Page 146 of 239

144Rijden en bedieningOm veiligheidsredenen kan de crui‐
secontrol pas worden ingeschakeld
nadat het rempedaal eenmaal inge‐
trapt is.
De cruise control niet inschakelen
wanneer het aanhouden van een
constante snelheid onverstandig is.
Bij geautomatiseerde versnellings‐
bak, cruisecontrol alleen in automati‐
sche modus activeren.
Controlelampen m en U 3 92.
Activering
m indrukken, controlelamp U licht
groen op de instrumentengroep op.
Cruise control staat nu in standby- modus en er verschijnt een bijbeho‐
rend bericht op het DIC.
Naar de gewenste snelheid optrek‐
ken en < of ] indrukken. De huidige
snelheid wordt nu opgeslagen en ge‐ handhaafd en het gaspedaal kan wor‐ den losgelaten.
Controlelamp m brandt groen op de
instrumentengroep samen met U en
er verschijnt een bijbehorend bericht
op het DIC.
Het is mogelijk te versnellen door gas
te geven. De opgeslagen snelheid
knippert op de instrumentengroep.
Na het loslaten van het gaspedaal
wordt opnieuw de opgeslagen snel‐
heid aangehouden.
De cruise control blijft ingeschakeld
tijdens het schakelen.
De snelheid wordt opgeslagen totdat
het contact wordt uitgeschakeld.
Page 147 of 239

Rijden en bediening145Snelheid verhogenNa het activeren van de cruisecontrolkan de rijsnelheid gestaag of in kleine
stapjes worden verhoogd door < in‐
gedrukt te houden of er steeds op te
tikken.
Na het loslaten van de schakelaar
wordt de huidige snelheid opgesla‐
gen en aangehouden.
Ook kunt u tot de gewenste snelheid
optrekken en deze met < opslaan.
Snelheid verlagen Na het activeren van de cruisecontrolkan de rijsnelheid gestaag of in kleine
stapjes worden verlaagd door ] in‐
gedrukt te houden of er steeds op te
tikken.
Na het loslaten van de schakelaar
wordt de huidige snelheid opgesla‐
gen en aangehouden.
Deactivering
§ indrukken: cruise control wordt ge‐
deactiveerd en de groene controle‐ lamp m dooft op de instrumenten‐
groep.Automatisch uitschakelen:
● rijsnelheid daalt tot onder 30 km/u
● het rempedaal wordt ingetrapt
● het koppelingspedaal wordt inge‐
trapt
● keuzehendel in N
De snelheid wordt opgeslagen en er
verschijnt een bijbehorend bericht op
het DIC.
Opnieuw activerenR bij een snelheid van meer dan
30 km/u indrukken.
Als de opgeslagen snelheid veel ho‐
ger dan de huidige snelheid is, trekt
de auto krachtig op totdat de opge‐
slagen snelheid bereikt is.
Als u op < drukt, wordt de cruise con‐
trol-functie ook weer ingeschakeld
maar alleen op de huidige snelheid,
niet de opgeslagen snelheid.
Opgeslagen snelheid wissen Druk op m om: Groene controlelam‐
pen U en m doven op de instrumen‐
tengroep.Snelheidsbegrenzer
cruisecontrol
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde maxi‐
mumsnelheid boven 30 km/u over‐
schrijdt.
Activering
U indrukken, controlelamp U licht
geel op de instrumentengroep op.
De functie snelheidsbegrenzer cruise control staat nu in standby-modus en
er verschijnt een bijbehorend bericht
op het DIC.
Page 149 of 239

