6–7
Onderhoud en verzorging
Periodieke onderhoudsbeurten
Tabelsymbolen:
I : Inspecteren: Inspecteren en reinigen, repareren, afstellen, bijvullen of indien nodig vernieuwen.
R : Vernieuwen
C : Reinigen
T : Vastdraaien
D : Aftappen
Opmerkingen:
*1 De aandrijfriemen van de airconditioning, indien voorzien, eveneens inspecteren.
Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, de aandrijfriemen elke 10.000
km of korter inspecteren.
a) Gebruik in bijzonder stof ¿ ge gebieden
b) Wanneer men de motor vaak langdurig stationair laat draaien of veelvuldig met lage snelheden rijdt
c) Bij het rijden gedurende lange perioden bij lage buitentemperaturen of het regelmatig rijden van korte
afstanden
d) Rijden bij extreme hitte
e) Voortdurend rijden in bergachtige gebieden
*2 Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, is het aan te bevelen elke
10.000 km of korter de motorolie te verversen en het olie ¿ lter te vernieuwen.
a) Gebruik in bijzonder stof ¿ ge gebieden
b) Wanneer men de motor vaak langdurig stationair laat draaien of veelvuldig met lage snelheden rijdt
c) Bij het rijden gedurende lange perioden bij lage buitentemperaturen of het regelmatig rijden van korte
afstanden
d) Rijden bij extreme hitte
e) Voortdurend rijden in bergachtige gebieden
*3 Indien de auto gebruikt wordt in gebieden met veel zand of stof, dient het lucht ¿ lter vaker gereinigd en indien
nodig vernieuwd te worden dan bij de normaal aanbevolen intervallen.
*4 Bij het vervangen van de motorkoelvloeistof wordt het gebruik van FL-22 aanbevolen. Gebruik van andere
motorkoelvloeistof dan FL-22 kan ernstige schade aan de motor en het koelsysteem toebrengen.
*5 Inspecteer het elektrolietniveau van de accu, het soortelijk gewicht en het uiterlijk van de accu. Bij de
onderhoudsvrije accu is alleen een inspectie van het uiterlijk vereist.
*6 Indien u een intensief gebruik van de remmen maakt (bijvoorbeeld, regelmatig met hoge snelheid of in
berggebieden rijdt), of wanneer de auto in zeer vochtige klimaten gebruikt wordt, de remvloeistof jaarlijks
verversen.
*7 Het initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) moet zodanig worden uitgevoerd dat het
systeem normaal functioneert (indien voorzien).
*8 Controleer de uiterste gebruiksdatum van de bandreparatievloeistof elk jaar tijdens het uitvoeren van periodiek
onderhoud. Vervang de À es met bandreparatievloeistof door een nieuwe voor het verstrijken van de uiterste
gebruiksdatum.
6–9
Onderhoud en verzorging
Periodieke onderhoudsbeurten
Onderhoudsfrequentie Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst
voordoet.
Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144
×1000 km 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180
Voor- en achterwielophanging, fuseekogels en
axiale speling van wiellager I I I I I I I I I I I I
Stofhoezen van aandrijfas I I I I I I I I I I I I
Uitlaatsysteem hitteschilden I I I I I I I I I I I I
B o u t e n e n m o e r e n o p c h a s s i s e n c a r r o s s e r i e T T T T T T T T T T T T
S c h a r n i e r e n e n s l u i t h a k e n L L L L L L L L L L L L
Gehele elektrische systeem I I I I I I I I I I I I
Toestand van carrosserie (op roest, corrosie en
perforatie) Jaarlijks inspecteren.
Cabinelucht ¿ lter (indien voorzien) R R R R R R
Banden (inclusief reservewiel) (met afstelling
van de bandenspanning)
*9*10 I I I I I I I I I I I I
Lekke band noodreparatieset (indien voorzien)
*11 Jaarlijks inspecteren.
Tabelsymbolen:
I : Inspecteren: Inspecteren en reinigen, repareren, afstellen, bijvullen of indien nodig vernieuwen.
