▷Datum, zie pagina 87.▷Energieterugwinning, zie pagina 88.▷Versnellingsbakaanduiding, zie pagina 79.▷Gordelwaarschuwing voor de achterbank,
zie pagina 54.▷Kilometer/dagteller, zie pagina 86.▷Meldingen, bijv. Check-Control, zie pa‐
gina 82.▷Momenteel verbruik, zie pagina 87.▷Aanduiding van de navigatie▷Actieradius, zie pagina 87.▷Status, rijbelevingsschakelaar, zie pa‐
gina 131.▷Benodigd onderhoud, zie pagina 88.▷Snelheidslimietinformatie, zie pagina 90.▷Tijd, zie pagina 87.
Check-Control
Principe Check-Control controleert functies in de autoen geeft een melding als in de bewaakte syste‐
men een storing is opgetreden.
Op het instrumentenpaneel en op het Head-
Up-Display wordt een Check-Control-melding
weergegeven als een combinatie van controle-
of waarschuwingslampjes en textuele meldin‐
gen.
Tevens klinkt er evt. een akoestisch signaal en
verschijnt er een tekstbericht op het Control
Display.
Controle- en waarschuwingslampjes
Algemeen
Controle- en waarschuwingslampjes op het in‐
strumentenpaneel kunnen in verschillende
combinaties en kleuren gaan branden.
Van sommige lampen wordt bij het starten van
de motor of inschakelen van het contact de
werking gecontroleerd, waarbij deze even kort
branden.
Rode lampjes
Gordelherinnering De veiligheidsgordel aan de bestuur‐
derszijde is niet omgedaan. Bij som‐
mige landuitvoeringen: passagiersgor‐
del niet omgegespt of voorwerpen herkend op
de passagiersstoel.
Knipperen of continu brandend: veiligheids‐
gordel aan de bestuurders- of passagierszijde
is niet omgedaan. De gordelherinnering kan
ook in werking treden als er voorwerpen op de
passagiersstoel liggen.
Controleren of de veiligheidsgordel correct is
omgedaan.
Gordelherinnering voor de achterbank Rood: de veiligheidsgordel van de be‐
treffende zitplaats op de achterbank is
niet vastgemaakt.
Groen: de veiligheidsgordel van de betreffende
zitplaats op de achterbank is vastgemaakt.
Airbagsysteem Airbagsysteem en gordelspanner zijn
mogelijk defect.
Auto direct door een Service Partner of
een gekwalificeerde specialist laten controle‐
ren.
Parkeerrem, remsysteem Voor meer informatie, zie Parkeerrem
loszetten, zie pagina 72.
Botsingswaarschuwing Branden: vooralarm, bijv. bij een drei‐
gend botsingsgevaar of bij zeer geringe
afstand tot een voorligger.Seite 82BedieningWeergaven82
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Afstand vergroten.
Knipperen: acute waarschuwing bij direct bot‐
singsgevaar als de auto met relatief hogere,
andere snelheid een andere auto nadert.
Ingrijpen door te remmen en evt. uit te wijken.
Persoonswaarschuwing Symbool op het instrumentenpaneel.
Dreigt er een botsing met een herkent
persoon, dan licht het symbool op en
klinkt er een signaal.
Oranje lampjes Actieve snelheidsregeling De gekozen afstand tot het voorlig‐
gende voertuig wordt aangegeven door
het aantal dwarsbalken.
Voor meer informatie, zie Actieve snelheidsre‐
geling met Stop & Go-functie, ACC, zie pa‐
gina 135.
Voertuigherkenning, actieve
snelheidsregeling
Branden: voorligger gedetecteerd.Knipperen: voorwaarden voor het ge‐
bruik van het systeem zijn niet meer
vervuld.
Het systeem is gedeactiveerd, maar remt af tot
uw actieve overname door indrukken van het
rempedaal of het rijpedaal.
Gele lampjes
Antiblokkeersysteem ABS Abrupt remmen zo veel mogelijk ver‐
mijden. Rembekrachtiger mogelijk de‐
fect. Houd rekening met een langere
remweg. Onmiddellijk door een Service Part‐
ner of een gekwalificeerde specialist laten con‐ troleren.Dynamische stabiliteitscontrole DSC
Knipperen: DSC regelt de aandrijf- enremkrachten. De auto wordt gestabili‐
seerd. Snelheid verlagen en rijstijl aan
de wegomstandigheden aanpassen.
Branden: DSC is uitgevallen. Systeem door
een Service Partner of een gekwalificeerde
specialist laten controleren.
