OPMERKING
lOnder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
lDe rijsnelheid bij het achteruitrijden is ongeveer 10 km/h of hoger.lHet detectiegebied van de radarsensor (achter) wordt gehinderd door een nabije
muur of geparkeerd voertuig. Rijd achteruit tot een plaats waar het detectiegebied
van de radarsensor niet meer gehinderd wordt.)
Uw auto
lEr nadert een voertuig direct vanaf de achterzijde van uw auto.
Uw auto
lDe auto staat op een helling geparkeerd.
Uw auto
lHet systeem functioneert direct na het indrukken van de dodehoekmonitor (BSM)
schakelaar.
lIn de volgende gevallen kan het moeilijk zijn de dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingslampjes die op de portierspiegels zijn aangebracht te zien branden/
knipperen.
lDe portierspiegels zijn bedekt met sneeuw of ijs.lWanneer de voorportierruit beslagen is of bedekt is met sneeuw, ijs of modder.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-173
Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeemí
Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem regelt de volgafstand*1al naargelang de
rijsnelheid met behulp van een radarsensor die de afstand ten opzichte van een voorliggend
voertuig meet, zodat de bestuurder het gaspedaal of het rempedaal niet constant hoeft te
gebruiken.
*1 Volgafstandregeling: Regeling van de afstand tussen uw voertuig en het voorliggende
voertuig dat door het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is bespeurd.
Als uw auto het voorliggende voertuig dichter begint te naderen, omdat bijvoorbeeld het
voorliggende voertuig plotseling afremt, wordt tegelijkertijd een waarschuwingsgeluid en
een waarschuwingsindikatie op de display geactiveerd om u te waarschuwen voldoende
afstand tussen de voertuigen te bewaren.
De volgende rijsnelheden kunnen ingesteld worden:
l(Europees model)
Ongeveer 30 km/h tot 200 km/h
l(Behalve Europese modellen)
Ongeveer 30 km/h tot 145 km/h
Gebruik het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem op snelwegen en overige
autowegen waarbij niet veel herhaalde acceleratie en snelheidsmindering vereist is
WAARSCHUWING
Vertrouw niet volledig op het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem en rijd
altijd voorzichtig:
Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is bedoeld om de bestuurder te
ontlasten en hoewel een constante rijsnelheid wordt aangehouden, of specifieker, er
overeenkomstig de rijsnelheid een constante afstand wordt aangehouden tussen uw
auto en het bespeurde voorliggende voertuig, heeft het systeem detectiebeperkingen
afhankelijk van het soort voorliggende voertuig en de conditie ervan, de
weersomstandigheden en de verkeerssituatie. Verder is het mogelijk dat het systeem
niet in staat is voldoende af te remmen om een botsing met het voorliggende voertuig
te vermijden als het voorliggende voertuig plotseling afremt of een ander voertuig in
de rijstrook snijdt, waardoor een ongeluk veroorzaakt kan worden. Controleer altijd
de veiligheid van de omgeving en trap het rempedaal of gaspedaal in terwijl u een
veiliger afstand aanhoudt ten opzichte van voorliggende voertuigen of tegenliggers.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-175íBepaalde modellen.
OPMERKING
lHet Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem functioneert wanneer aan alle
volgende voorwaarden is voldaan.
lDe rijsnelheid is als volgt:
(Europees model)
Ongeveer 30 km/h tot 200 km/h
(Behalve Europese modellen)
Ongeveer 30 km/h tot 145 km/h
lHet Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is ingeschakeld.lDe handrem is niet aangetrokken.lDe Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) werkt normaal.
(Handgeschakelde versnellingsbak)
lDe keuzehendel staat in een andere stand dan achteruit (R) of neutraal (N).lHet koppelingspedaal wordt niet ingetrapt.
(Automatische transmissie)
lDe keuzehendel staat in de stand (D) of de stand handmatig (M) (handmatige
functie).
lIn de volgende gevallen bestaat de kans dat de waarschuwingen niet geactiveerd
worden als uw auto het voorliggende voertuig dichter begint te naderen.
lU rijdt met dezelfde snelheid als het voorliggende voertuig.lDirect nadat het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is ingesteld.lWanneer het gaspedaal wordt ingetrapt of direct nadat het gaspedaal is losgelaten.lEen ander voertuig snijdt in de rijstrook.
lDe volgende objecten worden niet als fysieke objecten herkend.
lVoertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.lVoetgangerslStilstaande objecten (stilstaande voertuigen, obstakels)
lAls een voorliggend voertuig met buitengewoon lage snelheid rijdt, bestaat de kans
dat het systeem dit niet correct bespeurt.
lTijdens het rijden met volgafstandregeling, het systeem niet instellen op tweewielige
voertuigen zoals motorfietsen en fietsen.
lGebruik het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem niet onder
omstandigheden waarbij de waarschuwingen voor korte volgafstand veelvuldig
geactiveerd worden.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-177
Instellen van de snelheid
1. Stel de rijsnelheid af op de gewenste
instelling met behulp van het
gaspedaal.
