Rijden en bediening185TOUR-modus
De instellingen van deze systemen
worden afgestemd op een comforta‐
bele rijstijl:
● De schokdempers worden zach‐ ter.
● Het gaspedaal reageert volgens de standaardinstellingen.
● De stuurbekrachtiging staat in de
standaardmodus.
● De automatische versnellings‐ bak schakelt volgens de comfort‐
modus.
● De verlichting van de hoofdtellers
is wit.
Normale modus
Alle instellingen van de systemen
staan op de standaardwaarden.
Drive Mode Control
Nadat u handmatig de rijmodus
SPORT, TOUR of Normaal hebt ge‐ selecteerd, detecteert en analyseert
de Drive Mode Control (DMC) continu
het daadwerkelijke rijgedrag, de re‐
acties van de bestuurder en de ac‐
tieve dynamische toestand van de
auto. De DMC-regeleenheid zal zo
nodig automatisch de instellingen van de geselecteerde rijmodus verande‐ren, of in geval van sterke variaties de
rijmodus veranderen zolang deze va‐ riaties duren.
Hebt u bijvoorbeeld de Normale mo‐
dus geselecteerd, maar detecteert de
DMC sportief rijgedrag, dan verandert
de DMC diverse instellingen van de
Normale modus in sportieve instellin‐ gen. Wanneer u erg sportief rijdt, se‐lecteert de DMC de SPORT-modus.
Hebt u bijvoorbeeld de TOUR-modus
geselecteerd terwijl u op een bochtige weg rijdt en plotseling hard moet rem‐
men, dan detecteert de DMC de dy‐namische toestand van de auto en
worden de instellingen van de wiel‐
ophanging in de SPORT-modus ge‐
zet om de auto te stabiliseren.
Wanneer het rijgedrag of de dynami‐
sche toestand van de auto weer als
voorheen worden, verandert de DMC
in de instellingen weer in de rijmodus
die u oorspronkelijk had geselec‐
teerd.
Persoonlijke instellingen in de
Sport-modus
U kunt de functies van de SPORT-
modus selecteren wanneer u op
SPORT drukt. U kunt deze instellin‐
gen wijzigen in het menu Instellingen
op het Info-display. Persoonlijke in‐
stellingen 3 131.