Page 198 of 729
497
Kenmerken van uw auto
Automatisch resetten
Als u in het menu "Gebruikersinstell." de
modus "Auto Reset" selecteert, wordt het
gemiddelde brandstofverbruik
automatisch gereset bij het tanken (zie
"LCD-display").
Als de modus "Auto Reset" is
geselecteerd, wordt het gemiddelde
brandstofverbruik gereset (---) zodra na
het tanken van meer dan 6 liter brandstof
een rijsnelheid van 1 km/h wordt bereikt.
✽✽AANWIJZING
Het gemiddelde brandstofverbruik
wordt niet weergegeven als sinds het in
de stand ON zetten van het contact of de
toets ENGINE START/STOP minder
dan 50 meter of minder dan 10 seconden
is gereden (de berekening is dan
onvoldoende nauwkeurig).
Actueel brandstofverbruik (3)
Deze modus geeft bij een rijsnelheid van ten minste 10 km/h het
brandstofverbruik over de laatste paar
seconden weer.
- Bereik: 0 ~ 30 L/100 km of 0 ~ 50MPG
Digitale snelheidsmeter
Deze melding geeft de rijsnelheid van de auto aan (km/h, MPH).
OTL045193/OTL045194
■ Type A■Type B
Page 199 of 729
Kenmerken van uw auto
98
4
Modus eenmalige ritinformatie
(indien van toepassing)
Op het display worden de afstand die is afgelegd (1), het gemiddelde
brandstofverbruik (2) en de afstand die
nog met de resterende brandstof kan
worden afgelegd (3) weergegeven. Deze informatie wordt gedurende enkele
seconden weergegeven wanneer de
motor wordt afgezet en verdwijnt
vervolgens automatisch. De informatie
wordt per rit berekend. Als de geschatte afstand minder is dan 1
km (1 mi.), dan wordt de actieradius
weergegeven als "---" (3) en verschijnt er
een melding dat u moet gaan tanken (4).
✽✽
AANWIJZING
Wanneer de waarschuwingsmelding
"Raam Open" of "Zonnedak Open" in
het instrumentenpaneel wordt
weergegeven, wordt deze melding
mogelijk niet in het instrumentenpaneel
weergegeven.
■ Type BODM066025N/ODM066025L
ODM066022N/ODM066022L
■
Type A
Page 207 of 729

Kenmerken van uw auto
106
4
Waarschuwingslampje laag
brandstofniveau
Dit lampje gaat branden:
Als de brandstoftank bijna leeg is.
Als de brandstoftank bijna leeg is:
Vul zo snel mogelijk brandstof bij.
Waarschuwingslampjelage bandenspanning(indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
Als het contact of de toets ENGINE START/STOP in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3 secondenbranden en gaat dan uit.
Als de spanning van een of meer banden aanzienlijk te laag is (op het
LCD-display kunt u zien welke bandenhet betreft).
Zie voor meer informatie "Bandenspanningscontrolesysteem(TPMS)" in hoofdstuk 6. Dit waarschuwingslampje blijft branden
nadat het ongeveer 60 seconden heeft
geknipperd, of het gaat herhaaldelijk
knipperen met intervallen van ongeveer 3
seconden:
In het geval van een storing in het
TPMS.
In dat geval adviseren we u de auto zo snel mogelijk te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer.
Zie voor meer informatie "Bandenspanningscontrolesysteem(TPMS)" in hoofdstuk 6:
OPMERKING - Waarschuwingslampje
laag brandstofniveau
Doorrijden met een brandend
waarschuwingslampje voor eenlaag brandstofniveau of een lager
brandstofniveau dan 0 of E op de brandstofmeter, kan leiden totoverslaan van de motor enbeschadiging van de katalysator
(indien van toepassing).WAARSCHUWING - Uw
auto veilig tot stilstand
brengen
Het TPMS waarschuwt niet voor ernstige en plotselinge schade
aan de banden veroorzaakt door
externe factoren.
Als de auto instabiel aanvoelt, haal dan onmiddellijk uw voet
van het gaspedaal, trap het
rempedaal licht in en breng uw
auto op een veilige plaats totstilstand.
Page 209 of 729