R : Vernieuwen
C : Reinigen
T : Vastdraaien
L : Smeren
Opmerkingen:
*1 De aandrijfriemen van de airconditioning, indien voorzien, eveneens inspecteren.
Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, de aandrijfriemen elke 7500
km of 6 maanden inspecteren.
a) Gebruik in bijzonder stof ¿ ge gebieden
b) Wanneer men de motor vaak langdurig stationair laat draaien of veelvuldig met lage snelheden rijdt
c) Bij het rijden gedurende lange perioden bij lage buitentemperaturen of het regelmatig rijden van korte
afstanden
d) Rijden bij extreme hitte
e) Voortdurend rijden in bergachtige gebieden
*2 Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, is het aan te bevelen elke 7500
km of 6 maanden de motorolie te verversen en het olie ¿ lter te vernieuwen.
a) Gebruiksdoel van het voertuig is als politieauto, taxi of rijschoolauto.
b) Gebruik in bijzonder stof ¿ ge gebieden
c) Wanneer men de motor vaak langdurig stationair laat draaien of veelvuldig met lage snelheden rijdt
d) Bij het rijden gedurende lange perioden bij lage buitentemperaturen of het regelmatig rijden van korte
afstanden
e) Rijden bij extreme hitte
f) Voortdurend rijden in bergachtige gebieden
6–14
Onderhoud en verzorging
Periodieke onderhoudsbeurten
Opmerkingen:
*1 Inspecteer in onderstaande landen de bougies elke 10.000 km of 1 jaar alvorens deze bij de genoemde interval te
vernieuwen.
Armenië, Angola, Bolivia, Burundi, Britse Maagdeneilanden, Cambodja, Kameroen, Chili, Costa Rica, Curaçao,
El Salvador, Gabon, Ghana, Georgië, Guatemala, Haïti, Honduras, Hongkong, Iran, Jordanië, Macau, Mongolië,
Mozambique, Myanmar, Nigeria, Nicaragua, Papua Nieuw Guinea, Peru, Filippijnen, Seychellen, Syrië,
Tanzania, Verenigde Arabische Emiraten, Vietnam, Zaïre, Zimbabwe
*2 Voer de correctie voor de hoeveelheid brandsto ¿ nspuiting uit.
*3 De aandrijfriemen van de airconditioning, indien voorzien, eveneens inspecteren.
Indien de auto voornamelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, de aandrijfriemen vaker
inspecteren dan de normaal aanbevolen intervallen.
a) Gebruik in bijzonder stof ¿ ge gebieden
b) Wanneer men de motor vaak langdurig stationair laat draaien of veelvuldig met lage snelheden rijdt
c) Bij het rijden gedurende lange perioden bij lage buitentemperaturen of het regelmatig rijden van korte
afstanden
d) Rijden bij extreme hitte
e) Voortdurend rijden in bergachtige gebieden
*4 Indien de auto voornamelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, is het aan te bevelen de
motorolie vaker te verversen en het olie ¿ lter vaker te vernieuwen dan de normaal aanbevolen intervallen.
a) Gebruiksdoel van het voertuig is als politieauto, taxi of rijschoolauto.
b) Gebruik in bijzonder stof ¿ ge gebieden
c) Wanneer men de motor vaak langdurig stationair laat draaien of veelvuldig met lage snelheden rijdt
d) Bij het rijden gedurende lange perioden bij lage buitentemperaturen of het regelmatig rijden van korte
afstanden
e) Rijden bij extreme hitte
f) Voortdurend rijden in bergachtige gebieden
*5 Bij SKYACTIV-D 2.2, na het verversen van de motorolie de motoroliegegevens terugstellen.
*6 Bij het vervangen van de motorkoelvloeistof wordt het gebruik van FL-22 aanbevolen. Gebruik van andere
motorkoelvloeistof dan FL-22 kan ernstige schade aan de motor en het koelsysteem toebrengen.
