Page 220 of 850

4–43
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Buitentemperatuurdisplay
Wanneer het contact op ON wordt gezet,
wordt de buitentemperatuur getoond.
OPMERKING
Onder de volgende omstandigheden kan
de getoonde buitentemperatuur afwijken
van de werkelijke buitentemperatuur,
afhankelijk van de directe omgeving en
de omstandigheden waarin de auto zich
bevindt:
Beduidend lage of hoge
temperaturen.
Plotselinge veranderingen in
buitentemperatuur.
De auto staat geparkeerd.
Tijdens het rijden met lage
snelheden.
Wijzigen van de temperatuureenheid
van de buitentemperatuurdisplay
(Voertuigen met Type C/D)
De buitentemperatuureenheid kan
overgeschakeld worden tussen Celsius en
Fahrenheit.
Instellingen kunnen worden
gewijzigd door bediening van het
middendisplayscherm.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15 .
OPMERKING
Wanneer de temperatuureenheid
die wordt aangegeven op de
buitentemperatuurdisplay
wordt gewijzigd, verandert de
temperatuureenheid die wordt
aangegeven op de display van de
motorkoelvloeistoftemperatuurmeter
dienovereenkomstig.
Buitentemperatuurwaarschuwing
*
Wanneer de buitentemperatuur laag is,
gaat de indicatie knipperen en klinkt
er een zoemtoon om de bestuurder te
waarschuwen voor de mogelijkheid van
gladde wegen.
Als de buitentemperatuur lager is dan
ongeveer 4 °C, gaat de
buitentemperatuurdisplay en het
symbool gedurende ongeveer tien
seconden knipperen en wordt er eenmaal
een zoemtoon gegeven.
OPMERKING
Als de buitentemperatuur lager is dan
-20 °C, werkt de zoemer niet. Het
symbool gaat echter branden.
Page 221 of 850

4–44
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Afstand die met voorradige
brandstof kan worden afgelegd
Dit toont de afstand bij benadering die u
met de voorradige brandstof kunt a À eggen,
gebaseerd op het brandstofverbruik.
De afstand die met de voorradige
brandstof kan worden afgelegd wordt
berekend en zal elke seconde worden
getoond.
OPMERKING
Alhoewel de indicatie voor de
afstand die kan worden afgelegd
met de voorradige brandstof
een voldoende resterend aantal
kilometers aangeeft alvorens
bijtanken noodzakelijk wordt, zo
spoedig mogelijk bijtanken als het
brandstofpeil erg laag is of als het
waarschuwingslampje voor laag
brandstofpeil gaat branden.
De indicatie verandert alleen
wanneer u meer dan ongeveer 9 liter
brandstof tankt.
De afstand die kan worden afgelegd
met de voorradige brandstof geeft bij
benadering de afstand aan die met de
auto gereden kan worden totdat alle
maatstrepen in de brandstofmeter
die de resterende brandstofvoorraad
aangeven verdwijnen.
Als er geen historische
brandstofverbruikgegevens zijn,
bijvoorbeeld nadat u uw auto zojuist
heeft aangeschaft of de gegevens
als gevolg van het losmaken van
de accukabels zijn gewist, is het
mogelijk dat de feitelijke afstand
die met de voorradige brandstof kan
worden afgelegd van de aangegeven
hoeveelheid verschilt.
Page 222 of 850
4–45
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Gemiddeld brandstofverbruik
Deze modus toont het gemiddelde brandstofverbruik door het berekenen van het totale
brandstofverbruik en de totaal afgelegde afstand sinds de aankoop van de auto, het opnieuw
aansluiten van de accu na loskoppeling of het terugstellen van de gegevens.
Het gemiddelde brandstofverbruik wordt berekend en elke minuut getoond.
Houd de INFO schakelaar langer dan 1,5 seconden ingedrukt om de informatie op
de display te wissen. Na het indrukken van de INFO schakelaar zal “- - - L/100 km”
gedurende ongeveer 1 minuut op de display verschijnen. Daarna wordt het gemiddelde
brandstofverbruik opnieuw berekend en op de display aangegeven.
Huidige brandstofverbruik
Dit toont het huidige brandstofverbruik, berekend op basis van de hoeveelheid verbruikte
brandstof en de afgelegde afstand.
Page 223 of 850

