Systeem van voorspanners
van veiligheidsgordels van
voorzitting en
begrenzingsysteem
Voor een optimale bescherming zijn de
veiligheidsgordels van de bestuurdersstoel
en de voorpassagierszitting uitgerust met
voorspanner- en begrenzingsystemen. Om
deze beide systemen correct te kunnen
laten functioneren dient u de
veiligheidsgordel op de juiste wijze te
dragen.
Voorspanners:
Bij gematigde of ernstige frontale of
bijna-frontale botsingen, worden de
systemen van de voor-airbag en
veiligheidsgordelvoorspanners gelijktijdig
geactiveerd.
Zie voor bijzonderheden over activering,
Criteria voor SRS airbag activering
(pagina 2-63).
Wanneer de airbags worden opgeblazen,
trekken de oprolautomaten van de voorste
veiligheidsgordels de gordels snel strak
aan. Nadat de airbags en de
veiligheidsgordelvoorspanners
geactiveerd werden dienen deze steeds
vernieuwd te worden.
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op
pagina 4-38.
Zie Waarschuwingszoemer voor systeem
van airbag/voorspanners van voorste
veiligheidsgordels op pagina 7-52.(Met deactiveringsschakelaar van
voorpassagiersairbag)
Bovendien is het voorspannersysteem van
de voorpassagierszitting, precies zoals de
voor- en zijpassagiersairbag, zodanig
ontworpen dat dit enkel in werking treedt
wanneer de deactiveringsschakelaar voor
de voorpassagiersairbag in de stand ON is
gezet.
Zie voor bijzonderheden,
Deactiveringsschakelaar van
voorpassagiersairbag (pagina 2-55).
Drukbegrenzer:
Het begrenzingsysteem zorgt ervoor dat
de gordel op een gecontroleerde manier
losser gemaakt wordt om de druk die door
de gordel op het bovenlichaam van de
inzittende wordt uitgeoefend te reduceren.
Alhoewel de grootste druk op een
veiligheidsgordel bij frontale botsingen
wordt uitgeoefend, heeft de drukbegrenzer
een automatische mechanische functie en
kan bij voldoende beweging van de
inzittende bij elk soort ongeval
geactiveerd worden.
Ook wanneer de voorspanners niet
geactiveerd werden, dient de
drukbegrenzingsfunctie door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur gecontroleerd
te worden.
2-26
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
WAARSCHUWING
Maak enkel gebruik van de
veiligheidsgordels op de wijze zoals in
dit instruktieboekje wordt aangegeven:
Het verkeerd dragen van de
veiligheidsgordels van de
bestuurdersstoel en de
voorpassagierszitting is gevaarlijk. Als
deze niet op de juiste wijze worden
gedragen, kunnen de voorspanner- en
begrenzingsystemen van de
veiligheidsgordels tijdens een ongeval
geen adequate bescherming bieden,
hetgeen ernstig letsel tot gevolg kan
hebben. Zie voor meer bijzonderheden
over het dragen van de
veiligheidsgordels,“Vastmaken van de
veiligheidsgordels”(pagina 2-24).
Laat uw veiligheidsgordels
onmiddellijk vernieuwen als de
voorspanner of drukbegrenzer
geactiveerd werd:
Laat na een botsing altijd onmiddellijk
een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda
reparateur de voorspanners van de
voorzittingveiligheidsgordels en de
airbags inspecteren. Juist zoals de
airbags functioneren de voorspanners
en drukbegrenzers van de
voorzittingveiligheidsgordels slechts
eenmaal en moeten deze na elke
botsing waarbij deze geactiveerd
werden worden vernieuwd. Als de
voorspanners van de
voorzittingveiligheidsgordels en
drukbegrenzers niet vernieuwd
worden, zal het risico van letsel bij een
botsing toenemen.
WAARSCHUWING
Breng nooit wijzigingen aan de
onderdelen of de bedrading aan en
gebruik nooit elektronische
testapparatuur op het
voorspannersysteem:
Het aanbrengen van wijzigingen aan
onderdelen of de bedrading van het
voorspannersysteem, zoals
bijvoorbeeld het gebruik van
elektronische testapparatuur is
gevaarlijk. De kans bestaat dat het
systeem dan per ongeluk geactiveerd
of onbruikbaar gemaakt wordt,
waardoor dit tijdens een ongeval niet
in werking kan treden. De kans
bestaat dan dat bestuurder,
voorpassagier of monteurs ernstig
letsel oplopen.
