158Telefoontelefoneren verboden is, als demobiele telefoon interferentie ver‐
oorzaakt of als er zich gevaarlijke
situaties kunnen voordoen.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerd door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
vindt u op internet op
http://www.bluetooth.com.
Bluetooth-verbinding Bluetooth is een radiografische norm
voor het draadloos verbinden van
bijv. mobiele telefoons, iPod/iPhone-
modellen of andere apparaten.
Voor het maken van een Bluetooth-
verbinding met het infotainmentsys‐
teem moet de Bluetooth-functie van
het Bluetooth-apparaat geactiveerd
zijn. Voor nadere informatie verwijzen
wij u naar de gebruiksaanwijzing van
het Bluetooth-apparaat.
Via de telefoonportal worden Blue‐
tooth-apparaten met het infotain‐
mentsysteem gekoppeld (uitwisselen
van pincode tussen Bluetooth-appa‐
raat en infotainmentsysteem) en ver‐
bonden.
Een apparaat koppelen
Opmerkingen ● Aan het systeem kunnen maxi‐ maal vijf apparaten worden ge‐
koppeld.
● Er kan slechts één gekoppeld ap‐
paraat tegelijk met het infotain‐
mentsysteem worden verbon‐
den.
● Koppelen is in de regel slechts één keer noodzakelijk, tenzij het
apparaat van de lijst met gekop‐ pelde apparaten wordt gewist.
Als het apparaat eerder verbon‐
den was, brengt het infotainment‐
systeem de verbinding automa‐ tisch tot stand.
● Bij gebruik van Bluetooth wordt de accu van het apparaat aan‐
zienlijk belast. Sluit het apparaat
daarom aan op een USB-poort,
zodat het wordt opgeladen.Het eerste apparaat koppelen
1. Druk op PHONE en selecteer ver‐
volgens Koppelen .
Op het infotainmentsysteem ver‐
schijnt er een melding met de
naam en de pincode van het info‐ tainmentsysteem.
2. Activeer het zoekproces in het te koppelen Bluetooth-apparaat.
3. Koppeling bevestigen: ● Als SSP (secure simple pai‐ ring) wordt ondersteund:
Vergelijk de pincode (indien
vereist) en bevestig de mel‐
dingen op het infotainment‐
systeem en het Bluetooth-
apparaat.
● Als SSP (secure simple pai‐ ring) niet wordt ondersteund:
Voer de pincode van het In‐
fotainmentsysteem op het Bluetooth-apparaat in en be‐
vestig uw invoer.
Telefoon1594. Het infotainmentsysteem en hetapparaat zijn gekoppeld. Het tele‐foonmenu verschijnt.
5. Indien aanwezig op het Bluetooth-
apparaat, worden het telefoon‐
boek en de bellijsten naar het in‐
fotainmentsysteem gedownload.
Bevestig indien nodig de melding
op uw smartphone.
Let op
Om de contacten door het infotain‐
mentsysteem te laten lezen, moeten
ze zijn opgeslagen in het telefoon‐
geheugen van de mobiele telefoon.
Een ander apparaat koppelen
Druk op PHONE, blader door de lijst
en selecteer Bluetooth-apparaten .
Druk op Toevoegen om het koppe‐
lingsproces van een ander apparaat
te starten.
Ga verder met stap 2 van "Het eerste
apparaat koppelen" (zie hierboven).
Een gekoppeld apparaat
verbinden
Druk op PHONE, blader door de lijst
en selecteer Bluetooth-apparaten .Kies het gewenste apparaat en se‐
lecteer Verbinden .
Zo nodig wordt de verbinding met het huidige apparaat verbroken. Het ge‐
selecteerde apparaat wordt verbon‐
den.
Een apparaat loskoppelen
Druk op PHONE, blader door de lijst
en selecteer Bluetooth-apparaten .
Kies het apparaat dat momenteel is
verbonden en selecteer Verbreken.
De verbinding met het apparaat wordt
verbroken.
Een apparaat wissen
Druk op PHONE, blader door de lijst
en selecteer Bluetooth-apparaten .
Kies het apparaat dat u uit de appa‐
ratenlijst wilt verwijderen en selecteer Wissen .
Het apparaat is gewist.Noodoproep9 Waarschuwing
Het tot stand brengen van de ver‐
binding kan niet onder alle om‐
standigheden worden gegaran‐
deerd. Daarom is het belangrijk
dat u bij gesprekken van levens‐
belang (bijv. bij het inroepen van
medische hulp) niet alleen op een
mobiele telefoon vertrouwt.