2. Volgafstandregeling begint wanneer de
SET
of SETschakelaar wordt
ingedrukt. De ingestelde snelheid en de
afstand-tussen-voertuigen display
gevuld met witte lijnen wordt getoond.
Het indikatielampje (groen) van het
Mazda Radar Cruise Control (MRCC)
systeem wordt tegelijkertijd getoond.
Rijstatus Display
Tijdens het rijden met
constante snelheid
Tijdens het rijden met
volgafstandregeling
OPMERKING
lAls een voorliggend voertuig wordt
bespeurd tijdens het rijden met
constante snelheid, wordt de
voorliggend-voertuig indikatie
getoond en wordt de
volgafstandregeling uitgevoerd.
Wanneer een voorliggend voertuig
niet langer wordt bespeurd, wordt de
voorliggend-voertuig indikatie
uitgeschakeld en schakelt het
systeem terug naar rijden met
constante snelheid.
lVolgafstandregeling is niet mogelijk
als het voorliggende voertuig sneller
rijdt dan de ingestelde snelheid. Stel
het systeem af op de gewenste
rijsnelheid met behulp van het
gaspedaal.
OPMERKING
l(Europees model)
Bij verandering naar een
inhaalrijstrook en gebruik van de
richtingaanwijzer, levert het systeem
automatisch meer acceleratie als dit
bepaalt dat meer acceleratie vereist
is. Let tijdens het rijden goed op de
weg vóór u omdat u het
voorliggende voertuig te dicht zou
kunnen naderen.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-181
Rijstrookassistentí
Het systeem van de rijstrookassistent waarschuwt de bestuurder dat de kans bestaat dat de
auto van zijn rijstrook afwijkt en biedt assistentie bij de besturing om de bestuurder te
helpen binnen de rijstroken te blijven.
De vooruitrijcamera (FSC) bespeurt de witte strepen (gele strepen) van de rijstrook waarin
de auto zich op dat moment bevindt en als het systeem bepaalt dat de auto mogelijk van
zijn rijstrook afwijkt wordt de elektrische stuurbekrachtiging geactiveerd om de bestuurder
bij de besturing te assisteren. Het systeem waarschuwt de bestuurder ook door middel van
de activering van een rijstrookafwijkingwaarschuwingsgeluid, het trillen van het stuurwiel
en het tonen van een waarschuwing in de display.
Zie Vooruitrijcamera (FSC) op pagina 4-215.
De stuurwielbediening van de rijstrookassistent heeft“Laat”en“Vroeg”functies voor
instelling van het tijdstip van de besturingsassistentie.
Bij de“Laat”functie assisteert het systeem de bestuurder bij de besturing als de
mogelijkheid bestaat dat de auto van zijn rijstrook afwijkt.
Bij de“Vroeg”functie assisteert het systeem de bestuurder constant bij de besturing zodat
de auto in de buurt van het midden van de rijstrook blijft.
De“Laat”en“Vroeg”functies kunnen worden gewijzigd (tijdstip waarop
besturingsassistentie wordt verleend) door de instelling te wijzigen.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-14.
“Laat” functie “Vroeg” functie
4-186
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
lWanneer de richtingaanwijzerhendel wordt bediend om van rijstrook te veranderen,
wordt de rijstrookassistent automatisch uitgeschakeld. De rijstrookassistent wordt
weer operationeel wanneer de richtingaanwijzerhendel wordt teruggezet en het
systeem witte (gele) rijstrookstrepen bespeurt terwijl met de auto normaal binnen de
rijstrook wordt gereden.
lAls het stuurwiel, het gaspedaal of het rempedaal abrupt worden bediend en de auto
dicht in de buurt van een witte (gele) streep komt, bepaalt het systeem dat de
bestuurder van rijbaan verandert en wordt de werking van de rijstrookassistent
tijdelijk uitgeschakeld. De rijstrookassistent wordt weer operationeel wanneer het
systeem witte (gele) rijstrookstrepen bespeurt terwijl met de auto normaal binnen de
rijstrook wordt gereden.
lAls de auto binnen een korte periode van tijd bij herhaling van zijn rijstrook afwijkt,
bestaat de kans dat de rijstrookassistent niet functioneert.
lDe rijstrookassistent functioneert niet wanneer de witte (gele) rijstrookstrepen niet
worden bespeurd.
lOnder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat de rijstrookassistent de witte
(gele) rijstrookstrepen niet correct kan bespeuren en dat het systeem niet normaal
functioneert.
lAls een voorwerp dat op het instrumentenpaneel geplaatst is in de voorruit weerkaatst
wordt en door de camera wordt opgenomen.
