180
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
Stop & Start
Werking
Overgang naar de STOP-stand
Het verklikkerlampje "ECO" op het
instrumentenpaneel gaat branden en de
motor wordt in de STOP-stand gezet:
- auto met een handgeschakelde versnellingsbak: als u bij een snelheid lager dan
20
km/h (of bij stilstaande auto in het geval van
een auto met een PureTech 130
-, BlueHDi 115 -
of BlueHDi 120-motor) de versnellingshendel in
de neutraalstand zet en het koppelingspedaal
loslaat,
- auto met een elektronisch gestuurde versnellingsbak: als u bij een snelheid
lager dan 8
km/h het rempedaal intrapt of
de selectiehendel in de stand N zet,
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- he t bestuurderportier geopend is,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
-
d
e auto sinds de laatste start met de sleutel
niet sneller dan 10
km/h heeft gereden,
-
d
e auto stilstaat op een steile helling
(stijgend of dalend),
-
d
e elektrische parkeerrem wordt /is
aangetrokken,
-
d
e klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
-
d
e voorruitontwaseming is ingeschakeld,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur...).
In dit geval knippert het
verklikkerlampje "ECO" een paar
seconden, waarna het uitgaat.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
Tank nooit als de motor door het Stop &
Start-systeem in de STOP-stand
is gezet. Zet in dat geval altijd het
contact af en neem de sleutel uit het
contactslot. Het systeem werkt de eerste
10
seconden na het inschakelen van de
achteruitversnelling niet.
Als de motor door het systeem in de
STOP-stand wordt gezet, blijven alle
andere componenten zoals de remmen
en de stuurbekrachtiging normaal
functioneren.
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt
automatisch gestart (START-stand) als u weer
weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel
en stil.
Het Stop&Start-systeem is perfect afgestemd
op stadsgebruik en zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in
het interieur tijdens het wachten.
-
a
uto met een automatische transmissie:
als u bij stilstaande auto het rempedaal
intrapt of de selectiehendel in de stand N
zet.
Als uw auto is uitgerust met een teller,
wordt de duur van de momenten
dat de motor afgezet is, opgeteld en
weergegeven. Elke keer als u het
contact opnieuw aanzet, wordt deze
teller op 0
gezet.
Rijden
181
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
Overgang naar de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO" gaat
uit en de motor wordt automatisch
gestart:
-
a
uto met een handgeschakelde
versnellingsbak: als u het
koppelingspedaal volledig intrapt,
-
a
uto met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak:
● als
u het rempedaal loslaat ter wijl de
se
lectiehendel in de stand A of M staat,
● of
als u, ter wijl de selectiehendel in
d
e stand N staat en het rempedaal is
losgelaten, de selectiehendel in de stand
A of M zet,
● of
als u de achteruitversnelling
i
nschakelt.
-
a
uto met een automatische transmissie:
● als
u het rempedaal loslaat ter wijl de
se
lectiehendel in de stand D of M staat,
● of
als u, ter wijl de selectiehendel in
d
e stand N staat en het rempedaal is
losgelaten, de selectiehendel in de stand
D of M zet,
● of
als u de achteruitversnelling
i
nschakelt. Het verklikkerlampje "ECO"
knippert
een paar seconden en gaat dan uit.
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen
normaal.
Uitschakelen
U kunt deze functie op elk willekeurig moment
uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF" in
te drukken.
Het verklikkerlampje in de schakelaar gaat
branden en er verschijnt een melding op het
display.
De START-stand wordt automatisch
geactiveerd als:
-
he
t bestuurderportier wordt geopend,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
d
e snelheid van de auto hoger is
dan 25
km/h (handgeschakelde
versnellingsbak, 3
km/h bij een auto met
een PureTech 130 -, BlueHDi 115 - of
BlueHDi 120 -motor), 11
km/h (elektronisch
gestuurde versnellingsbak) of 3
km/h
(automatische transmissie),
-
d
e elektrische parkeerrem wordt
aangetrokken,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...). Als het systeem in de STOP-stand
wordt uitgeschakeld, dan wordt de
motor direct weer gestart.