4–46
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Onderhoudsmonitor
De volgende kennisgevingen voor
periodieke inspectie kunnen getoond
worden door de onderhoudsmonitor in te
schakelen.
Periodieke onderhoudsbeurten
Onderling verwisselen van de banden
Olie verversen
Zie de Onderhoudsmonitor voor de
instellingsmethode en de indicaties van de
onderhoudsmonitor.
Zie Onderhoudsmonitor op pagina 6-17 .
De onderhoudsmonitor toont de informatie
wanneer het contact op ON gezet wordt.
OPMERKING
Deze functie is tijdens het rijden buiten
werking.
Foutmeldingendisplay
Wanneer de resterende tijd of de afstand
0 benaderen, wordt telkens wanneer het
contact op ON gezet wordt een bericht
gegeven.
OPMERKING
Als een bericht wordt getoond en
een van de INFO schakelaars wordt
ingedrukt, zal het bericht de volgende
keer dat het contact op ON gezet
wordt niet meer getoond worden.
Nadat onderhoud aan de auto is
uitgevoerd en de resterende tijd/
afstand is teruggesteld, wordt
het bericht voor de volgende
onderhoudsperiode getoond wanneer
de resterende afstand of tijd tot aan
de volgende onderhoudsperiode 0
benadert (wordt getoond wanneer de
motor gestart wordt).
Als er meerdere berichten zijn,
worden deze getoond al naargelang
hun volgorde.
Als OFF is ingesteld voor Berichten,
worden er geen berichten getoond.
Dodehoekmonitor (BSM) display
Toont de systeemstatus.
Zie Dodehoekmonitor (BSM) op pagina
4-148 .
Page 224 of 850
4–47
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Display van
afstandherkenninghulpsysteem
(DRSS)
*
Toont de afstand tussen uw auto en de
voorligger.
Zie Afstandherkenninghulpsysteem
(DRSS) op pagina 4-164 .
Display van Mazda Radar Cruise
Control (MRCC) systeem *
Toont de huidige ingestelde systeemstatus.
Zie het Mazda Radar Cruise Control
(MRCC) systeem op pagina 4-175 .
Rijstrookassistent (LAS) en het
rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS) display
*
Toont de systeemstatus.
Zie Rijstrookassistent (LAS) en het
rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS) op pagina 4-190 .
Display van ingestelde rijsnelheid
van kruissnelheidsregelaar *
De rijsnelheid die met behulp van de
kruissnelheidsregelaar is ingesteld wordt
weergegeven.
Kompasweergave
Tijdens het rijden wordt de rijrichting van
de auto getoond.
Page 225 of 850

4–48
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Rijsnelheidsalarm *
In deze modus wordt de huidige instelling voor het rijsnelheidsalarm getoond.
U kunt de instelling van de rijsnelheid waarbij de waarschuwing wordt gegeven veranderen.
OPMERKING
De display van het rijsnelheidsalarm wordt gelijktijdig geactiveerd met het klinken van de
pieptoon. De ingestelde rijsnelheid knippert herhaalde malen.
Het rijsnelheidsalarm kan worden ingesteld met behulp van de INFO schakelaar.
OPMERKING
Stel de rijsnelheid altijd in overeenkomstig de wetgeving van het land/de stad waarin
de auto wordt gebruikt. Controleer daarnaast altijd de rijsnelheid door naar de
snelheidsmeter te kijken.
De rijsnelheidsalarmfunctie kan ingesteld worden tussen 30 en 250 km/h.
Het rijsnelheidalarm kan worden ingesteld aan de hand van onderstaande procedure.
1. Druk op de INFO schakelaar op het snelheidsalarmscherm.
2. Selecteer ON en druk op de INFO schakelaar.
3. Stel de rijsnelheid in door het indrukken van de INFO omhoog of omlaag toets en druk
vervolgens op de INFO toets.
Page 226 of 850
4–49
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Waarschuwing
(Displayaanduiding)
Er wordt een bericht getoond dat
de gebruiker informeert over de
bedrijfstoestand van het systeem en van
defecten of afwijkingen.
Als het waarschuwingslampje
gelijktijdig gaat branden/knipperen
of een symbool op de display wordt
aangegeven, de informatie betreffende
het waarschuwingslampje of symbool
controleren. (pagina 4-54 )
Zie wanneer enkel een bericht wordt
getoond Berichten aangegeven op de
multi-informatiedisplay. (pagina 7-54 )
Page 227 of 850
4–50
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Active Driving Display *
Combiner
Optische
ontvangerSpiegel
WAARSCHUWING
Stel de helderheid en positie van de display altijd af bij stilstaand voertuig:
Afstellen van de helderheid en positie van de display tijdens het rijden is gevaarlijk,
aangezien dit uw aandacht van de weg kan a À eiden en een ongeluk kan veroorzaken.