Batterijen vervangen
De batterijen vervangen wanneer een Check-
Control-melding getoond wordt of wanneer de
indicator van de batterij knippert.
ATTENTIE
De bestanddelen van accu's kunnen
schade veroorzaken. Er bestaat gevaar voor
schade. Geen accu's gebruiken.◀1.Met een geschikt voorwerp het batterijvak
uit de klemsluiting halen, pijl 1.2.Deksel van het batterijvak verwijderen,
pijl 2.3.Batterijen van hetzelfde type gebruiken.4.Deksel terugdrukken.
Oude batterijen door een Service Part‐
ner van de fabrikant of een andere ge‐
kwalificeerde Service Partner of speci‐
alist laten afvoeren of op een verzamelpunt
afgeven.
Storing
Symbool geeft aan dat er een storing is van
de voorventilatie/-verwarming tijdens stilstand.
Het systeem door een Service Partner van de
fabrikant of een andere gekwalificeerde Ser‐
vice Partner of specialist laten controleren.
Seite 200BedieningKlimaatregeling200
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Hoge motortoerentallen
vermijden
In principe geldt het volgende: bij rijden met
een lager motortoerental nemen het brand‐
stofverbruik en de slijtage af.
Evt. de schakelpuntindicator van de wagen in
acht nemen, zie pagina 102.
Afremmen op de motor
Ga bij het naderen van een rood verkeerslicht
van het gaspedaal en laat de auto uitrollen.
Bij hellingafwaarts rijden het gaspedaal losla‐
ten en de auto laten uitrollen.
De brandstoftoevoer wordt bij vaart minderen
onderbroken.
Motor bij langer stoppen
afzetten
Motor bij langere stops, bijv. bij verkeerslich‐
ten, overwegen of in de file, afzetten.
Automatische start-stop-functie De automatische start-stop-functie van de
auto zet de motor tijdens een stop automa‐
tisch af.
Indien de motor uitgezet en aansluitend op‐
nieuw gestart wordt, dalen het brandstofver‐
bruik en de uitstoot in vergelijking met een
continu draaiende motor. Al bij een motorstop
van enkele seconden zijn besparingen moge‐
lijk.
Het brandstofverbruik hangt bovendien af van
andere factoren zoals rijstijl, toestand van de
weg, onderhoud en omgevingsomstandighe‐
den.Schakel niet-gebruikte
functies uit
Functies als bijv. stoel- of achterruitverwar‐
ming vragen veel energie en verkleinen de ac‐
tieradius, met name in het stadsverkeer en bij
stilstaand en langzaamrijdend verkeer.
Deze functies uitschakelen wanneer zij niet
worden gebruikt.
Het rijprogramma ECO PRO ondersteunt het
energiezuinige gebruik van comfortfuncties.
Deze functies worden automatisch gedeeltelijk
of volledig gedeactiveerd.
Onderhoud laten uitvoeren
Auto regelmatig laten onderhouden om een
optimaal rendement en een lange levensduur
te bereiken. BMW adviseert onderhoudswerk‐
zaamheden door een BMW Service Partner te
laten uitvoeren.
Hiervoor ook het BMW onderhoudssysteem,
zie pagina 266, in acht nemen.
ECO PRO
Principe
ECO PRO ondersteunt een rijstijl die het ver‐
bruik verbetert. Hiervoor worden de motorre‐
geling en comfortfuncties, zoals het vermogen
van de airconditioning, aangepast.
Onder bepaalde omstandigheden wordt in
keuzehendelstand D de motor van de trans‐
missie ontkoppeld. De auto rolt in dat geval
met stationair lopende motor uit om het ver‐
bruik te optimaliseren. De keuzehendelstand D blijft daarbij ingeschakeld.
Bovendien kunnen afhankelijk van de situatie
aanwijzingen worden weergegeven, die helpen
met een optimaal verbruik te rijden.
De verkregen afstandswinst kan op het instru‐
mentenpaneel als bonusactieradius worden
weergegeven.Seite 233Brandstof besparenRijtips233
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Bandenmaat
De spanningswaarden gelden voor de door de
fabrikant voor het betreffende type auto als ge‐
schikt aangemerkte bandenmaten en aanbe‐
volen bandenmerken.
Specifieke informatie over wielen en banden
kan bij een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist worden opgevraagd.
Bandenprofiel
Zomerbanden Profieldiepte mag niet minder zijn dan 3 mm.
Bij een bandprofieldiepte van minder dan
3 mm bestaat groot gevaar voor aquaplaning.
Winterbanden Diepte van het bandenprofiel mag niet minder
zijn dan 4 mm.
Bij een profieldiepte van minder dan 4 mm zijn
de prestasties onder winterse omstandighe‐
den beperkt.
Minimale profieldiepte
Slijtagemarkeringen zijn verdeeld over de om‐
trek van de band en hebben de wettelijke mini‐
male hoogte van 1,6 mm.
Ze zijn op de zijkant van de band met TWI,
Tread Wear Indicator, gemarkeerd.
Bandbeschadiging
Algemeen
De banden regelmatig op beschadigingen, in‐
gedrongen voorwerpen en slijtage controleren.
