichten (diesel)
26
8
Afmetingen
2
71
Identificatie 273
Noodoproep of Pechhulp 2 74
JBL Hifi-systeem 276
7 inch touchscreen
2
77
Autoradio
337
RijdenPraktische informatie
Storingen verhelpen Technische gegevens
Audio en telematica Index
Inhoud
10
508_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Onderhoud - Gegevens
Identificatie 273
Afmetingen 271-272
Brandstoftank leeg (diesel)
2
28
Niveaus controleren
2
18-220
-
olie
-
remvloeistof
-
stuurbekrachtigingsvloeistof
-
koelvloeistof
-
ruitensproeier-/koplampsproeiervloeistof- brandstofadditief (diesel)
Additief AdBlue® 35-38, 223-226
Controle van onderdelen 2 21-222
-
12V- ac c u
-
luchtfilter
-
interieurfilter
-
oliefilter
-
r
oetfilter (diesel)
-
versnellingsbak
-
remblokken/-schijven
-
parkeerrem
-
e
lektrische parkeerrem
Lampen vervangen
2
42-248
-
voor
-
achter 12V-accu
253-256
12V-accu verwijderen/
plaatsen
257-260
Spaar fase accu, eco-mode
2
61
Zekeringen motorruimte
2
49, 252
Motorkapontgrendeling
214
Onder de motorkap (benzine)
2
15
Onder de motorkap (diesel)
2
16 -217
Benzinemotoren
264
Dieselmotoren
26
6-267Gewichten (benzine)
2
65
Gewichten (diesel)
26
8-269
Overzicht
76
508_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Elektrisch verstellen
1. Zitting kantelen en in hoogte en in lengterichting verstellen
F
L
icht de schakelaar aan de voorzijde op
of druk deze neer om het zitgedeelte van
de stoel te kantelen.
F
L
icht de schakelaar aan de achterzijde
op of druk deze neer om het zitgedeelte
te verhogen of te verlagen.
F
B
eweeg de schakelaar naar voren of
naar achteren om de stoel naar voren of
naar achteren te bewegen.
2.
K
antelen van de rugleuning
B
eweeg de schakelaar naar voren of
naar achteren om de hellingshoek van de
rugleuning in te stellen.
3.
L
endensteun verstellen
D
it systeem biedt de mogelijkheid om
onafhankelijk van elkaar de hoogte en de
diepte van de lendensteun in te stellen.
Bedien de schakelaar:
F
N
aar voren of naar achteren voor meer of
minder steun in de lendenen.
F
O
mhoog of omlaag om de drukzone van
de lendensteun omhoog of omlaag te
bewegen.
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel niet
wordt verhinderd door personen of hinderlijke voor werpen op de vloer achter de stoel om te
voorkomen dat de stoel wordt geblokkeerd. Onderbreek het schuiven van de stoel meteen
als dit het geval is. Zet, om de stoelen elektrisch te verstellen, het contact aan of start de motor als de
eco-modus is ingeschakeld.
Na het openen van het voorportier kan de bediening van de elektrische verstelling van de
bestuurdersstoel nog ongeveer een minuut worden gebruikt. Ongeveer een minuut na het uitzetten van
het contact en in de eco-mode, wordt de bediening van de elektrische stoelverstelling uitgeschakeld.
Als het contact wordt aangezet, wordt de bediening van de elektrische stoelverstelling weer ingeschakeld.
Ergonomie en comfort
102
508_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
1. Plafonnier vóór
2. Kaartleeslampjes vóór
3.
K
aartleeslampjes achter
4.
Sf
eerverlichting
Plafonniers
In deze stand gaat de
interieurverlichting geleidelijk branden:
Plafonnier vóór
Zorg ervoor dat er geen voor werpen in
contact zijn met de plafonniers.
In de stand "interieurverlichting permanent
ingeschakeld", blijft de interieurverlichting
afhankelijk van de omstandigheden
gedurende een bepaalde tijd branden:
- bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten,- in de eco-mode: ongeveer 30 seconden,- bij draaiende motor: onbeperkt.
- als de auto wordt ontgrendeld,
-
a ls de sleutel uit het contact wordt ver wijderd,
-
a
ls een portier wordt geopend,
-
a
ls op de vergrendelingsknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt om de auto
te lokaliseren.
De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:
-
a
ls de auto wordt vergrendeld,
-
a
ls het contact wordt aangezet,
-
3
0 seconden na het sluiten van het
laatste portier.
Permanent uit.
Permanent aan.
Kaartleeslampjes vóór en
achter
F Druk bij aangezet contact op de desbetreffende schakelaar.
Als plafonnier vóór in de stand
"interieurverlichting permanent ingeschakeld"
staat, branden ook de kaartleeslampjes achter,
behalve als deze in de stand "Permanent uit"
staan.
U kunt de kaartleeslampjes achter vanaf de
zitplaatsen vóór uitschakelen om bijvoorbeeld
slapende passagiers niet te storen. De
achterpassagiers kunnen echter altijd zelf de
kaartleeslampjes inschakelen.
Ergonomie en comfort
119
508_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Ring voor de selectie van de
mistverlichting
De mistverlichting werkt in combinatie met het
dimlicht en het grootlicht.
Mistlampen vóór en
mistachterlichten
Als de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoeringen met automatische
verlichting) of als het dimlicht handmatig wordt
uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en de
parkeerlichten branden.