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.
9 Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken wor‐
den gebeld; mogelijkerwijs kun‐
nen deze oproepen niet gedaan
160Telefoonworden wanneer bepaalde net‐werkdiensten en/of telefoonfunc‐
ties actief zijn. U kunt hierover uw lokale netwerkexploitant raadple‐
gen.
Het alarmnummer kan per land en
regio variëren. Wij raden u aan het juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te vra‐
gen.
Een noodoproep maken
Vorm het noodnummer (bijv. 112).
De telefoonaansluiting met het nood‐
oproepcentrum wordt ingesteld.
Beantwoord de vragen van het per‐
soneel over de noodoproep.
9 Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het in‐
fotainmentsysteem tot stand is ge‐
bracht, kunt u tal van functies van uw mobiele telefoon via het infotainment‐
systeem bedienen.
Let op
Niet elke mobiele telefoon onder‐
steunt alle functies van de telefoon‐
portal. Daarom kan het bereik aan
hieronder beschreven functies afwij‐
ken.
Telefoongesprek initiëren
Toetsenblok
Druk op PHONE om het telefoon‐
menu weer te geven.
Blader door de lijst en selecteer
Toetsen . Het toetsenblok verschijnt.
Draai aan MENU om het cijfer dat u
wilt invoeren te markeren en druk op
MENU om het betreffende cijfer te se‐
lecteren. Voer het gewenste nummer
in.
Selecteer k of druk op BACK om cij‐
fers te verwijderen.
Selecteer Bel om het telefoongesprek
te initiëren.
Contacten
Druk op PHONE om het telefoon‐
menu weer te geven.
Selecteer Contactpersonen . De con‐
tactenlijst wordt getoond.
Blader door de lijst en selecteer de
gewenste contactpersoon. De con‐
tactpersoon wordt weergegeven.
Selecteer een van de onder het con‐
tact opgeslagen telefoonnummers.
Het nummer wordt gebeld.
162TelefoonBeëindigen van telefoongesprekken
De gesprekken kunnen één voor één worden beëindigd.
Selecteer Einde. Het huidige gesprek
wordt beëindigd.
Tekstberichten
Tekstberichten die binnenkomen
wanneer de telefoon op het infotain‐
mentsysteem is aangesloten, kunnen op het infodisplay worden weergege‐
ven.
Voorwaarden Er moet aan de volgende voorwaar‐
den worden voldaan:
● De Bluetooth-functie van de be‐ treffende telefoon moet geacti‐
veerd zijn (zie gebruiksaanwij‐
zing van het apparaat).
● Afhankelijk van de telefoon moet het apparaat wellicht op "zicht‐baar" staan (zie gebruiksaanwij‐
zing van het apparaat).● De betreffende telefoon moet
aan/op het infotainmentsysteemgekoppeld en aangesloten zijn.
Voor een gedetailleerde beschrij‐ ving 3 158.
● De betreffende telefoon moet Bluetooth Message Access Pro‐
file (BT MAP) ondersteunen.
Een bericht bekijken Let op
Bij een snelheid van meer dan 8 km/
h verschijnt het tekstbericht niet op
het scherm.
Als er een nieuw tekstbericht binnen‐
komt, verschijnt er een bericht.
Selecteer Bekijken om het bericht te
lezen.
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur
Installatie-instructies en
bedieningsrichtlijnen
De installatie-instructies die eigen zijn aan de auto en de bedieningsrichtlij‐nen van de mobiele telefoon- en
handsfreefabrikant moeten in acht
worden genomen wanneer u een mo‐ biele telefoon installeert en bedient.
Anders kunt u de voertuigtypegoed‐
keuring ongeldig maken (EU-richtlijn
95/54/EC).
Aanbevelingen voor probleemloze
werking:
● De buitenantenne moet profes‐ sioneel worden geïnstalleerd om
het maximaal mogelijke bereik te
krijgen.
● Maximaal zendvermogen: 10 watt
● De mobiele telefoon moet op een
geschikte plek worden geïnstal‐
leerd. Neem de betreffende op‐
merking in de Gebruikershandlei‐ ding, hoofdstuk Airbagsysteem
ter harte.