8
Rijden
182
5008_nl_Chap08_conduite_ed01-2015
InschakelenStoringen
Bij een storing in het systeem gaat het
verklikkerlampje in de schakelaar "ECO OFF"
knipperen en vervolgens constant branden.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet meer wil
aanslaan of direct afslaat: alle verklikkerlampjes
branden. Zet in dat geval het contact af en start
de auto dan met behulp van de sleutel.
Onderhoud
Dit systeem heeft specifieke kenmerken en maakt
gebruik van een speciale 12V-accu (raadpleeg
voor meer informatie het PEUGEOT-netwerk).
Het gebruik van een andere dan de door
PEUGEOT voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
Maak voor het opladen van de 12V-accu
gebruik van een 12V-acculader. De polariteiten
mogen hierbij niet worden omgekeerd.
Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF"
.
Het systeem is dan weer ingeschakeld; het
verklikkerlampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding op het display weergegeven.
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra u het contact
opnieuw aanzet. Schakel omwille van de veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit als u
handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren.
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden
uitvoeren bij het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Schakel de functie Stop & Start uit en rij
stapvoets als u over een overstroomde
weg rijdt of een wed oversteekt.
Rijden
192
5008_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem is afgezet; zet in
dat geval altijd het contact af met de
sleutel.
Veilig tanken:
F
z
et altijd de motor af,
F
o
pen de brandstofvulklep,
F
s
teek de sleutel in de dop en draai de
sleutel linksom,
Na het tanken:
F
b
reng de dop aan,
F
d
raai de sleutel naar rechts en ver wijder
deze vervolgens uit de dop,
F
s
luit de brandstofvulklep.
F
v
er wijder de dop en bevestig deze aan de
haak aan de binnenzijde van de klep,
F
t
ank de auto af, maar laat het vulpistool
nooit meer dan 3
keer afslaan . Indien dit
wel gebeurt, kunnen er storingen optreden,
Storing
In het geval van een storing in de
brandstofniveaumeter gaat de wijzer terug naar 0.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Onderhoud
196
5008_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
Motorkap
F Duw de veiligheidshaak B naar links en til de motorkap op. F
N
eem de motorkapsteun C uit de houder.
F
B
evestig de motorkapsteun in de uitsparing
om de motorkap geopend te houden.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F Be vestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en
laat deze aan het einde van de slag in het
slot vallen.
F
T
rek aan de motorkap om te controleren of
deze goed is vergrendeld.
Openen
F Open het linker voorportier.
F T rek de hendel A onder in de
portiersponning naar u toe. Schakel het Stop & Start-systeem
altijd uit als u handelingen onder de
motorkap wilt uitvoeren, om letsel
door het automatisch activeren van de
START-stand te voorkomen. De plaats van de ontgrendelingshendel
in het interieur zorgt ervoor dat de
motorkap niet geopend kan worden als
het linker voorportier is gesloten.
Open de motorkap niet als het hard waait.
Wees bij warme motor voorzichtig met
het bedienen van de veiligheidshaak
en de motorkapsteun (kans op
brandwonden).
De koelventilator kan ook nog gaan
draaien nadat de motor is afgezet:
houd daarom voor werpen en kleding
uit de buur t van de ventilator.
In verband met de aanwezigheid van
elektrische uitrustingen in de motorruimte
wordt geadviseerd om blootstelling aan
water (regen, wassen, ...) te beperken.
Onderhoud
202
5008_nl_Chap09_verifications_ed01-2015
Roetfilter (diesel)
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking
heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
12V-accuDe accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupolen en -klemmen schoon zijn,
vooral bij warm weer en in de winter.