Ruim het voorspannersysteem op de
juiste wijze op:
Het op verkeerde wijze opruimen van
het voorspannersysteem of het slopen
van een auto waarvan het
voorspannersysteem niet eerst onklaar
is gemaakt, is gevaarlijk. Ernstig letsel
kan het gevolg zijn wanneer niet alle
veiligheidsmaatregelen in acht worden
genomen. Laat een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur het
voorspannersysteem veilig opruimen
of een auto uitgerust met een
voorspannersysteem slopen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
2-27
WAARSCHUWING
Laat een kind of iemand anders niet op of tegen een zijruit leunen van een auto met
zij- en gordijn-airbags:
Toestaan dat iemand op of tegen de zijruit leunt, tegen het gedeelte van de
voorpassagierszitting, de stijlen van de voor- en achterruit en de dakrand van waaruit
langs beide zijden de zij- en gordijn-airbags opgeblazen worden is gevaarlijk, ook als
er gebruik gemaakt wordt van een kinderzitje. De schok van een zij- of gordijn-airbag
die wordt opgeblazen kan ernstig of dodelijk letsel toebrengen aan een kind dat niet
goed op zijn plaats zit. Bovendien kunnen door het leunen op of tegen het voorportier
de zij- en gordijn-airbags geblokkeerd worden, waardoor de voordelen van de
aanvullende beveiliging ongedaan gemaakt worden. Bij een voor-airbag en de extra
zij-airbag die uit de voorstoelrugleuning komt, is de achterzitting altijd de beste plaats
voor kinderen. Let er in het bijzonder op dat een kind niet op of tegen de zijruit leunt,
ook niet als het kind zich in een kinderzitje bevindt.
Gebruik nooit meer dan één veiligheidsgordel voor meer dan één persoon
tegelijkertijd:
Het gebruik van één veiligheidsgordel voor meer dan één persoon tegelijkertijd is
gevaarlijk. Een veiligheidsgordel die op deze wijze wordt gebruikt kan de kracht van
de schok niet op de juiste manier spreiden en de twee passagiers zouden tegen elkaar
aan gedrukt kunnen worden en ernstig of mogelijk dodelijk letsel kunnen oplopen.
Gebruik nooit meer dan één veiligheidsgordel voor meer dan één persoon tegelijkertijd
en ga pas met de auto rijden wanneer alle inzittenden hun veiligheidsgordels op de
juiste wijze hebben omgedaan.
Gebruik de spanriem en de spanriemverankering uitsluitend voor een kinderzitje:
Verankeringen voor kinderzitjes zijn bestemd om enkel bestand te zijn tegen de druk
zoals die door correct geïnstalleerde kinderzitjes wordt uitgeoefend. Onder geen
omstandigheden mogen deze verankeringen gebruikt worden voor de bevestiging van
veiligheidsgordels voor volwassenen, tuigjes of voor de bevestiging van andere
voorwerpen of uitrusting aan de auto.
Leid de spanriem altijd tussen de hoofdsteun en de rugleuning:
Het bevestigen van de spanriem bovenop de hoofdsteun is gevaarlijk. Bij een botsing
kan de spanriem van de hoofdsteun afglijden, waardoor het kinderzitje zou kunnen
losraken. Het kinderzitje zou van zijn plaats kunnen schuiven en het kind letsel
mogelijk met dodelijke afloop kunnen toebrengen.
2-34
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
Installatie van kinderzitjes
qCategorieën kinderzitjes
OPMERKING
Vraag bij aankoop de fabrikant van het kinderzitje welk type kinderzitje voor uw kind en
voertuig het meest in aanmerking komt.
(Europa en landen die voldoen aan de UNECE 44 bepaling)
Kinderzitjes worden onderverdeeld in de volgende 5 groepen overeenkomstig de UNECE
44 bepaling.
Groep Leeftijd Gewicht
0 Tot 9 maanden oud Minder dan 10 kg
0
Tot 2 jaar oud Minder dan 13 kg
1 8 maanden tot 4 jaar oud 9 kg―18 kg
2 3 tot 7 jaar oud 15 kg―25 kg
3 6 tot 12 jaar oud 22 kg―36 kg
(Overige landen)
Houd u aan de in uw land geldende wettelijke bepalingen betreffende het gebruik van
kinderzitjes.
qSoorten kinderzitjes
(Europa en landen die voldoen aan de
UNECE 44 bepaling)
In dit instruktieboekje worden
verklaringen gegeven voor met
veiligheidsgordels bevestigde kinderzitjes
voor de volgende drie meest gebruikte
soorten kinderzitjes: babyzitje, peuterzitje,
juniorenzitje.