*7 Indien de auto gebruikt wordt in gebieden met veel zand of stof, dient het lucht ¿ lter vaker gereinigd en indien
nodig vernieuwd te worden dan bij de normaal aanbevolen intervallen.
*8 Inspecteer het elektrolietniveau van de accu, het soortelijk gewicht en het uiterlijk van de accu. Indien de auto in
buitengewoon hete en koude gebieden gebruikt wordt, het elektrolietniveau van de accu, het soortelijk gewicht
en het uiterlijk van de accu elke 10.000 km of 6 maanden inspecteren. Bij de onderhoudsvrije accu is alleen een
inspectie van het uiterlijk vereist.
*9 Indien u een intensief gebruik van de remmen maakt (bijvoorbeeld, regelmatig met hoge snelheid of in
berggebieden rijdt), of wanneer de auto in zeer vochtige klimaten gebruikt wordt, de remvloeistof jaarlijks
verversen.
*10 Het initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) moet zodanig worden uitgevoerd dat het
systeem normaal functioneert (indien voorzien).
*11 Controleer de uiterste gebruiksdatum van de bandreparatievloeistof elk jaar tijdens het uitvoeren van periodiek
onderhoud. Vervang de À es met bandreparatievloeistof door een nieuwe voor het verstrijken van de uiterste
gebruiksdatum.
6–16
Onderhoud en verzorging
Periodieke onderhoudsbeurten
Tabelsymbolen:
I : Inspecteren: Inspecteren en reinigen, repareren, afstellen, bijvullen of indien nodig vernieuwen.
R : Vernieuwen
C : Reinigen
T : Vastdraaien
Opmerkingen:
*1 De aandrijfriemen van de airconditioning, indien voorzien, eveneens inspecteren.
Indien de auto voornamelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, de aandrijfriemen vaker
inspecteren dan de normaal aanbevolen intervallen.
a) Gebruik in bijzonder stof ¿ ge gebieden
b) Wanneer men de motor vaak langdurig stationair laat draaien of veelvuldig met lage snelheden rijdt
c) Bij het rijden gedurende lange perioden bij lage buitentemperaturen of het regelmatig rijden van korte
afstanden
d) Rijden bij extreme hitte
e) Voortdurend rijden in bergachtige gebieden
*2 Indien de auto voornamelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, is het aan te bevelen de
motorolie vaker te verversen en het olie ¿ lter vaker te vernieuwen dan de normaal aanbevolen intervallen.
a) Gebruiksdoel van het voertuig is als politieauto, taxi of rijschoolauto.
b) Gebruik in bijzonder stof ¿ ge gebieden
c) Wanneer men de motor vaak langdurig stationair laat draaien of veelvuldig met lage snelheden rijdt
d) Bij het rijden gedurende lange perioden bij lage buitentemperaturen of het regelmatig rijden van korte
afstanden
e) Rijden bij extreme hitte
f) Voortdurend rijden in bergachtige gebieden
*3 Bij het vervangen van de motorkoelvloeistof wordt het gebruik van FL-22 aanbevolen. Gebruik van andere
motorkoelvloeistof dan FL-22 kan ernstige schade aan de motor en het koelsysteem toebrengen.
*4 Indien de auto gebruikt wordt in gebieden met veel zand of stof, dient het lucht ¿ lter vaker gereinigd en indien
nodig vernieuwd te worden dan bij de normaal aanbevolen intervallen.
*5 Inspecteer het elektrolietniveau van de accu, het soortelijk gewicht en het uiterlijk van de accu. Indien de auto in
buitengewoon hete en koude gebieden gebruikt wordt, het elektrolietniveau van de accu, het soortelijk gewicht
en het uiterlijk van de accu elke 10.000 km of 6 maanden inspecteren. Bij de onderhoudsvrije accu is alleen een
inspectie van het uiterlijk vereist.
*6 Indien u een intensief gebruik van de remmen maakt (bijvoorbeeld, regelmatig met hoge snelheid of in
berggebieden rijdt), of wanneer de auto in zeer vochtige klimaten gebruikt wordt, de remvloeistof jaarlijks
verversen.