Raadpleeg voordat u de accukabels losneemt
de rubriek "12V-accu" voor meer informatie over
de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de filters periodiek
vervangen volgens de in het
onderhoudsschema van de
fabrikant aangegeven intervallen.
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik
(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen .
Een verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens
het oliefilter vervangen.
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor het
vervangingsinterval van dit
onderdeel. Bij een nieuwe auto kunt u de
eerste paar keer dat het roetfilter
geregenereerd wordt een brandlucht
ruiken; dit is volkomen normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid
wordt gereden of de motor langdurig
stationair draait, kan bij gasgeven
soms rook uit de uitlaat waargenomen
worden. Dit heeft geen invloed op de
prestaties en heeft geen gevolgen voor
het milieu.
Deze sticker, die hoort bij het Stop &
Start-systeem, geeft aan dat er een
speciale 12V-loodaccu is gebruikt die
alleen losgekoppeld en/of vervangen
mag worden door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats. Als het roetfilter vervuild is, wordt u
hierop geattendeerd door het tijdelijk
branden van dit lampje in combinatie
met een melding op het multifunctionele
display.
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de
omstandigheden het toelaten, met een snelheid
van minimaal 60 km/h rijden tot het lampje
dooft.
Als het lampje blijft branden, is het minimum
brandstofadditiefniveau bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
niveaus.
Onderhoud
244
5008_nl_Chap10_infos-pratiques_ed01-2015
12V- ac c u
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich in de motorruimte.
Toegang tot de accu:
F
o
pen de motorkap via hendel in het
interieur en gebruik vervolgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde,
F
b
evestig de motorkapsteun,
F
v
erwijder de kunststof afdekkap voor
toegang tot de pluspool.
Loskoppelen van de pluspool (+)
F Trek de hendel D zo ver mogelijk omhoog om de accupoolklem E te ontgrendelen.
Weer aansluiten van de pluspool (+)
F Plaats de geopende accupoolklem E op de pluspool (+) van de accu.
F
D
ruk verticaal op de accupoolklem E om
hem goed tegen de accu aan te drukken.
F
Z
et de accupoolklem vast door de pasnok
opzij te bewegen en vervolgens de hendel D
omlaag te duwen.
Deze sticker hoort bij het Stop & Start-systeem
en geeft aan dat er een speciale 12V-loodaccu
is gebruikt die alleen losgekoppeld en/of
vervangen mag worden door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Na het monteren van de accu duurt het even voordat
het Stop & Start-systeem weer zal werken, hoe
lang dit duurt is afhankelijk van klimatologische
omstandigheden en de laadtoestand van de accu
(kan tot ongeveer 8
uur duren).
Bij auto's met het Stop & Start-systeem
hoeven de accukabels tijdens het opladen niet
losgenomen te worden. Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels en voor het laden van een lege accu.
Forceer de hendel niet bij het
omlaagduwen, aangezien de
accupoolklem niet kan worden
vergrendeld als deze niet correct is
geplaatst; herhaal de procedure.
Praktische informatie
04
282
5008_nl_Chap12b_RT6-2-8_ed01-2015
Selecteer en bevestig "Bestemming
kiezen", selecteer "GPS-coördinaten"
en bevestig uw keuze.
Voer de GPS-coördinaten in en bevestig
uw invoer met "OK" om het navigeren
te starten. Druk op N AV
voor het menu
"Navigatie".
GPS-coördinaten als bestemming invoeren
Naar een punt op de kaart
Druk, als de kaart op het scherm wordt
weergegeven, op OK om naar het
contextmenu te gaan. Selecteer dan
"Kaart verplaatsen " en bevestig uw
keuze.
Druk op OK voor het contextmenu van
de functie "Kaart verplaatsen ".
Selecteer "Als bestemming kiezen" of
"Als tussenstop kiezen" en bevestig
uw keuze. Verplaats de cursor op het scherm
met de navigatietoets om een
bestemmingspunt te kiezen.
NAVIGATIE - ROUTEBEGELEIDING