84Instrumenten en bedieningsorganenKnippert
Een richtingaanwijzer of de alarm‐ knipperlichten zijn geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering defect, rich‐
tingaanwijzer aanhanger defect.
Gloeilamp vervangen 3 177, zeke‐
ringen 3 184.
Richtingaanwijzers 3 115.
Gordelverklikker X van de bestuurdersstoel brandt of
knippert rood.
k van de passagiersstoel voorin
brandt of knippert rood wanneer de
stoel bezet is.
Y voor zitplaatsen achterin
brandt in het Driver Information Cen‐
ter.
Bij het inschakelen van het contact
brandt de controlelamp enkele secon‐
den.
Als de veiligheidsgordel onderweg
wordt losgeklikt, licht de controlelamp
op.Als de veiligheidsgordel wordt omge‐
daan, dooft de controlelamp.
Driepuntsveiligheidsgordels 3 40.
Airbag en gordelspanners v brandt rood.
Bij het inschakelen van het contact
brandt de controlelamp enkele secon‐
den. Brandt deze niet, dooft deze niet
na een paar seconden of licht deze
tijdens het rijden op, dan is er een storing in het airbagsysteem. De hulp
van een werkplaats inroepen. De air‐
bags en gordelspanners gaan moge‐
lijkerwijs niet af tijdens een ongeval.
Geactiveerde gordelspanners of air‐ bags worden aangeduid door aan‐
houdend branden van v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Gordelspanners, airbagsysteem
3 39, 3 42.
Airbag-deactivering
V brandt geel.
Airbag voorpassagier is geactiveerd.
* brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd 3 47.9 Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem te‐
zamen met een geactiveerde air‐
bag op de passagiersstoel voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Laadsysteem
p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
96Instrumenten en bedieningsorganenLet op
"S" betekent "Onderhoud auto spoe‐ dig". Neem meteen contact op met
een werkplaats.
Boordinformatie op het Uplevel-
display en Uplevel-Combi-display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Het display toont teksten over de vol‐
gende onderwerpen:
● serviceberichten
● diefstalalarmsysteem
● remmen
● rijsystemen
● rijregelsystemen
● bestuurdersondersteuningssys‐ temen
● cruise control
● snelheidsbegrenzer
● parkeerhulpsystemen
● verlichting, gloeilamp vervangen
● adaptief rijlicht (AFL)
● portieren, ruiten
● verkeersbordherkenning
● lane departure warning
● bagageruimte, kofferdeksel
● handzender
● veiligheidsgordels
● airbagsystemen
● motor en versnellingsbak
● bandenspanning
● roetfilter
● accustatusGeluidssignalen
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
● Als het portier of de motorkap open is.
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheidoverschrijdt.
● Er verschijnt een waarschu‐ wingstekst of waarschuwings‐
code op het Driver Information
Center.
● Wanneer de parkeerhulp een ob‐
stakel herkent.
Bij het parkeren van de auto en/of het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde buitenverlich‐ ting.
Instrumenten en bedieningsorganen105OnStar-toets
Druk op Z om contact met een
OnStar-adviseur te leggen.
SOS knop
Druk op [ om een noodoproep te
plaatsen naar een speciaal opgeleide
adviseur.
Statuslampje
Groen: Het systeem is gereed.
Groen knipperend: Het systeem is
bezig met een oproep.
Rood: Er is een probleem opgetre‐
den.
Uit: Het systeem is uit.
Rood/groen knipperend gedurende
een korte periode: Doorgeven van
voertuiglocatie is gedeactiveerd.
OnStar-services
OnStar-noodhulpdiensten
De OnStar-noodhulp is een service
met speciaal opgeleide adviseurs
voor contact, hulp en informatie bij
een noodgeval.In een noodsituatie, waaronder pech
onderweg, een lekke band of een
lege brandstoftank, drukt u op [ om
met een adviseur te spreken. De ad‐
viseur neemt vervolgens contact op
met de (nood)hulpdiensten en stuurt ze naar uw locatie.