Voor meer informatie, zie Dynamische stabili‐
teitscontrole DSC, zie pagina 129.
Dynamische stabiliteitscontrole DSC
gedeactiveerd of dynamische
tractiecontrole DTC geactiveerd
Dynamische stabiliteitscontrole DSC isuitgeschakeld of dynamische tractie‐
controle DTC is ingeschakeld.
Voor meer informatie zie Dynamische stabili‐
teitscontrole DSC, zie pagina 129, en Dynami‐
sche tractiecontrole DTC, zie pagina 130.
Bandenpechwaarschuwing RPA De bandenpechweergave meldt span‐
ningsverlies in een band.
Snelheid verminderen en voorzichtig
stoppen. Heftige rem- en stuurbewegingen
vermijden.
Voor meer informatie, zie Bandenpechwaar‐
schuwing, zie pagina 110.
Bandenspanningscontrole RDC Continu brandend: de spanningscon‐
trole meldt spanningsverlies in een
band.
Snelheid verminderen en voorzichtig stoppen.
Heftige rem- en stuurbewegingen vermijden.
Knipperen en vervolgens continu branden: er
wordt geen bandenpech of verlies van banden‐
spanning herkend.▷Storing door installaties of apparaten met
dezelfde zendfrequentie: na verlaten vanSeite 83WeergavenBediening83
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
het storingsgebied wordt het systeem au‐
tomatisch weer actief.▷RDC kan de reset niet voltooien: voer de
reset van het systeem opnieuw uit.▷Wiel zonder RDC-elektronica is gemon‐
teerd: evt. laten controleren door een Ser‐
vice Partner of een gekwalificeerde specia‐
list.▷Storing: systeem door een Service Partner
of een gekwalificeerde specialist laten con‐
troleren.
Voor meer informatie, zie Bandenspannings‐
controle, zie pagina 107.
Stuursysteem Stuursysteem mogelijk defect.
Stuursysteem door een Service Part‐
ner of een gekwalificeerde specialist la‐
ten controleren.
Motorfuncties Auto door een Service Partner of een
gekwalificeerde specialist laten contro‐
leren.
Voor meer informatie, zie Aansluiting voor On-
Board-Diagnose-Diagnose, zie pagina 219.
Lane Departure Warning Als het systeem is ingeschakeld, wordt
er bij het verlaten van een herkende rij‐
baan zonder eerst de richting aan te
geven onder bepaalde omstandigheden een
waarschuwing gegeven.
Voor meer informatie, zie Waarschuwing rij‐
baan verlaten, zie pagina 121.
Handmatige snelheidsbegrenzer Branden: systeem is ingeschakeld.
Knipperen: ingestelde snelheidslimiet
overschreden. Er klinkt evt. een signaal.
Verminder de snelheid of deactiveer het sys‐
teem.
Mistachterlicht Mistachterlichten zijn ingeschakeld.
Voor meer informatie, zie Mistachter‐
lichten, zie pagina 102.
Groene lampjes
Richtingaanwijzers Richtingaanwijzers ingeschakeld.
Ongewoon snel knipperen van de con‐
trolelampje duidt op een uitgevallen
richtingaanwijzerlampje.
Voor meer informatie, zie Richtingaanwijzer,
zie pagina 72.
Stadslicht, rijlicht Stadslicht of rijlicht is ingeschakeld.
Voor meer informatie, zie Stads-/
dimlicht, verlichtingsregeling, zie pa‐
gina 98.
Mistlamp Mistlampen zijn ingeschakeld.
Voor meer informatie, zie Mistlamp, zie
pagina 102.
Grootlichtassistent Grootlichtassistent is ingeschakeld.
Het grootlicht wordt afhankelijk van de
verkeerssituatie automatisch in- en uit‐
geschakeld.
Voor meer informatie, zie Grootlichtassistent,
zie pagina 100.Seite 84BedieningWeergaven84
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
SnelheidsregelingSysteem is ingeschakeld. De snelheiddie met de bedieningselementen op
het stuurwiel is ingesteld wordt aange‐
houden.
Blauwe lampjes
Grootlicht Grootlicht is ingeschakeld.
Voor meer informatie, zie Grootlicht, zie
pagina 73.
Algemene lampjes Check-Control Minimaal één Check-Control-melding
wordt weergegeven of is opgeslagen.
Tekstmeldingen Tekstmeldingen in combinatie met een sym‐
bool op het instrumentenpaneel geven uitleg
over een Check-Control-melding en de bete‐
kenis van de controle- en waarschuwingslamp‐
jes.