*7 Het initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) moet zodanig worden uitgevoerd dat het
systeem normaal functioneert (indien voorzien).
*8 Controleer de uiterste gebruiksdatum van de bandreparatievloeistof elk jaar tijdens het uitvoeren van periodiek
onderhoud. Vervang de À es met bandreparatievloeistof door een nieuwe voor het verstrijken van de uiterste
gebruiksdatum.
6–77
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
*Bepaalde modellen.
BESCHRIJVING ZEKERINGCAPACITEIT BEVEILIGD ONDERDEEL
20 AT 15 A Transmissiebesturingssysteem
21 R.WIPER 15 A Achterruitenwisser
*
22 A/C 7,5 A Airconditioning
23 ENGINE3 15 A Motorbesturingssysteem
24 ENGINE2 15 A Motorbesturingssysteem
25 ENGINE1 15 A Motorbesturingssysteem
26 GLOW SIG 5 A Motorbesturingssysteem
*
27 EVVT 20 A Motorbesturingssysteem *
28 WIPER 20 A Voorruitenwisser en ruitensproeier
29 DCDC REG 30 A Voor beveiliging van diverse circuits *
30 E P B L
FUEL.P2 30 A Elektrische handrem (Links) *
31 ADD FAN DE 40 A Koelventilator *
32 P.WINDOW1 30 A Elektrische ruitbediening
33 H/L LOW R 15 A Koplamp (dimlicht) (Rechts) *2
34 H/L LOW L HID L 15 A Koplamp (Links) *1 , koplamp dimlicht (Links) *2
35 METER1 10 A Instrumentengroep
36 IG2 30 A Voor beveiliging van diverse circuits
37 EPB R
L P G 30 A Elektrische handrem (Rechts)
*
38 FUEL.P3
FAN DE 40 A Brandstofsysteem *
39 DCDC DE 40 A Voor beveiliging van diverse circuits *
40 SRS1 7,5 A Airbag
41 ENGINE. IG1 15 A Motorbesturingssysteem
42 C/U IG1 15 A Voor beveiliging van diverse circuits
43 METER3 10 A Instrumentengroep
*
*1 Met LED koplampen
*2 Met halogeen koplampen
7–30
Als er zich een probleem voordoet
Oververhitting
O v e r v e r h i t t i n g
Indien het waarschuwingslampje voor
hoge motorkoelvloeistoftemperatuur gaat
branden, de auto vermogen verliest of u
een luid tikkend of pingelend geluid hoort,
is de motor waarschijnlijk oververhit.
WAARSCHUWING
Stop op een veilige plaats, zet
vervolgens het contact uit en let er op
dat de ventilator niet draait alvorens te
proberen in de buurt van de
koelventilator te werken:
Werken in de buurt van de
koelventilator wanneer deze draait is
gevaarlijk. Als de motor is stopgezet
en de temperatuur in de motorruimte
hoog is, kan de ventilator gedurende
onbepaalde tijd blijven draaien.
U zou door de ventilator ernstige
verwondingen kunnen oplopen.
Geen van de
koelsysteemdoppen verwijderen
wanneer de motor en de radiateur heet
zijn:
Wanneer de motor en de radiateur heet
zijn, kan kokend hete koelvloeistof en
stoom onder druk naar buiten spuiten
en ernstig letsel veroorzaken.
De motorkap UITSLUITEND openen
nadat er geen stoom meer uit de
motorruimte komt:
Stoom van een oververhitte motor is
gevaarlijk. De ontsnappende stoom kan
ernstige brandwonden veroorzaken.
Als het waarschuwingslampje voor hoge
motorkoelvloeistoftemperatuur gaat
branden:
1. Rijd naar de kant van de weg en
breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand.
2. Schakel bij een automatische
transmissie in stand P (parkeren)
of schakel bij een handgeschakelde
versnellingsbak in de neutraalstand.