Bij een ongeval waarbij de airbags of
gordelspanners zijn geactiveerd,
wordt er een automatische noodhulp‐
oproep geplaatst. De adviseur wordt
onmiddellijk met uw auto verbonden
en gaat na of er hulp nodig is.
Wi-Fi Hotspot van OnStar
De Wi-Fi Hotspot van de auto maakt
een verbinding met internet mogelijk
via het mobiele 4G/LTE-netwerk.
Let op
De functionaliteit voor Wi-Fi hot‐
spots is niet voor alle markten ver‐
krijgbaar.
Er kunnen maximaal zeven toestellen worden aangesloten.Een mobiel toestel met de OnStarWiFi Hotspot verbinden:
1. Druk op j en selecteer vervol‐
gens de WiFi-instellingen in het
Info-Display. De getoonde instel‐
lingen zijn onder andere de naam van de Wi-Fi Hotspot (SSID), het
wachtwoord en het verbindings‐
type.
2. Start een Wi-Fi-netwerkzoekop‐ dracht via uw mobiele apparaat.
3. Selecteer de hotspot van uw auto
(SSID) wanneer deze wordt aan‐
gegeven.
4. Voer uw wachtwoord in, wanneer u daarom wordt gevraagd.
Let op
Selecteer Z en spreek met een On‐
Star-adviseur of log in bij uw account als u de SSID of het wachtwoord wilt
wijzigen.
U kunt de functie Wi-Fi Hotspot uit‐
schakelen door op Z te drukken en
een OnStar-adviseur te spreken.
Instrumenten en bedieningsorganen107Het rapport bevat de status van de
belangrijkste besturingssystemen
van de auto, zoals de motor, trans‐
missie, airbags, antiblokkeerrem, en
andere grote systemen. Ook bevat
het informatie over mogelijke onder‐
houdspunten en de bandenspanning
(alleen als er een bandenspannings‐
controlesysteem is).
U kunt meer details opvragen door op
de link in de e-mail te klikken en u bij
uw account aan te melden.
Bestemming downloaden
Een gewenste bestemming kan
rechtstreeks naar het navigatiesys‐
teem worden gedownload.
Druk op Z om een OnStar-adviseur
te bellen en beschrijf de bestemming
of de nuttige plaats.
De OnStar-adviseur kan elk adres en
elke nuttige plaats opzoeken en deze naar het ingebouwde navigatiesys‐
teem downloaden.OnStar-instellingen
OnStar-PIN
U hebt een viercijferige PIN nodig
voor toegang tot alle OnStar-servi‐
ces. U moet een eigen PIN invoeren
wanneer u voor de eerste keer met
een OnStar-adviseur belt.
Druk op Z om een OnStar-adviseur
te bellen en de PIN te veranderen.
Accountgegevens
Een OnStar-abonnee heeft een ac‐ count, waar alle gegevens in zijn op‐
geslagen. Druk op Z en spreek met
een OnStar-adviseur of log in bij uw
account als u accountinformatie wilt
veranderen.
Als de OnStar-service voor een an‐
dere auto moet worden gebruikt, druk dan op Z en vraag of de account op
de nieuwe auto kan worden overge‐
dragen.
Let op
Informeer OnStar onmiddellijk over
de wijzigingen als de auto wordt af‐
gevoerd, verkocht of anderszins overgedragen en beëindig de On‐
Star-service voor deze auto.Voertuiglocatie
De voertuiglocatie wordt aan OnStar
doorgegeven wanneer er een service
wordt verzocht of getriggerd. Een be‐ richt op het Info-Display geeft door
dat deze informatie is verzonden.
Als u het doorgeven van de voertuig‐
locatie wilt activeren of deactiveren,
drukt u op j tot u een audiobericht
hoort.
Het deactiveren wordt aangegeven
door het controlelampje dat korte tijd
rood of groen knippert en iedere keer
wanneer de auto wordt gestart.
Let op
Als het verzenden van de voertuig‐
locatie wordt gedeactiveerd, zijn
sommige diensten niet meer be‐
schikbaar.
Let op
OnStar wordt in een noodsituatie al‐
tijd geïnformeerd over de voertuig‐
locatie.
Ga naar het document met het priva‐
cybeleid in uw account.