F
Draai de ring naar achteren om de mistverlichting uit te
schakelen. De parkeerlichten worden dan ook uitgeschakeld.
Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts,
zijn de mistlampen vóór en de
mistachterlichten verblindend voor
medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan. Gebruik de mistlampen
vóór en de mistachterlichten uitsluitend
bij mist of sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden
dient u de mistlampen en het dimlicht
handmatig in te schakelen, omdat
de lichtsensor voldoende licht kan
waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten
zodra ze niet meer nodig zijn.
Verdraai de ring:
F
é
én stand naar voren om de mistlampen
vóór in te schakelen,
F
t
wee standen naar voren om de
mistachterlichten in te schakelen,
F
é
én stand naar achteren om de
mistachterlichten uit te schakelen,
F
t
wee standen naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen.
Vergeten verlichting
Als het contact is afgezet, de verlichting
handmatig is ingeschakeld en een van
de voorportieren wordt geopend, klinkt
een geluidssignaal om aan te geven dat
de verlichting nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de
verlichting wordt uitgeschakeld.
Als de dimlichten bij afgezet contact
blijven branden, gaat de auto over in
de ECO -mode om het ontladen van de
accu te voorkomen.
Als het contact wordt afgezet, wordt
de verlichting gedoofd, maar kunt u de
verlichting altijd weer inschakelen met
de lichtschakelaar.
4
Verlichting en zicht
165
508_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bij zeer lage temperaturen wordt
bij auto's met een dieselmotor de
motor pas na het doven van het
verklikkerlampje "Voorgloeien" gestart.
Als dit verklikkerlampje gaat branden
nadat u op de knop "START/STOP"
hebt gedrukt, moet u het rempedaal of
het koppelingspedaal ingetrapt houden
tot het verklikkerlampje dooft en mag
u niet nogmaals op de knop " S TA R T/
STOP " drukken voordat de motor is
aangeslagen.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor
niet afgezet.
Afzetten
F Zet de auto stil.
F
Druk op de knop " START/STOP"
ter wijl de elektronische sleutel zich
in het interieur van de auto bevindt.
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt
vergrendeld.
Stand Contact (accessoires)
De elektronische sleutel bevindt zich in het
interieur van de auto. Druk, zonder een pedaal
in te trappen, op de knop "START/STOP"
om het contact aan of af te zetten en zo de
verschillende uitrustingselementen te activeren.Als aan een van de voor waarden voor het starten
niet wordt voldaan, wordt ter herinnering een
melding op het display van het instrumentenpaneel
weergegeven. In sommige gevallen moet het
stuur wiel heen en weer worden bewogen ter wijl
de knop "START/STOP" wordt ingedrukt om het
stuurslot te ontgrendelen; u wordt hiervan via een
melding op de hoogte gebracht.
F De elektronische sleutel bevindt zich in het interieur van de auto. Trap het
rempedaal in (auto's met automatische
transmissie) of trap het koppelingspedaal
volledig in (auto's met handgeschakelde
versnellingsbak) en houd het pedaal
ingetrapt tot de motor is gestart.
Starten
F Druk op de knop " START/STOP".
Starten - afzetten van de motor met de
elektronische sleutel (Keyless entry and start)
F Het stuurslot wordt ontgrendeld en de
motor wordt bijna direct gestart. Wanneer u de accessoirestand te lang
gebruikt, wordt automatisch de eco-
mode ingeschakeld om te voorkomen
dat de accu ontladen raakt.
6
Rijden
261
508_nl_Chap08_en-cas-de-pannes_ed01-2016
De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal functies om te voorkomen dat de
accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals het audio- en
telematicasysteem, de ruitenwissers, dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal maximaal 40 minuten
gebruiken.
Eco-mode
Inschakelen van de eco-mode
Vervolgens geeft een melding op het display
van het instrumentenpaneel aan dat de eco-
mode is ingeschakeld en worden de actieve
functies in de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het
gesprek nog gedurende ongeveer 10 minuten
worden voortgezet via de handsfree set van uw
autoradio.
Uitschakelen van de eco-mode
De functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
m
inder dan tien minuten om de functies
ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,
-
m
eer dan tien minuten om de functies
ongeveer dertig minuten te kunnen
gebruiken.
Neem de tijd die nodig is voor het starten van
de motor in acht om een juiste lading van de
accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de accu.
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming,
...)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat.
8
Storingen verhelpen
277
508_nl_Chap10c_SMEGplus_ed01-2016
7 inch touchscreen
GPS-navigatie - Multimedia-autoradio - Bluetooth®-telefoon
Inhoud
Basisfuncties 2 78
Stuurkolomschakelaars
280
Menu's
28
1
Media
282
Radio
288
Digitale radio (DAB, Digital Audio
Broadcasting)
290
Muziek
292
Navigatie
2
96
Navigatie - routebegeleiding
3
04
Verkeer
3
08
Configuratie 310
Internetdiensten
318
PEUGEOT Connect Apps
3
19
Telefoon
320
Veelgestelde vragen
3
28
Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto
functioneert. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn
volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande
auto.
Als de melding "eco-mode" wordt weergegeven, worden de
elektrische functies uitgeschakeld die in werking zijn.
Zie de rubriek over de eco-mode.
.
Audio en telematica