AanwijzingenAanwijzingen voor bandenbeschadiging of
overige defecten aan de auto:▷Ongebruikelijke trillingen tijdens het rijden.▷Ongebruikelijk rijgedrag, zoals sterk naar
links of rechts trekken.
Beschadigingen kunnen bijv. veroorzaakt wor‐
den door over stoepranden heen te rijden,
schade aan de weg e.d.
WAARSCHUWING
Bij beschadigde banden kan de banden‐
spanning afnemen, waardoor de controle over
de auto verloren kan gaan. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Indien een beschadiging van
de band wordt vermoed tijdens het rijden di‐
rect snelheid minderen en stoppen. Wielen en
banden laten controleren. Daartoe voorzichtig
naar een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist rijden. De auto indien nodig daar‐
heen laten slepen of transporteren.◀
WAARSCHUWING
Bij beschadigde banden kan de banden‐
spanning afnemen, waardoor de controle over
de auto verloren kan gaan. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Beschadigde banden niet re‐
pareren, maar laten vervangen.◀
Leeftijd van de banden
Aanbeveling
Onafhankelijk van de slijtage, de banden uiter‐ lijk na 6 jaar vervangen.
Seite 250MobiliteitWielen en banden250
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Persoonlijke gegevens wis‐sen 23
Persoonsherkenning, zie Night Vision 138
Persoonswaarschuwing met City-remfunctie 135
Plaats voor kinderen 66
Pleister, zie EHBO-tas 280
Portieren, soft-close-auto‐ maat 39
Portiersleutel, zie Afstands‐ bediening 32
Portierslot 38
PostCrash 150
Praktische tips voor het rij‐ den 220
Profiel, banden 250
Profile, zie Personal Pro‐ file 34
R
Raapoliemethylester RME 245
Radiografische sleutel, zie Af‐ standsbediening 32
Radio, zie Handleiding over navigatie-, entertainment-
en communicatiesysteem
RDC bandenspanningscon‐ trole 122
Rechtsrijdend verkeer, instel‐ ling koplampen 116
Recycling 267
Regelsystemen, koersstabili‐ teit 151
Regensensor 82
Reiniging displays 288
Reinigingsmiddel voor vel‐ gen 287
Reinigingsvloeistof 84
Reis-boordcomputer 106
Reisdoelafstand 105
Remassistent 151
Remassistent, adaptief 151
Remlicht, adaptief 148 Remlichten, dynamisch 148
Remmen, aanwijzingen 222
Remschijven inrijden 220
Remvoeringen inrijden 220
Reservewaarschuwing, zie Actieradius 99
Reservewiel 274
Reservezekering 277
Reservoir voor sproeiervloei‐ stof 84
Reset, bandenspanningscon‐ trole RDC 123
Resetten, bandenspannings‐ controle RDC 123
Resterende actieradius 99
RES-toets 162
RES-toets, zie Actieve snel‐ heidsregeling, ACC 159
RES-toets, zie Snelheidsre‐ geling 169
Restwarmte, automatische airconditioning 192
Richtingaanwijzer, zie Knip‐ perlicht 80
Rijaanwijzing, ECO PRO 235
Rijaanwijzingen, alge‐ meen 220
Rijbaanbegrenzing, waar‐ schuwing 142
Rijbelevingsschakelaar 156
Rijden op het circuit 223
Rijden op slechte wegen 223
Rijmodus 156
Rijmodus ECO PRO 233
Rijstabiliteitsregelsyste‐ men 151
Rijstrookwisselmelding 144
Rijtips 220
Ritten op slechte wegen 223
RME raapoliemethyles‐ ter 245
Roetdeeltjesfilter 221
Roetfilter 221
Rokerspakket 203
RON, benzinekwaliteit 245
Rondom de dakhemel 15 Rondom de middencon‐
sole 14
Rondom het stuurwiel 12
RPA bandenpechwaarschu‐ wing 125
RSC Runflat System Compo‐ nent, zie Banden met nood‐
loopeigenschappen 252
Rubber, verzorging 287
Rugleuning achterbank kan‐ telen 209
Rugleuningbreedte 54
Rugleuningcontour, zie Len‐ densteun 53
Ruitbediening 46
Ruitensproeiermonden 83
Ruitensproeiers, ruiten 83
Ruitenwisser 81
Ruitenwisserinstallatie 81
Ruitenwisser, uitgeklapte stand 83
Ruitreinigingsinstallatie 81
Run Flat-banden 252
S
Schade, banden 250
Schakelaars, zie Bedienings‐ organen 12
Schakelaar voor rijdyna‐ miek 156
Schakeling, zie Steptronic versnellingsbak 84
Schakelpaddels op het stuur‐ wiel 87
Schakelpuntindicator 102
Scherm tegen verblin‐ ding 203
Schminkspiegel 203
Schoudersteun 54
Schroevendraaier, zie Boord‐ gereedschap 268
Schuif-/kanteldak 48
Sensoren, verzorging 288
Service-centrale, zie Mobile Service 280 Seite 309Alles van A tot ZOpzoeken309
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16