5–152
Interieurvoorzieningen
Bluetooth®
Gebruik van Stitcher™ Radio
Wat is Stitcher™ Radio?
Stitcher
™ *1 radio is een toepassing die kan worden gebruikt voor het beluisteren van
internetradio of streampodcasts.
Aanbevolen gegevensinhoud wordt automatisch geselecteerd door deze te registreren en in
uw favorieten te plaatsen, of door het indrukken van de Leuk of Niet leuk toets.
Zie voor details betreffende Stitcher
™ Radio, “http://stitcher.com/”.
*1 Stitcher™ , het Stitcher™ logo, en het Stitcher™ merkimago zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van Stitcher, Inc., in gebruik met goedkeuring.
OPMERKING
Voer eerst de volgende stappen uit om Stitcher™ Radio via uw Bluetooth ® apparaat te
kunnen gebruiken:
Installeer de Stitcher™ Radio toepassing op uw apparaat.
Maak een Stitcher™ Radio account aan voor uw apparaat.
Log in op Stitcher™ Radio met behulp van uw apparaat.
Weergave
Selecteer het
pictogram op het thuisscherm voor het tonen van het Amusementscherm.
Wanneer
wordt geselecteerd, worden de volgende pictogrammen in het onderste
gedeelte van de middendisplay getoond.
Pictogram Functie
Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron.
Toont de zenderlijst.
Gebruik dit voor het overschakelen naar andere zenders.
Dislike
Beoordeelt het huidige programma als “Niet leuk”.
Like
Beoordeelt het huidige programma als “Leuk”.
Voegt de huidige zender toe aan uw favorieten of wist de huidige zender uit uw favorieten.
5–153
Interieurvoorzieningen
Bluetooth®
Pictogram Functie
Gaat gedurende 30 seconden terug.
Geeft de zender weer. Selecteer dit nogmaals om de weergave te pauzeren.
Gaat verder naar de volgende zender.
Toont de geluidsinstellingen voor het afstellen van het audiokwaliteitsniveau.
Zie Volume/Display/Geluidsregelaars op pagina 5-52 .
Zenderlijst
1. Selecteer het
pictogram om de zenderlijst te tonen.
Favoriete zendernaam: Selecteer dit om het programma te tonen dat onder uw
favorieten is geregistreerd.
Categorienaam: Een aanbevolen categorie die geselecteerd is uit uw favorieten door
Stitcher™ wordt getoond.
Selecteer dit voor het tonen van het categorieprogramma.
2. Selecteer de programmanaam om dit weer te geven.
5–156
Interieurvoorzieningen
Bluetooth®
Probleem Oorzaak Oplossingsmethode
Wordt niet automatisch verbonden
wanneer de motor gestart wordt De paringinformatie wordt
bijgewerkt wanneer het
besturingssysteem van het apparaat
wordt bijgewerkt. Voer paring nogmaals uit.
*1 Instelling die de aanwezigheid opspoort van apparatuur buiten de Bluetooth
® eenheid
OPMERKING
Bij het updaten van het besturingssysteem van de apparatuur bestaat de kans dat de
paringinformatie gewist wordt. Herprogrammeer in dit geval de paringinformatie in de
Bluetooth
® eenheid. Als u uw telefoon paart die reeds in het verleden meerdere malen aan uw auto is
gepaard, dient u “Mazda” op uw mobiele apparaat te wissen. Voer vervolgens de
Bluetooth
® zoekprocedure nogmaals op uw mobiele apparaat uit en paar dit aan een
nieuw opgespoorde “Mazda”.
Controleer alvorens u uw apparaat paart, dat Bluetooth ® op zowel uw telefoon als op
de auto “AAN” zijn.
Als met Bluetooth ® uitgeruste apparatuur op de volgende plaatsen of omstandigheden
wordt gebruikt, is verbinding via Bluetooth ® wellicht niet mogelijk.
Het apparaat bevindt zich op een plaats die verborgen is voor de middendisplay,
zoals achter of onder een zitting of in de handschoenenkast.
Het apparaat komt in contact met of wordt afgedekt door een metalen voorwerp of
behuizing.
Het apparaat is ingesteld op de energiebesparingsmodus.