Aanvullende tekstmeldingen
Meer informatie, bijv. over de oorzaak van een
storing en de noodzaak tot ingrijpen, kan wor‐
den opgeroepen via Check-Control.
Bij dringende meldingen wordt de aanvullende
tekst automatisch op het Control Display ge‐
toond.
Symbolen Afhankelijk van de Check-Control-melding
kunnen de volgende functies geselecteerd
worden.▷ "Handleiding"Bijkomende informatie over de Check-
Control-melding weergeven in de geïnte‐
greerde handleiding.▷ "Serviceaanmelding"
Contact opnemen met een Service Partner
of een gekwalificeerde specialist.▷ "Pechhulp"
Contact opnemen met de Mobile Service.
Check-Control-meldingen
onderdrukken
Toets op de richtingaanwijzerschakelaar in‐
drukken.
▷Enkele Check-Control-meldingen worden
permanent weergegeven en blijven zicht‐
baar, totdat de storing is opgelost. Bij
meerdere gelijktijdige storingen worden de
meldingen na elkaar weergegeven.
Deze meldingen kunnen gedurende ca.
8 seconden onzichtbaar worden gemaakt.
Hierna worden deze weer automatisch
weergegeven.▷Andere Check-Control-meldingen verdwij‐
nen na ca. 20 seconden automatisch. Zij
blijven opgeslagen en kunnen opnieuw
worden weergegeven.
Opgeslagen Check-Control-
meldingen weergeven
Op het Control Display:
1."Auto-info"2."Autostatus"Seite 85WeergavenBediening85
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
EnergieterugwinningWeergave Bewegingsenergie van de auto
wordt tijdens de autoaandrijving
in omgezet in elektrische ener‐
gie. De accu wordt gedeeltelijk
geladen en het brandstofver‐
bruik kan worden verlaagd.
Benodigd onderhoud
Principe
Afstand of tijd tot het volgende onderhoud
wordt na inschakelen van het contact kort
weergegeven op het instrumentenpaneel.
De actuele servicebehoefte kan door een ser‐
viceadviseur worden uitgelezen uit de af‐
standsbediening.
Weergave
Gedetailleerde informatie over het
benodigde onderhoud
Nadere informatie over de omvang van het on‐
derhoud kan op het Control Display worden
weergegeven.1."Auto-info"2."Autostatus"3. "Servicebehoefte"
Noodzakelijke omvang van het onderhoud
en zo nodig wettelijk voorgeschreven keu‐
ringen worden weergegeven.4.Vermelding selecteren om nadere informa‐
tie te laten weergeven.SymbolenSym‐
bolenBeschrijvingOnderhoud is op dit moment niet
noodzakelijk.Auto is aan een onderhoudsbeurt of
een wettelijke keuring toe.Termijn voor het onderhoud is over‐
schreden.
Afspraken invoeren
Afspraken voor voorgeschreven keuringen in‐
voeren.
Ervoor zorgen dat datum en tijd van de auto
juist zijn ingesteld.
Op het Control Display:
1."Auto-info"2."Autostatus"3. "Servicebehoefte"4."§ Autokeuring (APK)"5."Afspraak:"6.Instellingen uitvoeren.7.Bevestigen.
Datuminvoer wordt opgeslagen.
Automatische servicewaarschuwing De gegevens over de onderhoudstoestand of
over wettelijk voorgeschreven keuringen van
de auto worden automatisch voor de vervalda‐
tum doorgegeven aan de Service Partner.
Er kan worden gecontroleerd, wanneer de Ser‐
vice Partner werd ingelicht.
Op het Control Display:
1."Auto-info"2."Autostatus"Seite 88BedieningWeergaven88
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
3."Opties" oproepen.4."Laatste Teleservice oproep"
Onderhoudsgeschiedenis
Algemeen
Onderhoudswerkzaamheden bij een Service
Partner of een gekwalificeerde specialist laten
uitvoeren. De uitgevoerde onderhoudswerk‐
zaamheden worden ingevoerd in de voertuig‐
gegevens, zie pagina 218.
Het ingevoerde onderhoud kan op het Control
Display worden weergegeven. De functie is
beschikbaar zodra er een onderhoudsbeurt in
de autogegevens is ingevoerd.
Onderhoudsgeschiedenis weergeven Op het Control Display:
1."Auto-info"2."Autostatus"3. "Servicebehoefte"4. "Service historie"
Uitgevoerd onderhoud wordt weergege‐
ven.5.Vermelding selecteren om nadere informa‐
tie te laten weergeven.