OPMERKING
lDe installatiepositie wordt bepaald
door het type kinderzitje. Lees de
instrukties van de fabrikant en dit
instruktieboekje steeds nauwkeurig.
lAls gevolg van de verschillen in
ontwerp van kinderzitjes, autostoelen
en veiligheidsgordels, zijn niet alle
kinderzitjes geschikt voor gebruik in
alle zitposities. Alvorens een
kinderzitje aan te schaffen dient dit
getest te worden of dit geschikt is
voor de specifieke zitpositie (of
posities) in de auto waar u van plan
bent dit te gebruiken. Als een
voorheen aangeschaft kinderzitje niet
past, is het wellicht nodig een ander
aan te schaffen dat wel past.
2-36
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
qWerkingsbereik
Het systeem werkt uitsluitend wanneer de
bestuurder zich in de auto of binnen het
werkingsbereik bevindt en de sleutel bij
zich heeft.
Starten van de motor
OPMERKING
lDe kans bestaat dat de motor gestart
kan worden als de sleutel zich buiten
de auto bevindt en buitengewoon
dichtbij een portier of raam wordt
gehouden, echter de motor altijd
vanaf de bestuurdersstoel starten.
Als de auto gestart wordt en de
sleutel bevindt zich niet in de auto,
zal de auto niet opnieuw starten
nadat deze is stopgezet en wordt de
startdrukknop op uit gezet.
lDe bagageruimte valt buiten het
verzekerde werkingsbereik, echter
als bediening van de sleutel (zender)
mogelijk is kan de motor gestart
worden.
Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie
Interieurantenne
Werkingsbereik
Zonder geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie
Interieurantenne
Werkingsbereik
OPMERKING
De kans bestaat dat de motor niet start
als de sleutel op de volgende plaatsen
neergelegd wordt:
lRondom het instrumentenpaneel
lIn een opbergvak zoals de
handschoenenkast
qSleutel-uit functie
Als een sleutel in de auto wordt
achtergelaten, worden de functies van de
sleutel die in de auto wordt achtergelaten
tijdelijk buiten werking gesteld om
diefstal van de auto te voorkomen.
Druk voor het herstellen van de functies
op de ontgrendeltoets van de functies-
geannuleerd sleutel in de auto.
Alvorens te gaan rijden
Sleutels
3-9
WAARSCHUWING
Alvorens de bestuurdersstoel te
verlaten, altijd het contact uitzetten, de
handrem aantrekken en er op letten
dat de keuzehendel in stand P staat
(automatische transmissie) of in de
1ste of R versnelling gezet is
(handgeschakelde versnellingsbak):
Het verlaten van de bestuurdersstoel
zonder het contact uit te zetten, de
handrem aan te trekken en de
keuzehendel in stand P te zetten
(automatische transmissie) of in de
1ste of R versnelling te zetten
(handgeschakelde versnellingsbak), is
gevaarlijk. De kans bestaat dat de auto
onvoorzien in beweging komt en een
ongeluk veroorzaakt.
Ook als het uw bedoeling is om de
auto slechts voor een kort ogenblik
achter te laten, is het belangrijk het
contact uit te zetten, aangezien
bepaalde beveiligingssystemen van uw
auto niet geactiveerd zijn en de accu
uitgeput kan raken wanneer u het
contact in een andere stand laat staan.
OPMERKING
(Vergrendeld stuurwiel)
Als het startdrukknopindikatielampje
(groen) knippert en de pieptoon klinkt,
geeft dit aan dat het stuurwiel niet
ontgrendeld is (bij voertuigen met type
A meter, worden de berichten getoond
in de instrumentengroep). Om het
stuurwiel te ontgrendelen, dit naar links
en naar rechts bewegen terwijl u op de
startdrukknop drukt.ACC (Accessoire)
Bepaalde elektrische accessoires
functioneren en het indikatielampje
(oranje) gaat branden.
Daarnaast wordt bij modellen uitgerust
met de stuurkolomvergrendelfunctie het
stuurwiel ontgrendeld.
OPMERKING
Het afstandbediende
portiervergrendelingssysteem
functioneert niet wanneer de
startdrukknop op ACC is gezet en de
portieren zullen niet vergrendelen/
ontgrendelen, ook niet als deze met de
hand vergrendeld zijn.
ON
Dit is de normale stand waarbij de motor
draait nadat deze gestart is. Het
indikatielampje (oranje) gaat uit. (Het
indikatielampje (oranje) gaat branden
wanneer het contact op ON gezet wordt
en de motor niet draait.)
Bepaalde indikatie-/
waarschuwingslampjes dienen
gecontroleerd te worden alvorens de
motor gestart wordt (pagina 4-38).