Rijden en bediening133Parkeren9Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het op‐
pervlak ontbranden.
● Trek altijd de handrem aan. Schakel de handrem in zonder
de ontgrendelingsknop in te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd het rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Wanneer de auto vlak of op een
oplopende helling staat, dan
vóór het verwijderen van de
contactsleutel de eerste ver‐ snelling inschakelen of de keu‐
zehendel in stand P zetten. Op
een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflo‐
pende helling staat, dan vóór
het verwijderen van de contact‐
sleutel de achteruitversnelling
inschakelen of de keuzehendel in stand P zetten. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ramen en het schuif‐ dak.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Bij auto's met auto‐
matische versnellingsbak kan
de sleutel alleen worden verwij‐
derd met de keuzehendel in
stand P.
Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot merkbaar vergrendelt.
● Vergrendel de auto.
● Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
Let op
Bij een ongeval waarbij airbags wor‐
den geactiveerd, wordt de motor au‐ tomatisch uitgeschakeld als het
voertuig binnen een bepaalde tijd tot stilstand komt.
Uitlaatgassen9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij in‐
ademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de pas‐
sagiersruimte dringen, de ruiten openen. Oorzaak van de storing
door een werkplaats laten verhel‐
pen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte bin‐
nen kunnen dringen.
Roetfilter
Het dieselpartikelfilter verwijdert
schadelijke roetdeeltjes uit de uitlaat‐ gassen. Het systeem heeft een zelf‐
reinigende functie die tijdens het rij‐ den automatisch wordt geactiveerd,
zonder dat hier een melding over ver‐
schijnt. Het filter wordt geregenereerd door achtergebleven roetdeeltjes pe‐
riodiek bij een hoge temperatuur te
Klantinformatie229Registratie van
voertuigdata en privacy
Event Data Recorders(EDR)
Gegevensopslagmodules in de
auto
Een groot aantal elektronische com‐
ponenten van uw auto bevat gege‐
vensopslagmodules die tijdelijk of
permanent technische gegevens
over de staat van de auto, voorvallen
en fouten opslaan. In het algemeen
documenteert deze technische infor‐
matie de staat van onderdelen, mo‐ dules, systemen of de omgeving.
● Staat van systeemcomponenten (bijv. vulniveaus)
● Statusberichten van de auto en de afzonderlijke componenten
(bijv. aantal omwentelingen van
het wiel / toerental, deceleratie,
zijwaartse acceleratie)
● Disfunctioneren en defecten in belangrijke systeemcomponen‐
ten● Reacties van de auto in speci‐ fieke verkeerssituaties (bijv. ont‐
plooien van een airbag, activeren
van de stabiliteitsregeling)
● Omgevingscondities (bijv. tem‐ peratuur)
Deze gegevens zijn uitsluitend tech‐ nisch en helpen bij het identificeren
en corrigeren van fouten en het opti‐
maliseren van boordfuncties.
Bewegingsprofielen die op afgelegde
routes duiden, kunnen niet met deze
gegevens worden aangemaakt.
Als er services worden gebruikt (bijv.
reparatiewerkzaamheden, onder‐
houdsprocessen, garantieclaims,
kwaliteitsborging), kunnen medewer‐
kers van het servicenetwerk (inclusief de fabrikant) deze technische infor‐
matie met speciale diagnoseappara‐
tuur uit de voorvaal- en foutgege‐
vensopslagmodules aflezen. Raad‐
pleeg desgewenst deze werkplaat‐
sen voor meer informatie. Na het cor‐
rigeren van een fout worden de ge‐
gevens gewist uit de foutopslagmo‐
dule of worden ze constant over‐
schreven.Bij het gebruik van deze auto kunnen
er zich situaties voordoen waarin
deze technische gegevens in ver‐
band met andere informatie (o.a. on‐
gevalmelding, schade aan de auto,
getuigenverklaringen) met een per‐
soon kunnen worden geassocieerd -
mogelijk met behulp van een expert.
Bij extra contractueel met de klant
overeengekomen functies (bijv. loka‐
liseren van de auto in noodgevallen)
mogen er bepaalde gegevens m.b.t.
de auto vanuit de auto worden ver‐
zonden.
232TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............213, 217
Aanduidingen op banden ..........190
Aanhanger trekken ....................164
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 169
Accu ........................................... 174
Achterlichten .............................. 181
Achterruitverwarming ................... 32
Achteruitkijkcamera ...................150
Achteruitrijlichten .......................115
Adaptief rijlicht (AFL) .................112
Adaptive Forward Lighting ...........88
Afmetingen auto ........................222
Airbag deactiveren ....................... 47 Airbag-deactivering ...................... 84
Airbag en gordelspanners ...........84
Airbaglabel.................................... 42
Airbagsysteem ............................. 42
Airconditioning ........................... 120
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 126
Alarmknipperlichten ...................114
Algemene informatie .................. 163
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 128
All-wheel drive ........................... 139
Andere auto slepen ...................207
Antiblokkeersysteem .................139Antiblokkeersysteem (ABS) .........85
Autogegevens ............................ 217
Autokrik....................................... 189
Automatische dimfunctie .............29
Automatische verlichting ............ 110
Automatische versnellingsbak ...135
Automatisch vergrendelen ...........23
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 206
Auto stallen ................................. 169
B Bagageruimte ........................ 24, 66
Bagageruimte-afdekking .............67
Bandenreparatieset ...................197
Bandenspanning .......................190
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 87, 191
Bandenspanningswaarden ........225
Batterijspanning ........................... 97
Bedieningsorganen ......................72
Bekerhouders .............................. 55
Bekleding .................................... 210
Beladingsinformatie .....................69
Beslagen lampglazen ................116
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 144
Beveiliging van de auto ................25
Binnenspiegels ............................. 29
Binnenverlichting ...............116, 183
233Bolle vorm .................................... 28
Boordgereedschap .....................189
Boordinformatie ........................... 95
Brandstof .................................... 157
Brandstofkeuzeschakelaar ..........79
Brandstofmeter ............................ 79
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 163
Brandstof voor benzinemotoren 157
Brandstof voor dieselmotoren ...157
Brandstof voor rijden op LPG .....157
Buitenspiegels .............................. 28
Buitentemperatuur .......................75
Buitenverlichting .........................109
C Centrale vergrendeling ................21
Claxon ................................... 13, 73
Code ............................................. 95
Conformiteitsverklaring ...............226
Contactslotstanden ....................129
Controlelampen ......................78, 81
Controle over de auto ................128
Controles .................................... 170
Cruise control ...................... 89, 144
D
Dagrijlicht ................................... 112
Dagteller ...................................... 78
Dak ............................................... 32
Dakbelasting ................................. 69
Dakdrager .................................... 69De belangrijkste informatie voor
uw eerste rit................................. 6
Derde remlicht ........................... 182
Diefstalalarmsysteem ..................26
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 176
Draagsysteem achterzijde ............56
Driepuntsgordel ........................... 40
Driver Information Center .............89
E Elektrisch bediende ruiten ...........30
Elektrische aansluitingen .............77
Elektrische verstelling ..................28
Elektrisch systeem...................... 184
Elektronische rijprogramma's ....137
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....86
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 142
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ...............86
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............121
Erkenning van software ..............227
Event Data Recorders (EDR) .....229
F
Fietsendrager ............................... 56
Flex-Fix-systeem .......................... 56Frontaal airbagsysteem ...............45
Frontaanrijdingswaarschuwing ...146
G Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen ........................... 96
Gereedschap ............................. 189
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................68
Gloeilamp vervangen ................177
Gordelverklikker ........................... 84
Gordijnairbagsysteem .................. 46
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display .....................93
Grootlicht ............................. 88, 110
H Halogeenkoplampen .................177
Handbediende ruiten ...................30
Handgeschakelde versnellingsbak ......................138
Handmatige dimfunctie ................29
Handmatige modus ...................136
Handrem ............................. 139, 140
Handschoenenkastje ...................55
Handzender ................................. 20
Hellingrem ................................. 141
Hoofdsteunen .............................. 34
Hoofdsteunverstelling ....................8
Hulpverwarming.......................... 124