Kenmerken van uw auto
108
4
Waarschuwingslampje
uitlaatsysteem (DPF)(dieselmotor)
Dit waarschuwingslampje gaat branden:
In het geval van een storing in het roetfiltersysteem (DPF).
Als dit waarschuwingslampje gaat branden, dooft het mogelijk nadat u met de auto hebt gereden:
- met een snelheid van ten minste 60km/h of
- in een hogere dan de 2e versnelling met een motortoerental tussen 1500 en 2500 omw/min, gedurende een
bepaalde tijd (ongeveer 25 minuten).
Als het waarschuwingslampje knippert
na het uitvoeren van de procedure (op
dat moment wordt op het display een
waarschuwingsmelding weergegeven),
raden we u aan het roetfiltersysteem telaten controleren door een officiële
HYUNDAIi-dealer.
✽✽ AANWIJZING
Als u langdurig blijft doorrijden met
een knipperend DPF-
waarschuwingslampje, kan het
roetfiltersysteem beschadigd raken en
het brandstofverbruik toenemen.
Waarschuwingslampje 4WD-systeem (indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
Als het contact of de toets ENGINE START/STOP in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3 secondenbranden en gaat dan uit.
In het geval van een storing in het 4WD-systeem.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
OPMERKING - Waarschuwingslampje brandstoffilter
Als het waarschuwingslampje
brandstoffilter brandt, kan het
motorvermogen (rijsnelheid enstationair toerental) afnemen.
Als u blijft rijden met een brandend waarschuwingslampje,
kunnen bepaalde motoronderdelen (inspuitventiel,common rail, hogedruk- brandstofpomp) beschadigd
raken. In dat geval adviseren we ude auto zo snel mogelijk te latencontroleren door een officiëleHYUNDAI-dealer.
Page 216 of 729

4115
Kenmerken van uw auto
Controlelampje DownhillBrake Control (DBC)(indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
Als het contact of de toets ENGINE START/STOP in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3 secondenbranden en gaat dan uit.
Als u het DBC-systeem inschakelt door op de toets DBC te drukken.
Dit lampje knippert:
Als het DBC-systeem in werking is.
Dit lampje gaat geel branden:
In het geval van een storing in het DBC-systeem.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Zie voor meer informatie "Downhill Brake Control (DBC)" in hoofdstuk 5.
Hoofdwaarschuwingslampje
Dit controlelampje gaat branden:
In geval van een storing in een van de onderstaande systemen.
- Laag ruitensproeiervloeistofniveau
(indien van toepassing)
- Storing in Blind Spot Detection (BSD) (indien van toepassing)
- Storing in Lane Departure Warning- systeem (LDWS) (indien van toepassing)
- Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS, indien van toepassing)
- Onderhoudsherinnering, enzovoorts.
Kijk op het LCD-display voor meer
informatie over de waarschuwing.
Page 225 of 729

