5–139
Interieurvoorzieningen
Bluetooth®
Gebruik van de Bluetooth ® audio-
installatie
Overschakelen naar de Bluetooth ®
audiomodus
Schakel over naar de Bluetooth
®
audiomodus voor het bedienen van de
audioapparatuur met behulp van het
bedieningspaneel van de audio-installatie
voor het beluisteren van muziek of
spraakaudio welke is opgenomen
op Bluetooth
® audioapparatuur. Alle
Bluetooth ® audioapparatuur dient gepaard
te worden met de Bluetooth ® eenheid
van de auto alvorens deze kan worden
gebruikt.
Zie Gereed maken van Bluetooth
® (Type
A/Type B) op pagina 5-96 .
1. Schakel de Bluetooth ® audioapparatuur
in.
2. Zet het contact op ACC of ON.
Controleer dat het “
” symbool op de
audiodisplay wordt getoond. Het
symbool wordt niet getoond als niet-
gepaarde Bluetooth
® audioapparatuur
wordt gebruikt of de Bluetooth ®
eenheid van de auto defect is.
OPMERKING
Bij bepaalde Bluetooth ® audioapparatuur
duurt het enige tijd voordat het “
”
symbool wordt getoond.
3. Druk de mediatoets (
) in om over
te schakelen naar de Bluetooth ®
audiomodus en start de weergave.
Als de huidige apparatuurversie lager is
dan AVRCP Ver. 1.3: “ BT Audio ” wordt
op de display getoond.
Als de huidige apparatuur is AVRCP
Ver. 1.3: De weergavetijd wordt getoond.
OPMERKING
Als de Bluetooth ® audioapparatuur
niet met de weergave begint, de
weergave/pauzetoets (4) indrukken.
Als een gesprek wordt ontvangen
op een handsfree mobiele telefoon
tijdens weergave van de Bluetooth
®
audioapparatuur, wordt de weergave
gestopt. Weergave van de Bluetooth
®
audioapparatuur wordt hervat nadat
het gesprek is beëindigd.
Weergave
1. Schakel de modus over naar Bluetooth
®
audiomodus om te luisteren naar
Bluetooth
® audioapparatuur via het
luidsprekersysteem van de auto. (Zie
“Overschakelen naar de Bluetooth
®
audiomodus”)
2. Druk voor het stopzetten van de
weergave op de weergave/pauzetoets
(4).
3. Druk nogmaals op de toets om de
weergave te hervatten.
Selecteren van een bestand (spoor)
Selecteert het volgende bestand (spoor)
Druk kort op de spoor omhoog toets (
).
Selecteert het begin van het huidige
bestand (spoor)
Druk kort op de spoor omlaag toets (
).
7–28
Als er zich een probleem voordoet
Accu is uitgeput
1. Verwijder het accudeksel.
2. Controleer of de hulpaccu 12 V is en
of de negatieve pool daarvan met de
massa verbonden is.
3. Indien de hulpaccu zich in een andere
auto bevindt, mogen beide auto's
elkaar niet raken. Zet de motor van de
auto met de hulpaccu stop en schakel
alle niet noodzakelijke elektrische
verbruikers in beide auto's uit.
4. Sluit de hulpstartkabels in precies
dezelfde volgorde aan zoals is
aangegeven in de illustratie.
Sluit het ene uiteinde van een
hulpstartkabel aan op de positieve
pool van de uitgeputte accu (1).
Sluit het andere uiteinde aan op de
positieve pool van de hulpaccu (2).
Sluit het ene uiteinde van de andere
hulpstartkabel aan op de negatieve
pool van de hulpaccu (3).
Sluit het andere uiteinde aan op
het massapunt aangegeven in de
illustratie op afstand van de uitgeputte
accu (4).
5. Start de motor van de auto waarin zich
de hulpaccu bevindt en laat de motor
gedurende enkele minuten draaien.
Start vervolgens de motor van de auto
met de uitgeputte accu. 6. Maak wanneer u gereed bent de kabels
voorzichtig los, in de omgekeerde
volgorde als beschreven in de
illustratie.
7. Als het accudeksel verwijderd is, dit in
omgekeerde volgorde van verwijderen
monteren.
OPMERKING
Controleer of de deksels stevig op hun
plaats zijn aangebracht.
7–31
Als er zich een probleem voordoet
Oververhitting
O v e r v e r h i t t i n g
Indien het waarschuwingslampje voor
hoge motorkoelvloeistoftemperatuur gaat
branden, de auto vermogen verliest of u
een luid tikkend of pingelend geluid hoort,
is de motor waarschijnlijk oververhit.