Voor Bluetooth ® handsfree en Bluetooth ® audio kan diverse met Bluetooth ® uitgeruste
apparatuur worden gebruikt. Bijvoorbeeld, apparaat A kan worden aangesloten als
een Bluetooth
® handsfree apparaat en apparaat B kan worden aangesloten als een
Bluetooth ® audio-apparaat. Echter als deze tegelijkertijd worden gebruikt, kan zich het
volgende voordoen.
De Bluetooth ® verbinding van het apparaat wordt verbroken.
Er doet zich storing voor in de handsfree audio.
Handsfree werkt langzaam.
6–18
Onderhoud en verzorging
Periodieke onderhoudsbeurten
U kunt instellingen in de instellingsdisplay als volgt naar eigen voorkeur instellen:
Tabblad Onderwerp Verklaring
Gepland Instellingen Melding kan in-/uitgeschakeld worden.
Tijd (maanden) Toont de tijd of de afstand tot aan de volgende onderhoudsbeurt.
Selecteer dit item voor het instellen van de onderhoudsperiode.
“Nu gepland!” wordt in rood getoond en het
moersleutelindicatielampje in de instrumentengroep gaat branden
wanneer de resterende afstand minder is dan 500 km of het
resterende aantal dagen minder is dan 15 (al naargelang wat zich
het eerst voordoet). Afstand (mijl of km)
Reset Stelt de tijd en afstand terug op de beginwaarden.
Wanneer het systeem eenmaal is geactiveerd, moet dit telkens
wanneer onderhoud wordt uitgevoerd worden teruggesteld.
Bandenrotatie Instellingen Melding kan in-/uitgeschakeld worden.
Afstand (mijl of km) Toont de afstand tot aan de volgende beurt voor het onderling
verwisselen van de banden.
Selecteer dit item voor het instellen van de afstand voor het
onderling verwisselen van de banden.
“Bandenrotatie gepland!” wordt in rood getoond en het
moersleutelindicatielampje in de instrumentengroep gaat branden
wanneer de resterende afstand minder is dan 500 km.
Reset Stelt de resterende afstand terug op de beginwaarde.
Wanneer het systeem eenmaal is geactiveerd, moet dit telkens na
het onderling verwisselen van de banden worden teruggesteld.
Olie verversen Instellingen
*1 Melding kan in-/uitgeschakeld worden.
Afstand (mijl of km) Toont de afstand tot aan de volgende olieverversingsbeurt.
Selecteer dit item voor het instellen van de afstand tot aan de
volgende olieverversingsbeurt.
“Ververs olie!” wordt in rood getoond en het
moersleutelindicatielampje in de instrumentengroep gaat branden
wanneer de resterende afstand minder is dan 500 km.
Reset
*2 Stelt de resterende afstand terug op de beginwaarde.
Wanneer het systeem eenmaal is geactiveerd, moet dit telkens na
het verversen van de motorolie worden teruggesteld.
* 1 E r i s e e n À exibele instelling voor het tijdstip van het verversen van de motorolie beschikbaar (alleen bepaalde
modellen). Raadpleeg een of ¿ ciële Mazda reparateur voor details.
Wanneer de À exibele instelling voor het tijdstip van het verversen van de motorolie is geselecteerd, ziet u
de volgende items in de display. De auto berekent de resterende gebruiksduur van de olie op basis van de
gebruiksomstandigheden van de motor en u wordt op de hoogte gesteld wanneer een olieverversingsbeurt nodig
is door het oplichten van het moersleutelindicatielampje in de instrumentengroep.
*2 Zodra de motorolie is ververst, moet voor SKYACTIV-D 2.2 de motorstuureenheid teruggesteld worden.
Uw of ¿ ciële Mazda reparateur kan de motorstuureenheid voor u terugstellen of zie de procedure voor het
terugstellen van de motorstuureenheid op pagina 6-29 .
6–86
Onderhoud en verzorging
Verzorging van het uiterlijk
*Bepaalde modellen.
Onderhoud van plastic onderdelen
OPGELET
Gebruik geen polijstmiddelen.
Afhankelijk van de bestanddelen van
het product, kunnen deze verkleuring,
vlekken, barsten of afschilfering van de
laklaag veroorzaken.