lWanneer er zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst en de
auto overhelt.
lWanneer de bandenspanning niet op de voorgeschreven druk is afgesteld.
lWanneer andere banden dan conventionele banden zijn gemonteerd.
lWanneer de auto op de oprit/afrit van de pleisterplaats of het tolhek van een snelweg
rijdt.
lWanneer de witte (gele) rijstrookstrepen minder goed zichtbaar zijn doordat deze vuil
zijn of de verf afgesleten is.
lWanneer een voertuig dat vóór uw auto rijdt nabij de witte (gele) rijstrookstreep rijdt
waardoor deze minder goed zichtbaar is.
lWanneer de witte (gele) rijstrookstrepen minder goed zichtbaar zijn als gevolg van
slecht weer (regen, mist of sneeuw).
lBij het rijden op een tijdelijke rijstrook of een weggedeelte met een afgesloten
rijstrook als gevolg van wegwerkzaamheden waar mogelijk meerdere witte (gele)
rijstrookstrepen zijn of waar deze zijn onderbroken.
4-188
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
qGebruik van het systeem
Druk op de rijstrookassistentschakelaar.
De display van de rijstrookassistent
(standby status) wordt aangegeven in de
multi-informatiedisplay en het systeem
gaat over op standby.
OPMERKING
Wanneer de instelling voor
besturingsassistentie op niet-
bedrijfsklaar is ingesteld, wordt de
rijstrookassistentdisplay niet
aangegeven.
Rijd met het systeem op standby naar het
midden van de rijstrook. Wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden is voldaan,
wordt de rijstrookassistentdisplay
aangegeven in de multi-informatiedisplay
en wordt het systeem bedrijfsklaar.
lWanneer de motor draait.
lDe rijsnelheid is ongeveer 60 km/h.
lWitte (gele) rijstrookstrepen worden
bespeurd.
lDe bestuurder bedient het stuurwiel.
lDe rijstrook is niet smal of breed.
De rijstrookassistent gaat in de volgende
gevallen over naar de standby toestand:
lHet systeem kan de witte (gele)
rijstrookstrepen niet bespeuren.
lDe rijsnelheid is minder dan ongeveer
60 km/h.
lHet ABS/TCS/DSC is in bedrijf.
lHet TCS is uitgeschakeld.
lDe auto maakt een scherpe bocht.
lDe auto maakt een bocht met een niet
aangepaste snelheid.
lDe bestuurder neemt zijn of haar
handen van het stuurwiel af (houdt het
stuurwiel niet vast).
lPlotseling accelereren/afremmen.
lRijden op bochtige wegen.
4-190
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
l(Wanneer het tijdstip van de
besturingsassistentie is ingesteld op
“Laat”)
lDe rijstrookassistent functioneert
niet totdat het systeem witte (gele)
rijstrookstrepen aan de linker of
rechterzijde bespeurt.
lWanneer het systeem een witte
(gele) rijstrookstreep enkel aan
één zijde bespeurt, zal het systeem
geen waarschuwingen activeren
voor de rijstrookstreep aan de
zijde die niet bespeurd wordt. De
waarschuwing is enkel voor de
rijstrookafwijking aan de zijde die
bespeurd wordt.
l(Wanneer het tijdstip van de
besturingsassistentie is ingesteld op
“Vroeg”)
lWanneer het tijdstip van de
besturingsassistentie is ingesteld
op“Vroeg”, functioneert de
rijstrookassistent niet totdat het
systeem links en rechts witte
(gele) rijstrookstrepen bespeurt.
Wanneer het systeem witte (gele)
rijstrookstrepen enkel aan de
linker of rechterzijde bespeurt,
functioneert het systeem enkel bij
een rijstrookafwijking aan de
zijde die bespeurd wordt.
lDe besturingsassistentie wordt
uitgevoerd zodat de auto om en
nabij het midden van de rijstrook
blijft rijden, echter, afhankelijk
van omstandigheden zoals
bochten in de weg, hellingsgraad,
golvingen en rijsnelheid, bestaat
de kans dat het systeem de auto
niet bij het midden van de
rijstrook kan houden.
OPMERKING
lAls de bestuurder zijn of haar handen
van het stuurwiel afneemt (het
stuurwiel niet vasthoudt), wordt het
waarschuwingsgeluid geactiveerd en
wordt een alarmmelding aangegeven
in de multi-informatiedisplay.
lHet tijdstip waarbij de waarschuwing
voor rijstrookafwijking wordt
geactiveerd en de
besturingsassistentie wordt
uitgevoerd varieert.
lDe volgende instellingen voor de
rijstrookassistent kunnen worden
gewijzigd. Zie
Gebruikersinstellingen op pagina
9-14.
lBesturingsassistentie in werking/
buiten werking
lUitschakelgevoeligheid
(waarschijnlijkheid van
besturingsassistentie)
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-191