WAARSCHUWING
Stop op een veilige plaats, zet
vervolgens het contact uit en let er op
dat de ventilator niet draait alvorens te
proberen in de buurt van de
koelventilator te werken:
Werken in de buurt van de
koelventilator wanneer deze draait is
gevaarlijk. Als de motor is stopgezet
en de temperatuur in de motorruimte
hoog is, kan de ventilator gedurende
onbepaalde tijd blijven draaien.
U zou door de ventilator ernstige
verwondingen kunnen oplopen.
Geen van de
koelsysteemdoppen verwijderen
wanneer de motor en de radiateur heet
zijn:
Wanneer de motor en de radiateur heet
zijn, kan kokend hete koelvloeistof en
stoom onder druk naar buiten spuiten
en ernstig letsel veroorzaken.
De motorkap UITSLUITEND openen
nadat er geen stoom meer uit de
motorruimte komt:
Stoom van een oververhitte motor is
gevaarlijk. De ontsnappende stoom kan
ernstige brandwonden veroorzaken.
Als het waarschuwingslampje voor hoge
motorkoelvloeistoftemperatuur gaat
branden:
1. Rijd naar de kant van de weg en
breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand.
2. Schakel bij een automatische
transmissie in stand P (parkeren)
of schakel bij een handgeschakelde
versnellingsbak in de neutraalstand.
3. Trek de handrem aan.
4. Schakel de airconditioning uit.
5. Controleer of er koelvloeistof of stoom
uit de motorruimte ontsnapt.
Als er stoom uit de motorruimte
komt:
Niet te dicht in de buurt van de
voorzijde van de auto komen. Zet de
motor stop.
Wacht totdat er geen stoom meer
naar buiten komt, open vervolgens de
motorkap en start de motor.
Indien er geen kokende koelvloeistof
of stoom naar buiten komt:
De motorkap openen en de motor
stationair laten draaien om deze
geleidelijk te laten afkoelen.
OPGELET
Als de koelventilator niet functioneert
terwijl de motor draait, zal de
motortemperatuur toenemen. Zet de
motor stop en neem contact op met een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
of ¿ ciële Mazda reparateur.
7–40
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
Signaal Waarschuwing
Motoroliewaarschuwingslampje
Dit waarschuwingslampje geeft aan dat de druk van de motorolie laag is.
OPGELET
De motor niet laten draaien wanneer de oliedruk laag is. Anders kan dit uitgebreide
motorschade tot gevolg hebben.
Als tijdens het rijden het lampje gaat branden of de waarschuwingsindicatie wordt
getoond:
1. Rijd naar de kant van de weg en breng de auto op een veilige en vlakke plaats tot
stilstand.
2. Zet de motor stop en wacht 5 minuten om de olie naar het carter te laten terugvloeien.
3. Inspecteer het motoroliepeil 6-28 . Als het peil laag is, de juiste hoeveelheid
motorolie bijvullen en er daarbij op letten niet teveel bij te vullen.
OPGELET
De motor niet laten draaien als het oliepeil laag is. Anders kan dit uitgebreide
motorschade tot gevolg hebben.
4. Start de motor en controleer het waarschuwingslampje.
Indien het lampje blijft branden ook als het oliepeil normaal is of nadat u olie heeft
bijgevuld, de motor onmiddellijk stopzetten en uw auto naar een deskundige reparateur,
bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda reparateur laten slepen.
(Rood)
Waarschuwingslampje
voor hoge
motorkoelvloeistoftemperatuur
Het lampje knippert wanneer de motorkoelvloeistoftemperatuur buitengewoon hoog is
en gaat branden wanneer de motorkoelvloeistoftemperatuur verder toeneemt.
Te nemen maatregelen
Lampje knippert
Rijd langzaam om de motorbelasting te verminderen totdat u een veilige plaats heeft
gevonden om de auto tot stilstand te brengen en wacht totdat de motor afgekoeld is.
Lampje brandt
Dit geeft de mogelijkheid van oververhitting aan. Parkeer de auto onmiddellijk op een
veilige plaats en zet de motor stop.
Zie Oververhitting 7-31 .
OPGELET
Niet met de auto rijden wanneer het waarschuwingslampje voor hoge
motorkoelvloeistoftemperatuur brandt. Anders kan dit beschadiging van de motor
veroorzaken.
