133DDAB ............................................ 110
Digital Audio Broadcasting .........110
Display-instellingen ............117, 118
F Favorietenlijst ............................. 108
Favorietenlijsten Zenders ophalen .....................108
Zenders opslaan .....................108
Filmbestanden ............................ 113
Films afspelen ............................ 118
Film via USB activeren ...............118
G Gebruik ......................... 97, 106, 121
AUX ......................................... 113
Bluetooth ................................. 113
iPod ......................................... 113
Menu ......................................... 99
Radio ....................................... 106
Telefoon .................................. 126
USB ......................................... 113
Geluidsinstellingen .....................102
I
Infotainmentsysteem inschakelen 97
Intellitext ..................................... 110
iPod ............................................ 113
Apparaat aansluiten ................113
iPod-audiomenu ......................115K
Koppelen .................................... 123
M
Maximaal inschakelvolume......... 103
Menubediening ............................. 99
Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur .................130
Mute.............................................. 97
N
Noodoproep ................................ 125
O Overzicht bedieningselementen ...94
R Radio Afstemmen op zender .............106
Configureren van RDS ............109
DAB configureren ....................110
DAB-berichten ......................... 110
Digital audio broadcasting
(DAB) ...................................... 110
Favorietenlijsten ......................108
Gebruik.................................... 106
Golfband selecteren ................106
Inschakelen ............................. 106
Intellitext .................................. 110
Radio Data System (RDS) ......109
Regio-instelling........................ 109Regionaal ................................ 109
Zender zoeken ........................ 106
Zenders ophalen .....................108
Zenders opslaan .....................108
Radio activeren........................... 106
Radio Data System (RDS) ......... 109
RDS ............................................ 109
Regio-instelling ........................... 109
Regionaal ................................... 109
S Selectie van golfband .................106
Smartphone ................................ 113
Telefoonweergave ..................119
Smartphone-applicaties gebruiken ................................ 119
Snelkiesnummers .......................126
Spraakherkenning ......................121
Startmenu ..................................... 99
Stemherkenning ......................... 121
Streaming audio via Bluetooth activeren.................................. 115
Systeeminstellingen.................... 103
T Telefoon Algemene aanwijzingen ..........122
Belhistorie ............................... 126
Beltoon selecteren ..................126
Bluetooth ................................. 122
Bluetooth-verbinding ...............123
136InleidingInleidingAlgemene aanwijzingen.............136
Antidiefstalfunctie ......................137
Overzicht bedieningselementen 138
Gebruik ...................................... 141Algemene aanwijzingen
Het infotainmentsysteem biedt u eer‐
steklas infotainment voor in uw auto.
Met de FM-, AM-, of DAB-radiofunc‐
ties kunt u op verschillende favorie‐
tenpagina's een groot aantal zenders
opslaan.
U kunt externe gegevensopslagappa‐ raten als alternatieve audiobron op
het infotainmentsysteem aansluiten,
bijv. een iPod, USB-apparaten of an‐
dere externe apparaten; via een ka‐
bel of via Bluetooth.
Het digitale geluidssysteem heeft di‐
verse vooraf ingestelde equalizer‐
modi, waarmee u het geluid kunt op‐
timaliseren.
Ook is het infotainmentsysteem uit‐
gevoerd met een Telefoonportaal waarmee u uw mobiele telefoon com‐
fortabel in de auto kunt gebruiken.
Als optie kunt u het infotainmentsys‐
teem gebruiken met de bedienings‐
elementen op het stuurwiel, of – als
uw mobiele telefoon dit ondersteunt –
via het spraakherkenningssysteem.Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen beschikbare opties en functies. Be‐
paalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties, gel‐
den vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht niet voor uw auto.
Belangrijke informatie over de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Rijd altijd veilig wanneer u het in‐
fotainment-systeem gebruikt.
Stop bij twijfel de auto voordat u het infotainment-systeem bedient.
Inleiding141GebruikBedieningselementen
Het infotainmentsysteem wordt be‐
diend met behulp van functietoetsen,
een knop MENU en menu's op het
display.
Invoer kan naar keuze plaatsvinden
via:
● het bedieningspaneel op het in‐ fotainmentsysteem 3 138
● audioknoppen op het stuurwiel 3 138
● de spraakherkenning 3 156
Het infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Druk kortstondig op X. Na het inscha‐
kelen wordt de laatst geselecteerde
Infotainmentbron actief.
Druk op X en houd deze ingedrukt
om het systeem uit te schakelen.Automatisch uitschakelen
Als het infotainmentsysteem wordt in‐
geschakeld met X terwijl het contact
is uitgeschakeld, schakelt het na 10 minuten automatisch weer uit.
Volume instellen Draai aan m; de actuele instelling ver‐
schijnt op het display.