3. Trek de handrem aan.
4. Schakel de airconditioning uit.
5. Controleer of er koelvloeistof of stoom
uit de motorruimte ontsnapt.
Als er stoom uit de motorruimte
komt:
Niet te dicht in de buurt van de
voorzijde van de auto komen. Zet de
motor stop.
Wacht totdat er geen stoom meer
naar buiten komt, open vervolgens de
motorkap en start de motor.
Indien er geen kokende koelvloeistof
of stoom naar buiten komt:
De motorkap openen en de motor
stationair laten draaien om deze
geleidelijk te laten afkoelen.
OPGELET
Als de koelventilator niet functioneert
terwijl de motor draait, zal de
motortemperatuur toenemen. Zet de
motor stop en neem contact op met een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
of ¿ ciële Mazda reparateur.
10–6
Index
Waarschuwingszoemer elektrische
handrem ......................................... 7-58
Waarschuwingszoemer
motortoerental ............................... 7-60
Waarschuwingszoemer van
stuurbekrachtiging ......................... 7-60
Waarschuwingszoemer voor
bandenspanning ............................. 7-58
Waarschuwingszoemer voor systeem
van airbag/voorspanners van voorste
veiligheidsgordels ......................... 7-54
Waarschuwingszoemer voor
veiligheidsgordel ........................... 7-55
Waarschuwing te hoge snelheid .... 7-59
Waarschuwing voor botsing .......... 7-60
Waarschuwing voor niet-
uitgeschakelde verlichting ............. 7-54
Indicatie/Indicatielampjes ................... 4-49
Indicatielampjes
Gloeibougie ................................... 4-53
Lage
motorkoelvloeistoftemperatuur ..... 4-53
Sleutel ............................................ 4-52
Inhouden ............................................... 9-8
Inrijden ................................................ 3-65
Installatie van niet-originele onderdelen en
accessoires ............................................. 8-3
Instrumentengroep .............................. 4-27
Instrumentenpaneelverlichting ............ 4-32
Interieurverlichting ........................... 5-165
Bagageruimteverlichting ............. 5-165
Kaartleeslampen .......................... 5-165
Kofferruimteverlichting .............. 5-165
Plafondlampen............................. 5-165
K
Kaartleeslampen ................................ 5-165
Kilometerteller en dagteller ................ 4-28
Kindersloten van achterportieren ........ 3-25 Kinderzitje
Categorieën kinderzitjes ................ 2-31
Installeren van een kinderzitje ...... 2-31
Installeren van kinderzitjes ........... 2-40
Tabel voor geschiktheid van
kinderzitjes voor diverse
zitposities....................................... 2-37
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van
een kinderzitje ............................... 2-25
Klimaatregelsysteem ............................. 5-2
Automatische airconditioning ....... 5-11
Automatische airconditioning met
tweevoudige werkingszone ........... 5-15
Bedieningstips ................................. 5-2
Bediening van de luchtroosters ....... 5-3
Handbediende airconditioning ........ 5-5
Klok..................................................... 5-40
Knipperautomaat
Koplampen .................................... 4-72
Waarschuwing ............................... 4-92
Kofferdeksel ........................................ 3-25
Kofferruimteverlichting .................... 5-165
Koolmonoxide ..................................... 3-36
Koplampen
Dagverlichting ............................... 4-79
Grootlicht-dimlicht ........................ 4-76
Hoogteverstelling .......................... 4-78
Knippert......................................... 4-76
Regelaar......................................... 4-72
Ruitensproeier ............................... 4-89
Thuiskomstverlichting................... 4-77
Vertrekverlichting .......................... 4-77
Koplampsproeier ................................. 4-89
Krik ....................................................... 7-7
Kruissnelheidsregelaar ...................... 4-232
Hoofdindicatie van
kruissnelheidsregelaar (wit) ........ 4-233
Instelindicatie (wit)/
Instelindicatielampje (groen) van
kruissnelheidsregelaar ................. 4-233