
42
108_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
* Volgens uitvoering. Uw auto kan zijn uitgerust met een elektrisch bedienbaar vouwdak.
Elektrisch bedienbaar vouwdak*
Elektrisch openen en sluiten
Het dak kan worden geopend en gesloten
door op de zijde openen 1 en sluiten 2 van de
schakelaar op de plafonnier te drukken. Om te voorkomen dat de accu ontladen
raakt, is het raadzaam het dak te
bedienen bij draaiende motor
.
Het bedienen van het dak is mogelijk bij
aangezet contact, bij draaiende motor
en tijdens het rijden.
De beweging van het dak kan ernstige
verwondingen veroorzaken: verzeker
u er voordat u het dak bedient van
dat niemand in of buiten de auto
verwondingen zou kunnen oplopen
bij de beweging van het dak, en dat er
geen voor werpen zijn die de beweging
hinderen. Als tijdens het openen of sluiten
van het dak bij aangezet contact de
motor wordt gestart, kan afhankelijk
van de laadtoestand van de accu de
beweging van het dak stoppen. Druk de
schakelaar na het starten van de motor
nogmaals in om de beweging van het
dak te hervatten.
Door de asymmetrische vorm van de
schakelaar voor het openen wordt per
ongeluk sluiten voorkomen.
Posities van het dak
Positie 0 : Dak volledig gesloten.
Positie 1 : Positie waarin het dak stopt bij het
automatisch sluiten.
Positie 2 : Dak volledig geopend.
Toegang tot de auto

70
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Enkele rijadviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.Rijd nooit met aangetrokken handrem -
Kans op oververhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Parkeer uw auto niet en zet uw auto
niet met draaiende motor stil op een
plaats waar brandbaar materiaal (droog
gras, afgevallen blad, ...) in contact kan
komen met het warme uitlaatsysteem -
Kans op brand!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de handrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of
in de stand N
, afhankelijk van het type
versnellingsbak.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Belangrijk!Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
k
ijk of het water niet meer dan 15 cm
diep is, houd daarbij rekening met golfen
die door andere weggebruikers kunnen
worden veroorzaakt,
-
s
chakel het Stop & Start-systeem uit,
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet
sneller dan 10
km/h,
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Rijden

72
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Als u langdurig accessoires gebruikt,
wordt het contact na ongeveer
20 minuten automatisch afgezet (stand
" OFF ").
Dit is bedoeld om te voorkomen dat
de accu ontladen raakt, houd hier
rekening mee .
Starten - afzetten van de motor met het
Keyless entry and start-systeem
Stand van het contact
wijzigen
Als de elektronische sleutel in de auto
is, wordt elke keer dat u de
" START/STOP "-knop indrukt zonder
een pedaal ingetrapt te houden, de
stand van het contact gewijzigd:
F
E
erste keer indrukken (stand " ACC").
D
e accessoires (autoradio,
12V-aansluiting, ...) kunnen worden
gebruikt.
F
T
weede keer indrukken (stand " ON").
A
anzetten van het contact.
F
D
erde keer indrukken (stand " OFF").
Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel: dit kan namelijk storingen aan
het contactslot veroorzaken.
F
Z
et de auto stil.
Afzetten
F Zet bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand.
F
Z
et bij auto's met een ETG -versnellingsbak
de selectiehendel in de stand N .
F
D
raai de sleutel in de stand 2 (ACC ).
F
D
ruk de sleutel in en draai hem in de stand
1
(LOCK) .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai aan het stuur wiel tot het stuurslot
wordt vergrendeld.
Rijden

73
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Starten met de
elektronische sleutel
De eerste keer dat op de " S TA R T/
STOP "-knop wordt gedrukt,
gaat dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel langzaam knipperen.Afhankelijk van de buitentemperatuur
kan elke startpoging tot ongeveer
30
seconden duren. Druk gedurende
deze tijd niet nogmaals op de " S TA R T/
STOP "-knop en laat het koppelings- of
rempedaal (afhankelijk van het type
versnellingsbak) niet los.
Druk als de motor niet binnen deze
tijd is aangeslagen nogmaals op de
" START/STOP "-knop voor een nieuwe
startpoging. Als aan een van de voor waarden voor
het starten niet wordt voldaan, knippert
het verklikkerlampje van het Keyless
entry and start-systeem snel op het
instrumentenpaneel. In sommige
gevallen moet het stuur wiel heen en
weer worden bewogen ter wijl de
" START/STOP
"-knop wordt ingedrukt
om het stuurslot te ontgrendelen.
Auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak:
F
Z
et, ter wijl de elektronische sleutel zich
in de auto bevindt, de versnellingshendel
in de neutraalstand en houd het
koppelingspedaal volledig ingetrapt. Het is noodzakelijk dat de elektronische
sleutel zich bij het aanzetten van het
contact en bij alleen het starten van de
motor in de auto bevindt. Controleer,
zodra de motor is gestart of de
elektronische sleutel in de auto blijft tot
het einde van de rit: anders kan de auto
niet vergrendeld worden.
F
D
ruk op de " START/STOP "-knop
en laat de knop los.
Op het instrumentenpaneel gaat dit
verklikkerlampje branden. Auto's met ETG-versnellingsbak:
F
Z
et, ter wijl de elektronische sleutel zich in
de auto bevindt, de selectiehendel in de
stand N en houd het rempedaal ingetrapt.
Op het instrumentenpaneel gaat dit
verklikkerlampje branden.
F
D
ruk op de " START/STOP
"-knop
en laat deze los.
4
Rijden