Bij het inschakelen van het infotain‐ mentsysteem wordt automatisch het
laatst geselecteerde volume inge‐ steld, mits dit het maximale inscha‐
kelvolume niet overschrijdt 3 144.
Voor snelheid gecompenseerd
volume
Na inschakeling van het voor snel‐
heid gecompenseerd volume 3 144
wordt het volume automatisch zoda‐ nig aangepast dat er geen geluid van het wegdek of van de wind hoorbaar
is.
Stiltefunctie
Druk op m voor het dempen van de
audiobronnen.
Draai aan m om de mute-functie te
annuleren.Bedieningsstanden
Radio
Druk op RADIO om het radiohoofd‐
menu te openen of tussen de ver‐
schillende golfbanden te wisselen.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de radiofuncties 3 147.
Externe apparaten
Druk meerdere malen op MEDIA om
de afspeelmodus van een verbonden
extern apparaat (bijv. USB-apparaat
of Bluetooth-apparaat) te activeren.
Voor een gedetailleerde beschrijving
over het aansluiten en bedienen van
externe apparaten 3 152.
Telefoon
Druk op PHONE om een Bluetooth-
verbinding tussen het infotainment‐
systeem en een mobiele telefoon tot
stand te brengen.
Bij het tot stand brengen van een ver‐ binding verschijnt het hoofdmenu van
de telefoonmodus.
142InleidingVoor een gedetailleerde beschrijving
van de werking van de mobiele tele‐
foon via het infotainmentsysteem
3 160.
Als er geen verbinding tot stand kan
worden gebracht, verschijnt er een
bijbehorend menu. Voor een gede‐
tailleerde beschrijving van het opzet‐
ten en het tot stand brengen van een
Bluetooth-verbinding tussen het info‐
tainmentsysteem en een mobiele te‐
lefoon 3 158.
Externe apparaten153Na het aansluiten op de USB-poortwerken de bovenvermelde apparaten
via de toetsen en menu's van het in‐
fotainmentsysteem.
Let op
Niet alle modellen mp3-spelers, USB-drives, iPods of smartphones
worden door het infotainmentsys‐
teem ondersteund.
Het infotainmentsysteem kan de mu‐
ziekbestanden afspelen die op USB-
opslagmedia of iPod/iPhone-produc‐
ten staan.
Een apparaat aansluiten/loskoppelen
Sluit het USB-apparaat of IPod aan
op de USB-poort. Gebruik voor de
iPod de juiste aansluitkabel.
Let op
Bij het verbinden van een niet-lees‐
baar USB-apparaat of een iPod ver‐ schijnt er een bijbehorende foutmel‐ ding en schakelt het Infotainment‐
systeem automatisch terug naar de
vorige functie.Ontkoppel het USB-apparaat of de
IPod door een andere functie te se‐
lecteren en daarna het USB-opslag‐
medium te verwijderen.Voorzichtig
Koppel het toestel tijdens het af‐
spelen niet los. Hierdoor kan het
toestel of het Infotainmentsysteem beschadigd raken.
MTP-apparaatinstellingen
In het instellingenmenu kunt u aan‐ vullende instellingen aanpassen voor apparaten die via het MTP zijn aan‐
gesloten.
Druk in een actieve audiobron op
MENU , blader door de lijst en selec‐
teer Indstillinger (Settings) . Selecteer
Telefoonverbinding (alleen MTP) .
Als u wilt dat het apparaat alleen via
de USB-poort wordt opgeladen, moet u Alleen opladen activeren. Als u naar
de USB-audiobron omschakelt terwijl
deze instelling is geactiveerd, wordt u
gewaarschuwd met een oplaadbe‐
richt.
Als u muziekbestanden wilt afspelen
die op het apparaat zijn opgeslagen,
moet u Alleen mappen met muziek
scannen of Alle mappen scannen ac‐
tiveren.
Bluetooth Bluetooth-compatibele audiobronnen
(bijv. mobiele telefoons voor muziek,
mp3-spelers met Bluetooth enz.) die
de Bluetooth-muziekprofielen A2DP
en AVRCP ondersteunen, werken
draadloos op het infotainmentsys‐
teem.
Het infotainmentsysteem kan de mu‐
ziekbestanden afspelen die op Blue‐
tooth-apparaten staan, zoals een
iPod of smartphone.
Een apparaat aansluiten/loskoppelen
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de Bluetooth-verbinding 3 158.
Bluetooth-apparatenlijst
Activeer de Bluetooth-audiobron,
druk op MENU en selecteer vervol‐
gens Bluetooth-apparaten beheren
om naar de Bluetooth-apparatenlijst
te gaan.
154Externe apparatenVoor een gedetailleerde beschrijving
van de Bluetooth-apparatenlijst
3 158.
Bestandsindelingen
Er wordt alleen apparatuur onder‐
steund die volgens FAT32, NTFS of
HFS+ zijn geformatteerd.