Kenmerken van uw auto
124
4
Het Smart Parking Assist-Systeem helpt
bestuurders hun auto te parkeren door
middel van sensoren die de afmetingen
van de parkeerplaats bepalen, bediening
van het stuurwiel om de auto
halfautomatisch te parkeren en het
geven van instructies via het LCD-
display. ❈ Het volume voor het Smart Parking
Assist-systeem kan worden ingesteld.
Zie "Gebruikersinstellingen" in dithoofdstuk.✽✽
AANWIJZING
De auto stopt niet voor voetgangers of objecten die hij tegenkomt, de
bestuurder moet dus zelf goed
opletten bij het manoeuvreren.
Gebruik het systeem alleen op
parkeerterreinen en -plaatsen.
Het systeem werkt niet als er geen
auto geparkeerd staat vóór de plaats
waar u wilt parkeren of bij diagonale
parkeerplaatsen.
Nadat u de auto hebt geparkeerd met
het systeem, staat de auto mogelijk
niet precies op de gewenste plaats. De
auto staat bijvoorbeeld te dicht op een
muur of er juist te ver vanaf.
Schakel het systeem uit en parkeer uw auto handmatig wanneer de
omstandigheden dit vereisen.
De waarschuwingssignalen voor de
voor- en achterzijde van de
parkeerhulp treden in werking
wanneer het Smart Parking Assist-
systeem wordt ingeschakeld.
Wanneer het zoeken van een parkeerplaats is voltooid, wordt het
Smart Parking Assist-systeem
uitgeschakeld wanneer de
parkeerhulp wordt uitgeschakeld
door de toets in de UIT-positie te
zetten.
SMART PARKING ASSIST-SYSTEEM (SPAS) (INDIEN VAN TOEPASSING)
OPS043307L
OPS043239
OPS043240
■Fileparkeren
■ Achteruit inparkeren
■Wegrijden na fileparkeren
Page 230 of 729
4129
Kenmerken van uw auto
Hoe het systeem werkt
(Parkeermodus)
1. Activeer het Smart Parking Assist-systeem
2. Selecteer parkeermodus
3. Zoek een parkeerplaats: rijd langzaam naar voren
4. Zoeken voltooid: automatisch zoeken met sensor
5. Bedien het stuurwiel (1) Bedien de selectiehendel met
behulp van de instructies op het
LCD-display
(2) Rijd langzaam en bedien hetrempedaal
6. Parkeren voltooid
7. Parkeer de auto indien gewenst handmatig op de juiste positie.✽✽ AANWIJZING
Controleer voordat u het systeem inschakelt of het systeem kan worden
gebruikt.
Bedien voor uw veiligheid altijd het rempedaal, behalve wanneer u rijdt.(Vervolg)
8. Verlaten van een parkeerplaats naast een muur
Als u een smalle parkeerplaats in
de buurt van een muur verlaat,
functioneert het systeem mogelijk
niet goed. De bestuurder moet
oppassen voor obstakels als hijeen parkeerplaats verlaat die
vergelijkbaar is met bovenstaandeafbeelding.
ODM045513
Page 237 of 729

Kenmerken van uw auto
136
4
7. Smart Parking Assist-systeem
voltooid
Voltooi het parkeren van uw auto volgens
de instructies op het LCD-display. Bedien
indien gewenst zelf het stuurwiel en
voltooi het parkeren van uw auto.
✽✽AANWIJZING
Tijdens het parkeren van de auto moet
het rempedaal door de bestuurder
worden bedient.
Extra aanwijzingen (meldingen) Wanneer het Smart Parking Assist-
systeem in werking is, verschijnt ermogelijk een melding, ongeacht de
volgorde van parkeren.
De meldingen verschijnen
overeenkomstig de omstandigheden.
Volg de gegeven instructies terwijl u de
auto parkeert met het Smart ParkingAssist-systeem.
✽✽
AANWIJZING
Het systeem wordt in de volgende gevallen uitgeschakeld. Parkeer uw
auto handmatig.
- Als het ABS in werking treedt
- Als de TCS/ESC wordt
uitgeschakeld
Als de rijsnelheid hoger is dan 20
km/h terwijl een parkeerplaats wordt
gezocht, verschijnt de melding
"Reduce speed" (Beperk snelheid).
In de volgende situatie wordt het
systeem niet ingeschakeld - Als de
TCS/ESC wordt uitgeschakeld.
ODM046692L/ODM046693L
■Type A■Type B
ODM046694L/ODM046695L
ODM046696L/ODM046697L
ODM046698L/ODM046699L
■Type A■Type B
■Type A■Type B
■Type A■Type B