164TrefwoordenlijstAAlgemene aanwijzingen .............157
AUX ......................................... 152
Bluetooth-muziek ....................152
Infotainmentsysteem ...............136
Radio ....................................... 147
Telefoon .................................. 157
USB ......................................... 152
Algemene informatie ..........152, 156
Antidiefstalfunctie ......................137
Audio afspelen ............................ 154
Audiobestanden ......................... 152
Automatische volumeregeling ....144
Auto Set ...................................... 144
AUX ............................................ 152
AUX activeren............................. 154
B BACK-toets ................................. 143
Basisbediening ........................... 143
Bedieningspaneel ...................143
Bediening.................................... 160 AUX ......................................... 154
Bluetooth-muziek ....................154
Infotainmentsysteem ...............141
Menu ....................................... 143
Radio ....................................... 147
Telefoon .................................. 160
USB ......................................... 154Bedieningselementen
Infotainmentsysteem ...............138
Stuurwiel ................................. 138
Bedieningspaneel Infotainment ..138
Beltoon ....................................... 160
Bestandsindelingen Audiobestanden ......................152
Bluetooth-muziek ........................152
Bluetooth-verbinding ..................158
C Categorielijst ............................... 147
D DAB ............................................ 150
DAB-koppeling............................ 150
Digital Audio Broadcasting .........150
F Fabrieksinstellingen terugzetten. 144
Favoriete lijsten Zenders ophalen .....................148
Zenders opslaan .....................148
Favorietenlijst ............................. 148
Frequentielijst ............................. 147
G
Gebruik ....................... 141, 147, 156
AUX ......................................... 154
Bluetooth-muziek ....................154
Infotainmentsysteem ...............141
165Menu....................................... 143
Telefoon .................................. 160
USB ......................................... 154
Geluidsinstellingen .....................143
H Het infotainmentsysteem activeren.................................. 141
I
Infotainmentsysteem inschakelen ............................. 141
Intellitext ..................................... 150
K Koppelen .................................... 158
L
L-Band ........................................ 150
M
Maximaal inschakelvolume......... 144
Menubediening ........................... 143
MENU-knop ................................ 143
Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur .................162
Mute............................................ 141
N
Noodoproep ................................ 159O
Overzicht bedieningselementen. 138
R Radio Categorielijst ........................... 147
DAB ......................................... 150
DAB-berichten ......................... 150
DAB-menu............................... 150
Digital Audio Broadcasting ......150
Favoriete lijsten .......................148
FM menu ................................. 149
Frequentielijst .......................... 147
Golfband.................................. 147
Intellitext .................................. 150
L-Band..................................... 150
Radio Data System .................149
RDS......................................... 149
Regio ....................................... 149
Regio-instelling........................ 149
TP............................................ 149
Verkeersinformatie ..................149
Zender zoeken ........................ 147
Zenderlijst................................ 147
Zenders ophalen .....................148
Zenders opslaan .....................148
Radio activeren........................... 147
Radio Data System (RDS) ......... 149
Regio .......................................... 149
Regio-instelling ........................... 149S
Selectie van golfband .................147
Spraakherkenning ......................156
Stemherkenning ......................... 156
Streaming audio via Bluetooth activeren.................................. 154
Systeeminstellingen.................... 144 Fabrieksinstellingen
terugzetten .............................. 144
Taal ......................................... 144
Tijd- en datuminstellingen .......144
Valetmodus ............................. 144
T
Taal............................................. 144
Tekstberichten ............................ 162
Telefoon Algemene aanwijzingen ..........157
Beltoon .................................... 160
Bluetooth ................................. 157
Bluetooth-verbinding ...............158
Handsfree-modus.................... 160
Noodoproepen ........................ 159
Recente oproepen ..................160
Tekstberichten......................... 162
Telefoonboek .......................... 160
Telefoonboek .............................. 160
Telefoonhouder171Sluit de smartphone aan op de tele‐
foonhouder met de daartoe bestemde aansluitkabel. Als accessoire zijn ver‐
schillende uitvoeringen van de aan‐
sluitkabel leverbaar.
De smartphone bedienen
Wanneer de smartphone op de voe‐ ding is aangesloten, wordt hij opgela‐ den als het contact is ingeschakeld.
Om de smartphone met het infotain‐
mentsysteem te verbinden, moet een
Bluetooth-verbinding tot stand wor‐
den gebracht.
Telefoon uit de telefoonhouder halen 1. Koppel de voeding van de tele‐ foon los.2. Druk op de knop (2) linksbovenaan de zijkant om de klem voor de
hoogteverstelling te ontgrende‐
len.
3. Haal de telefoon uit de telefoon‐ houder.
Telefoonhouder van de
voedingsconnector verwijderen
1. Druk de klem voor de hoogtever‐ stelling naar beneden.
2.Druk op de ontgrendelknop (3) en
verwijder de telefoonhouder.