Let op
Sommige bestanden worden wel‐
licht niet goed afgespeeld. Dit kan
worden veroorzaakt door een ander
opnameformaat of de staat van het
bestand.
Bestanden van online-winkels met digitaal rechtenbeheer (DRM) kun‐nen niet worden afgespeeld.
De afspeelbare audiobestandsinde‐ lingen zijn .mp3, .wma, .aac en .aif.
Bij het afspelen van een bestand met ID3 tag-informatie kan het infotain‐
mentsysteem informatie weergeven,
bijv. over de titel van de track en de
artiest.Audio afspelen
Weergave starten Aansluiten van het apparaat 3 152.
Druk herhaaldelijk op MEDIA om de
gewenste mediabron te selecteren.
Voorbeeld: USB-bron.
Let op
De onderstaande bedieningsfunc‐
ties zijn niet beschikbaar voor AUX-
apparaten.
Functietoetsen
Naar het vorige of volgende bestand
gaan
Druk op t of v om het vorige of
volgende nummer af te spelen.
Als, zodra het nummer wordt afge‐
speeld, binnen 5 seconden op t
wordt gedrukt, gaat het systeem naar het begin van het huidige nummer.
Snel vooruit of achteruit gaan
Houd t of v ingedrukt om snel
voor- of achteruit te spoelen.
Afspeelvolgorde Druk in het desbetreffende audiobron
op MENU en blader door de lijst naar
Willekeurige volgorde .
Stel Willekeurige volgorde in op
AAN om de nummers op het apparaat
in willekeurige volgorde af te spelen.
Stel Willekeurige volgorde in op UIT
om de nummers in de normale volg‐
orde af te spelen.
Bladeren naar een nummer Afhankelijk van het apparaat kunt u
naar nummers bladeren in de cate‐
gorieën en subcategorieën van een
mappenstructuur.
Let op
Om deze functie te kunnen gebrui‐
ken, moet de indexering voltooid
zijn.
156SpraakherkenningSpraakherkenningAlgemene informatie..................156
Gebruik ...................................... 156Algemene informatie
Via de spraakdoorschakel-toepas‐ sing van het infotainmentsysteem
hebt u toegang tot de spraakherken‐
ningscommando's op uw smart‐
phone. Zie de gebruikershandleiding
van uw smartphone om te controleren of uw smartphone deze functie on‐
dersteunt.
Om de spraakdoorschakel-toepas‐
sing te kunnen gebruiken, moet de
smartphone op het infotainmentsys‐
teem zijn aangesloten via een USB-
kabel 3 152 of via Bluetooth 3 158.
Gebruik
Spraakherkenning activeren Houd PHONE op het bedieningspa‐
neel of 7w op het stuurwiel ingedrukt
om een spraakherkenningssessie te
starten. Er verschijnt een spraakbe‐
sturingsbericht op het scherm.
Na de pieptoon kunt u direct een com‐ mando geven. Raadpleeg voor infor‐
matie over ondersteunde comman‐
do's de gebruiksaanwijzing van uw
smartphone.Volume van gesproken vragen
aanpassen
Draai aan m op het bedieningspaneel
of druk op + / - rechts op het stuurwiel
om het volume van de gesproken in‐
structies hoger of lager te zetten.
Spraakherkenning deactiveren
Druk op xn op het stuurwiel. Het
spraakbesturingsbericht verdwijnt, de
spraakherkenningssessie wordt be‐
eindigd.
Telefoon157TelefoonAlgemene aanwijzingen.............157
Bluetooth-verbinding ..................158
Noodoproep ............................... 159
Bediening ................................... 160
Tekstberichten ........................... 162
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur ..................162Algemene aanwijzingen
De telefoonportal biedt u de mogelijk‐ heid om via een microfoon en de luid‐
sprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het info‐
tainmentsysteem van de auto de be‐
langrijkste functies van de mobiele te‐
lefoon te bedienen. Om het telefoon‐
portaal te kunnen gebruiken, moet de mobiele telefoon via Bluetooth met
het infotainmentsysteem verbonden
zijn.
Niet alle functies van de telefoon wor‐ den door elke mobiele telefoon on‐
dersteund. Welke telefoonfuncties
bruikbaar zijn, hangt af van de des‐
betreffende mobiele telefoon en van
de netwerkprovider. Verdere informa‐
tie hierover vindt u in de gebruikers‐
handleiding van uw mobiele telefoon.
U kunt hierover ook informatie vragen bij uw netwerkprovider.Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de desbetreffende richtlijnen.
9 Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het rij‐
den kan gevaarlijk zijn doordat uw concentratie afneemt tijdens het
telefoneren. Parkeer uw auto
voordat u de telefoon in hands‐
free-modus gebruikt. Volg de be‐
palingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in som‐
mige gebieden gelden op en zet
uw mobiele telefoon uit als mobiel