Symbolen
Sym‐
bolenBeschrijvingGroen: onderhoud is tijdig uitge‐
voerd.Geel: onderhoud is te laat uitge‐
voerd.Onderhoud is niet uitgevoerd.Schakelpuntindicator
Principe
Het systeem geeft de meest energiezuinige
versnelling voor de actuele rijsituatie aan.
Algemeen
De schakelpuntindicator is, afhankelijk van de uitrusting en landuitvoering, actief bij de hand‐
matige bediening van de Steptronic en de
handgeschakelde versnellingsbak.
Aanwijzingen voor op- of terugschakelen wor‐
den op het instrumentenpaneel weergegeven.
Handgeschakelde versnellingsbak:
weergaveSymboolBeschrijvingMeest energiezuinige versnelling
is ingeschakeld.Opschakelen naar meest energie‐
zuinige versnelling.Terugschakelen naar meest ener‐
giezuinige versnelling.Naar stationair schakelen.
Steptronic versnellingsbak:
weergeven
VoorbeeldBeschrijvingMeest energiezuinige versnelling
is ingeschakeld.Naar energiezuinigere versnelling
schakelen.Seite 89WeergavenBediening89
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Info bestuurdersassistentie
Weergave op het Control Display Toelichtingen bij bestuurdersassistentiesyste‐
men kunnen bij activering op het Control Dis‐
play weergegeven worden.1."Instellingen"2."Control-display"3."Bestuurdersonderst.info"
Head-Up Display
Overzicht
Principe
Het systeem projecteert belangrijke informatie
in het gezichtsveld van de bestuurder, bijv. de
snelheid.
De bestuurder kan deze informatie zo in zich
opnemen zonder de blik van de weg af te wen‐
den.
Aanwijzingen Aanwijzingen voor het reinigen van het Head-
Up Display in acht nemen, zie pagina 240.
Zichtbaarheid van het display
De zichtbaarheid van de weergaven in het
Head-Up Display wordt beïnvloed door de vol‐
gende factoren:
▷Bepaalde stoelposities.▷Voorwerpen op de afdekking van het
Head-Up Display.▷Zonnebrillen met bepaalde polarisatiefil‐
ters.▷Nat wegdek.▷Ongunstige lichtverhoudingen.
Als het beeld vervormd wordt weergegeven,
de basisinstellingen door een Service Partner
of een gekwalificeerde specialist laten contro‐
leren.
In-/uitschakelen
1."Instellingen"2."Head-Up-display"3."Head-Up-display"
Weergave
Overzicht
Op het Head-Up Display wordt de volgende in‐
formatie weergegeven:
▷Snelheid.▷Navigatiesysteem.▷Check-Control-meldingen.▷Keuzelijst uit het instrumentenpaneel.▷Rijhulpsystemen.
Een deel van deze informatie wordt alleen in‐
dien nodig kortstondig weergegeven.
Weergaven in het Head-Up-Displayselecteren
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Head-Up-display"3."Weergegeven informatie"4.De gewenste weergaven in het Head-Up-
Display selecteren.
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Seite 96BedieningWeergaven96
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Helderheid instellen
De helderheid wordt automatisch aan het om‐
gevingslicht aangepast.
De basisinstelling kan handmatig worden inge‐
steld.
Op het Control Display:1."Instellingen"2."Head-Up-display"3."Helderheid"4.Controller draaien tot de gewenste helder‐
heid bereikt is.5.Controller indrukken.
Bij ingeschakeld dimlicht kan de verlichtings‐
sterkte van het Head-Up Display ook met be‐
hulp van de instrumentenverlichting worden
aangepast.
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Hoogte instellen
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Head-Up-display"3."Hoogte"4.Controller draaien tot de gewenste hoogte
is bereikt.5.Controller indrukken.
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Rotatie instellen
Het beeld van het Head-Up Display kan om zijn
eigen as worden gedraaid.
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Head-Up-display"3."Rotatie"4.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling bereikt is.5.Controller indrukken.
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Speciale voorruit
De voorruit is een onderdeel van het systeem.
De vorm van de voorruit laat een nauwkeurige
projectie toe.
Een folie in de voorruit voorkomt dat het beeld
dubbel wordt weergegeven.
De speciale voorruit daarom door een Service
Partner of een gekwalificeerde specialist laten
vervangen.
Seite 97WeergavenBediening97
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15