7–42
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Signaal Waarschuwing
Waarschuwingslampje
van anti-blokkeer
remsysteem (ABS)
Wanneer het ABS waarschuwingslampje van het ABS systeem tijdens het rijden blijft
branden, geeft dit aan dat de ABS besturingseenheid een defect in het systeem vastgesteld
heeft. In dat geval zal het remsysteem op dezelfde wijze werken als bij een auto zonder
ABS.
Als dit gebeurt, dient u zo spoedig mogelijk een deskundige reparateur, bij voorkeur een
of ¿ ciële Mazda reparateur te raadplegen.
OPMERKING
Wanneer de motor met behulp van een hulpaccu gestart wordt, is het toerental
ongelijkmatig en is het mogelijk dat het ABS waarschuwingslampje gaat branden. In
dit geval is dit het gevolg van een nagenoeg uitgeputte accu en duidt dit niet op een
defect in het ABS systeem.
Laad de accu.
(Modellen met DSC)
Wanneer het ABS waarschuwingslampje brandt werkt het rembekrachtigingsysteem
niet.
Motorwaarschuwingslampje
Als dit indicatielampje tijdens het rijden gaat branden, bestaat de kans dat er een probleem
met de auto is. Noteer de rijomstandigheden waarbij het lampje begon te branden en
raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda reparateur.
Het motorwaarschuwingslampje kan in de volgende gevallen gaan branden:
Wanneer er een probleem is met de elektrische installatie van de motor.
Wanneer er een probleem is met het systeem van de uitlaatgasreiniging.
(SKYACTIV-G 2.0) Wanneer het niveau van de brandstof in de tank bijzonder laag is of wanneer de tank
nagenoeg leeg is.
De brandstoftankdop ontbreekt of is niet goed vastgedraaid. Als het motorwaarschuwingslampje blijft branden of continu knippert, niet met hoge
snelheden rijden en zo spoedig mogelijk een deskundige reparateur, bij voorkeur een
of ¿ ciële Mazda reparateur raadplegen.
(Oranje)
i-stop
waarschuwingslampje
*
Wanneer het lampje brandt
De volgende gevallen kunnen duiden op een storing in het systeem. Laat uw auto bij een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda reparateur controleren.
Het lampje gaat niet branden wanneer het contact op ON wordt gezet.
Het lampje blijft branden ook al is tijdens het draaien van de motor de i-stop OFF
schakelaar ingedrukt.
Wanneer het lampje knippert
Het lampje blijft knipperen als er een defect in het systeem is. Laat uw auto bij een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda reparateur controleren.
(Oranje)
i-ELOOP
waarschuwingslampje
*
Het lampje gaat branden als er een defect is in het i-ELOOP systeem. Raadpleeg een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda reparateur.
7–56
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Sleutel-in-auto-achtergelaten
waarschuwingspieptoon (Met
geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)
Als de sleutel in het interieur van de auto
is achtergelaten en alle portieren en de
bagageruimte met een andere sleutel zijn
vergrendeld, klinkt er gedurende ongeveer
10 seconden buiten de auto een pieptoon
om de bestuurder er op attent te maken dat
de sleutel in het interieur is achtergelaten.
Haal in dit geval de sleutel uit de auto door
het portier te openen. De kans bestaat dat
een sleutel die op deze manier uit de auto
is verwijderd niet functioneert, omdat de
functies ervan tijdelijk geannuleerd zijn.
Voor het herstellen van de functies van de
sleutel, de procedure die van toepassing is
uitvoeren (pagina 3-9 ).
i-stop waarschuwingszoemer *
Als het stationair draaien van de motor
is gestopt en het bestuurdersportier
wordt geopend, klinkt er een
waarschuwingstoon om de bestuurder
te attenderen dat het stationair draaien
is gestopt. Dit stopt wanneer het
bestuurdersportier wordt gesloten.
De waarschuwingszoemer klinkt als
de motor gestopt is en de volgende
handelingen worden uitgevoerd. In
dergelijke gevallen herstart de motor
om veiligheidsredenen niet automatisch.
Start de motor met behulp van de
normale methode.
(Europees model)
De veiligheidsgordel van de bestuurder
is losgemaakt en het bestuurdersportier
wordt geopend.
(Behalve Europees model)
(Handgeschakelde versnellingsbak)
Wanneer de versnellingshendel
in een andere stand dan neutraal
staat, de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt en het
bestuurdersportier wordt geopend.
(Automatische transmissie)
Wanneer de keuzehendel in de stand
D of M (niet in blokkeermodus
voor tweede versnelling) staat,
de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt en het
bestuurdersportier wordt geopend.