Onderhoud van de bovenkant van
het instrumentenpaneel (zachte
bekleding)
Voor de bovenkant van het zachte
stootkussen is buitengewoon zacht
materiaal gebruikt. Als de zachte
bekleding met een droge doek hard
wordt afgewreven, bestaat de kans dat
het oppervlak beschadigd wordt en dat er
witte krassen ontstaan.
1. Reinig het verontreinigde gedeelte
met een zachte doek die gedompeld
is in een oplossing van een zacht
schoonmaakmiddel (ongeveer 5%) en
water.
2. Veeg het resterende reinigingsmiddel
weg met behulp van een doek die is
gedompeld in schoon water en goed is
uitgewrongen.
Onderhoud van de Active Driving
Display *
Het buitenoppervlak van de combiner en
de spiegel zijn voorzien van een speciale
laag. Gebruik bij het reinigen ervan geen
harde, grove doek of schoonmaakmiddel.
Gebruik een gladde, zachte doek.
Als een chemisch oplosmiddel op de
combiner of spiegel is terechtgekomen, dit
onmiddellijk afvegen. Anders bestaat de
kans dat deze worden beschadigd en dat de
buitenste laag bekrast wordt.
Onderhoud van het paneel
Als een paneel verontreinigd is geraakt,
dit afvegen met een zachte doek die is
gedompeld in schoon water en goed is
uitgewrongen.
Volg onderstaande procedure als bepaalde
delen verdere reiniging behoeven:
1. Reinig het verontreinigde gedeelte
met een zachte doek die gedompeld
is in een oplossing van een zacht
schoonmaakmiddel (ongeveer 5 %) en
water.
2. Veeg het resterende reinigingsmiddel
weg met behulp van een doek die is
gedompeld in schoon water en goed is
uitgewrongen.
OPMERKING
Wees bijzonder voorzichtig bij het
reinigen van panelen met glanzende
oppervlakken en metalen onderdelen
zoals plaatwerk, aangezien deze
gemakkelijk bekrast worden.
7–1*Bepaalde modellen.7–1
7Als er zich een probleem voordoet
Nuttige informatie over wat u kunt doen als er zich een probleem
voordoet met de auto.
Parkeren in noodgevallen ................... 7-2
Parkeren in noodgevallen ............... 7-2
Bevestigingsriem voor
gevarendriehoek
* ............................ 7-3
Lekke band .......................................... 7-4
Opbergplaatsen van reservewiel en
gereedschapset ............................... 7-4
Lekke band noodreparatieset
* ...... 7-11
Verwisselen van een lekke band
(Met reservewiel) ......................... 7-19
Accu is uitgeput ................................. 7-25
Starten met een hulpaccu ............. 7-25
Starten in noodgevallen .................... 7-28
Starten van een verzopen motor
(SKYACTIV-G 2.0 en
SKYACTIV-G 2.5) ....................... 7-28
Starten door aanduwen ................. 7-28
Leegraken van de brandstoftank
(SKYACTIV-D 2.2) ..................... 7-29
Oververhitting ................................... 7-30
Oververhitting .............................. 7-30
Slepen in noodgevallen ..................... 7-32
Sleepmethoden ............................. 7-32
Sleephaken ................................... 7-34
Waarschuwings-/indicatielampjes en
waarschuwingszoemers .................... 7-37
Als een waarschuwingslampje gaat
branden of knipperen ................... 7-37
Berichten die verschijnen op de multi-
informatiedisplay ......................... 7-54
Berichten die verschijnen op de
display .......................................... 7-55
In de volgende gevallen wordt een
waarschuwingszoemer
geactiveerd ................................... 7-57
Wanneer de achterklep/het kofferdeksel
niet geopend kan worden.................. 7-64
Wanneer de achterklep/het
kofferdeksel niet geopend kan
worden .......................................... 7-64
Active Driving Display functioneert
niet ...................................................... 7-66
Als de Active Driving Display niet
functioneert .................................. 7-66
7–27
Als er zich een probleem voordoet
Accu is uitgeput
1. Verwijder het accudeksel.
2. Controleer of de hulpaccu 12 V is en
of de negatieve pool daarvan met de
massa verbonden is.
3. Indien de hulpaccu zich in een andere
auto bevindt, mogen beide auto's
elkaar niet raken. Zet de motor van de
auto met de hulpaccu stop en schakel
alle niet noodzakelijke elektrische
verbruikers in beide auto's uit.