74
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Er klinkt een geluidssignaal als het
bestuurdersportier wordt geopend terwijl het
contact in de stand "ACC" staat.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor
niet afgezet.
Afzetten met de
elektronische sleutel
F Zet de auto stil.
F
Z et bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand.
F
Z
et bij auto's met ETG -versnellingsbak de
selectiehendel in de stand N .
F
D
ruk op de " START/STOP "-knop
terwijl de elektronische sleutel
zich in het interieur van de auto
bevindt.
De motor wordt afgezet.
Het stuurslot wordt vergrendeld bij het openen
van een portier of bij het vergrendelen van de
auto.
F
D
ruk nogmaals op de " S TA R T/
STOP "-knop om de stand " OFF"
in te schakelen.
Noodprocedure voor het
starten
Als de elektronische sleutel zich
in het detectiegebied bevindt
en uw auto niet start als u op
de knop " START/STOP " drukt,
knippert dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
F
Z
et bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand.
F
Z
et bij auto's met een ETG -versnellingsbak
de selectiehendel in de stand N .F
R
aak met de hoek van het verklikkerlampje
op de elektronische sleutel de knop
" START/STOP " aan.
E
r klinkt een geluidssignaal als de
elektronische sleutel wordt herkend. Het
contact gaat dan over naar de stand " ON".
F
H
oud bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak het koppelingspedaal
volledig ingetrapt.
F
H
oud bij auto's met een ETG -
versnellingsbak het rempedaal ingetrapt.
F C ontroleer of het verklikkerlampje van het
Keyless entry and start-systeem op het
instrumentenpaneel groen gaat branden.
F
D
ruk op de knop " START/STOP ".
D
e motor wordt gestart.
Neem als de motor niet wordt gestart contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Rijden

75
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Noodprocedure voor het
afzetten van de motor
In noodgevallen kan de motor geforceerd
worden afgezet door de knop " START/STOP "
langer dan twee seconden ingedrukt te houden
of door deze knop minimaal drie keer achter
elkaar in te drukken.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Als de elektronische sleutel
niet wordt herkend
Als de elektronische sleutel zich niet meer in
het detectiegebied bevindt tijdens het rijden
of wanneer u (op een later moment) de motor
wilt afzetten, wordt u gewaarschuwd door een
geluidssignaal.
F
H
oud de knop " START/STOP "
langer dan twee seconden
ingedrukt of druk minimaal drie
keer achter elkaar op deze knop
als u de motor geforceerd wilt
afzetten ( let op: zonder de
sleutel kan de motor niet meer
gestart worden ).
Elektronische
startblokkering
Deze diefstalbeveiliging blokkeert het
motormanagementsysteem zodra het contact
wordt afgezet en voorkomt zo het starten van
de motor nadat in de auto is ingebroken.
In de sleutel is een chip aangebracht die over
een specifieke code beschikt. Bij het aanzetten
van het contact moet de code van de sleutel
worden herkend door de startblokkering,
waarna de motor gestart kan worden.
Bij een storing in het systeem kan de auto niet
worden gestart.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
4
Rijden

83
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Stop & Start-systeem (VTi 68 S&S-motor)
Werking
Overgang naar de STOP-stand
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden
en de motor wordt automatisch in de
STOP-stand gezet:
-
a
ls u bij stilstaande auto de
versnellingshendel in de neutraalstand zet
en het koppelingspedaal loslaat.
Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem in de STOP-stand
is gezet. Zet in dat geval altijd
het contact af. Het systeem werkt de eerste
10 seconden na het inschakelen van de
achteruitversnelling niet.
Het Stop & Start-systeem heeft geen
invloed op de werking van andere
componenten zoals de remmen en de
stuurbekrachtiging.
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt
automatisch gestart (START-stand) als u weer
weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel
en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd
op stadsgebruik en zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in
het interieur tijdens het wachten.
Stop & Start-tellers
Een teller voor de tijd per traject registreert
hoelang de STOP-stand in totaal tijdens een
traject is geactiveerd.
Deze tijd wordt door de boordcomputer
weergeven zodra het Stop & Start-systeem is
geactiveerd.
Druk op een van de toetsen "
DISP" om naar de
vorige weergave terug te gaan.
Een teller voor de totale tijd telt de totale tijd dat
de STOP-stand is geactiveerd sinds de laatste
keer dat de teller is gereset.
Druk als deze teller wordt weergegeven langer
dan twee seconden op een van de toetsen
" DISP " om de teller te resetten.
4
Rijden

84
108_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Overgang naar de START-stand
Dit verklikkerlampje gaat uit en de
motor wordt automatisch gestart:
-
A
ls u het koppelingspedaal volledig
intrapt.
De START-stand wordt automatisch
geactiveerd als:
-
he
t bestuurderportier wordt geopend,
-
d
e motorkap wordt geopend,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, auto hellingafwaarts
gestopt op een steile helling, instelling
airconditioning...).
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Bij een storing in het systeem
knippert dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
Storing
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De belangrijkste redenen waarom de STOP-
stand niet wordt geactiveerd:
-
he
t bestuurderportier is geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt,
-
d
e klimaatregeling in het interieur laat het
niet toe,
-
d
e voorruitontwaseming is ingeschakeld,
-
e
r zijn bepaalde bijzondere
omstandigheden (laadtoestand accu,
motortemperatuur, rembekrachtiging, auto
gestopt op een steile helling, ijle lucht,
e n z .) .
Rijden