OPMERKING
(SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G
2.5)
Wanneer de startdrukknop op ON wordt
gedrukt, is het werkingsgeluid van de
brandstofpompmotor in de nabijheid
van de brandstoftank hoorbaar. Dit
duidt echter niet op een afwijking.
Tijdens het rijden
Motor start/stop
4-3
WAARSCHUWING
Sleutel nooit zelf aan de airbag/
voorspannersystemen en laat altijd
alle onderhoud en reparatie door een
deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur
uitvoeren:
Het zelf uitvoeren van onderhoud of
sleutelen aan de systemen is
gevaarlijk. De kans bestaat dat een
airbag/voorspanner onvoorzien
geactiveerd of buiten werking gesteld
wordt.
qWaarschuwingslampje voor laag
brandstofpeil
Dit waarschuwingslampje geeft aan dat de
brandstoftank spoedig leeg zal zijn.
Zo spoedig mogelijk bijtanken.
qVeiligheidsgordelwaarschuwingslampje
Bestuurdersstoel
Voorpassagierszitting
Airconditioning
Volautomatisch
type
Handbediend
type
Hetveiligheidsgordelwaarschuwingslampje
gaat branden als de bestuurdersstoel of
voorpassagierszitting bezet is en de
veiligheidsgordel niet vastgemaakt is
terwijl het contact op ON staat.
Veiligheidsgordelwaarschuwing
Voorzitting
Als er met de auto wordt gereden terwijl
de veiligheidsgordel van de bestuurder of
voorpassagier niet is vastgemaakt, gaat
het
veiligheidsgordelwaarschuwingslampje
branden en klinkt er een
waarschuwingszoemer.
Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder of de voorpassagier niet
aangegespt is (alleen wanneer de
voorpassagierszitting bezet is) en de
snelheid van de auto hoger is dan
ongeveer 20 km/h, gaat het
waarschuwingslampje knipperen en wordt
er een zoemtoon gegeven. Na een korte
tijd stopt het waarschuwingslampje met
knipperen. Dit blijft echter branden en de
zoemtoon stopt. Als een veiligheidsgordel
niet aangegespt blijft, gaat het
waarschuwingslampje knipperen en wordt
de zoemtoon weer voor een bepaalde tijd
geactiveerd.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-59
OPMERKING
Als de bevestigingspromptfunctie is
uitgeschakeld wanneer u een
alarmnummer belt, leest het systeem de
opdracht op en bevestigt deze alvorens
de opdracht uit te voeren.
1. Druk de opnementoets of sprekentoets
kort in.
2.Zeg:[Geluidssignaal]“Setup”
3.Prompt:“Selecteer één van de
volgende Koppelingsopties,
Bevestiging Prompts, Taal,
Wachtwoord, Selecteer Telefoon, of
Selecteer muziekspeler .”
4.Zeg:[Geluidssignaal]“Bevestiging
prompts”
5.Prompt:“Bevestiging prompts staat
aan/uit. Wilt u bevestiging prompts
aanzetten/uitzetten?”
6.Zeg:[Geluidssignaal]“Ja”
7.Prompt:“Bevestiging prompts staat
uit/aan.”
qSpraakherkenningleerfunctie
(gebruikerspraakregistratie)
(Type B audio)
Met de spraakherkenningleerfunctie is
spraakherkenning mogelijk
overeenkomstig de karakteristieken van
de spraak van de gebruiker. Als de
herkenning van de
spraakinvoeropdrachten gericht aan het
systeem niet adequaat is, kan met behulp
van deze functie de spraakherkenning van
de gebruiker door het systeem in grote
mate verbeterd worden. Als uw spraak
voldoende herkend kan worden zonder
gebruik van deze functie, zult u het extra
voordeel van deze functie mogelijk niet
bemerken. Voor het registreren van uw
spraak, dient de lijst met
spraakinvoeropdrachten opgelezen te
worden. Lees de lijst op nadat u de auto
geparkeerd heeft.
Voer de registratie uit op een plek die zo
rustig mogelijk is (pagina 5-112). De
registratie dient volledig uitgevoerd te
worden. De vereiste tijd is enkele
minuten. De gebruiker dient in de
bestuurdersstoel te zitten met de lijst met
spraakinvoeropdrachten voor
spraakherkenning leren zichtbaar.
Wanneer spraakherkenning leren voor
de eerste keer wordt gebruikt
1. Druk de opnementoets of sprekentoets
kort in.
2.Zeg:[Geluidssignaal]“Inspreken”
Interieurvoorzieningen
Bluetooth®
5-115