4. Sluit de hulpstartkabels in precies
dezelfde volgorde aan zoals is
aangegeven in de illustratie.
Sluit het ene uiteinde van een
hulpstartkabel aan op de positieve
pool van de uitgeputte accu (1).
Sluit het andere uiteinde aan op de
positieve pool van de hulpaccu (2).
Sluit het ene uiteinde van de andere
hulpstartkabel aan op de negatieve
pool van de hulpaccu (3).
Sluit het andere uiteinde aan op
het massapunt aangegeven in
de illustratie op afstand van de
uitgeputte accu (4).
5. Start de motor van de auto waarin zich
de hulpaccu bevindt en laat de motor
gedurende enkele minuten draaien.
Start vervolgens de motor van de auto
met de uitgeputte accu. 6. (Met i-ELOOP systeem)
“i-ELOOP laadt op” wordt
getoond in de multi-display van de
instrumentengroep nadat de motor
gestart is. Het bericht wordt niet langer
getoond wanneer de motor draait en het
laden voltooid is. Wanneer het bericht
niet meer wordt getoond, mag er weer
met de auto worden gereden.
OPMERKING
Als er met de auto wordt gereden terwijl
het bericht wordt getoond, klinkt er een
pieptoon.
Als u het stuurwiel draait terwijl
het bericht wordt getoond, voelt dit
zwaarder dan normaal. Dit duidt echter
niet op een afwijking. Wanneer het
bericht niet langer wordt getoond,
zal het gebruik van het stuur weer
normaal worden. De hulpstartkabels
niet losmaken terwijl het bericht wordt
getoond.
7. Maak wanneer u gereed bent de kabels
voorzichtig los, in de omgekeerde
volgorde als beschreven in de
illustratie.
8. Als het accudeksel verwijderd is, dit in
omgekeerde volgorde van verwijderen
monteren.
OPMERKING
Controleer of de deksels stevig op hun
plaats zijn aangebracht.
7–37
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
Als een waarschuwingslampje gaat branden of knipperen
Als een van de waarschuwingslampjes gaat branden/knipperen, voor het betreffende lampje
de juiste actie ondernemen. Er is geen probleem als het lampje uit gaat, echter als het lampje
niet uit gaat of opnieuw gaat branden/knipperen, een of ¿ ciële Mazda reparateur raadplegen.
(Voertuigen met type C/type D audio)
De gegevens van de betreffende waarschuwing kunnen op de middendisplay gecontroleerd
worden.
1. Als het waarschuwingslampje gaat branden, selecteer dan het pictogram op het
thuisscherm voor het weergeven van het toepassingenscherm.
2. Selecteer “Monitor voertuigstatus” voor het weergeven van de huidige waarschuwingen.
3. Selecteer “Waarschuwing” voor het weergeven van de huidige waarschuwingen.
4. Selecteer de betreffende waarschuwing voor het tonen van de details van de
waarschuwing.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand
Als een van onderstaande waarschuwingslampjes gaat branden, is er mogelijk een defect in
het systeem. Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand en neem contact
op met een of ¿ ciële Mazda reparateur.
Signaal Waarschuwing
Remwaarschuwingslampje
Als het remsysteemwaarschuwingslampje blijft branden, bestaat de kans dat het
remvloeistofniveau laag is of dat er een probleem is met het remsysteem. Breng
de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand en neem contact op met een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda reparateur.
WAARSCHUWING
Niet rijden wanneer het remwaarschuwingslampje brandt. Neem contact op met
een deskundige reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda reparateur om de
remmen zo spoedig mogelijk te laten inspecteren:
Rijden terwijl het remwaarschuwingslampje brandt is gevaarlijk. Het geeft
aan dat de remmen wellicht totaal niet functioneren of dat ze op elk moment
volledig buiten bedrijf kunnen raken. Laat de remmen onmiddellijk inspecteren
indien dit lampje blijft branden nadat u gecontroleerd heeft of de handrem
volledig ontspannen is.
OPGELET
Ook is het mogelijk dat het effectieve remvermogen vermindert, zodat u het
rempedaal krachtiger moet intrappen dan normaal om de auto tot stilstand te
brengen.