Rijden en bediening147Er klinkt wellicht gedurende
10 seconden een waarschuwings‐
zoemer bij kort overschrijden van de
ingestelde snelheid.
Auto ook uitgerust met snelheidsbe‐
grenzer cruise control: de maximum‐
snelheid kan niet worden overschre‐
den door het gaspedaal stevig tot
voorbij het weerstandspunt in te trap‐
pen.
Snelheidsbegrenzer cruise control
3 143.
Parkeerhulp
De Park Pilot vereenvoudigt het ach‐
teruit inparkeren door de afstand tus‐
sen de achterkant van de auto en
eventuele obstakels te meten. De be‐ stuurder is en blijft echter verantwoor‐
delijk bij het parkeren.
Het systeem bestaat uit vier ultrasone
parkeersensoren in de achterbum‐
per.
Let op
Accessoires e.d. die in het detectie‐
gebied van de sensoren gemon‐
teerd zijn kunnen storingen in het
systeem veroorzaken.
Activering
Het systeem wordt automatisch ge‐activeerd als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld. Een kort geluids‐
signaal geeft aan dat het systeem
klaar is voor gebruik.
Onderbroken geluidssignalen duiden
op een obstakel. De geluidssignalen
volgen elkaar sneller op naarmate de
afstand tot het obstakel afneemt. Is
de afstand kleiner dan 30 cm, dan
klinkt er een ononderbroken geluids‐
signaal.9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals ex‐ terne geluidsbronnen ertoe leiden
dat het systeem obstakels niet
waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden
op lage obstakels die het onderste gedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.
Page 233 of 239

231Bandenreparatieset ...................186
Bandenspanning .......................181
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 90, 182
Bandenspanningswaarden ........225
Banden verwisselen ...................190
Bedieningsorganen ......................76
Bekerhouders .............................. 68
Bekleding .................................... 200
Beladingsinformatie .....................74
Beslagen lampglazen ................102
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 143
Beveiliging van de auto ................31
Binnenspiegels ............................. 35
Binnenverlichting ...............102, 174
BlueInjection ............................... 129
Bochtlicht ............................ 101, 170
Bodemvrijheid ............................. 126
Bolle vorm .................................... 33
Boordgereedschap .....................180
Boordinformatie ........................... 93
Brandblusser ................................ 73
Brandstofmeter ............................ 82
Brandstoftank ............................. 224
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot 154
Brandstofverbruikcijfer (ecoScoring) .............................. 95
Brandstof voor dieselmotoren ...153
Buitenspiegels .............................. 33Buitentemperatuur .......................78
Buitenverlichting ........................... 98
C Car Pass ...................................... 19
Centrale vergrendeling ................21
Claxon ................................... 14, 76
Conformiteitsverklaring ...............227
Contactslotstanden ....................121
Controlelampen ......................80, 84
Controle over de auto ................120
Controles .................................... 160
Cruise control ...................... 92, 143
D Dagrijlicht ................................... 100
Dagteller ...................................... 81
Dak ............................................... 38
Dakbelasting ................................. 74
Dakconsole .................................. 69
Dakdrager .................................... 73
Dashboard .................................... 10
De belangrijkste informatie voor uw eerste rit................................. 6
DEF ............................................ 129
De functie Meer tractie .......141, 142
Derde remlicht ........................... 173
Diefstalalarmsysteem ..................31
Diefstalvergrendeling ....................21
Dieselbrandstof........................... 153
Dieselbrandstoffilter ...................166Dieselbrandstofsysteem
ontluchten .............................. 167
Dieseluitlaatvloeistof ...................129
Dimlicht of grootlicht ...............98, 99
DPF (Diesel Particle Filter, roetfilter) .................................. 128
Driepuntsgordel ........................... 49
Driver Information Center .............92
E Economisch rijden ......................120
ecoScoring.................................... 95
Eerste hulp ................................... 72
Elektrisch bediende portiersloten. 24
Elektrisch bediende ruiten ...........36
Elektrische aansluitingen .............79
Elektrische schuifdeur ..................26
Elektrische treeplank ....................26
Elektrische verstelling ..................34
Elektrisch systeem...................... 175
Elektronische rijprogramma's ....137
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............108
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma (ESP) .........89, 142, 156
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma uit ............................... 89
Event Data Recorders (EDR) .....227