Afhankelijk van de gekozen temperatuur, de in‐
tensiteit van het AUTO-programma en van ex‐
terne invloeden wordt de lucht naar de voor‐
ruit, de zijruiten, in de richting van het
bovenlichaam en naar de beenruimte gevoerd.
In het AUTO-programma wordt eveneens au‐
tomatisch de koelfunctie, zie pagina 165, inge‐
schakeld.
Een condenssensor regelt tegelijkertijd het
programma zodanig, dat het beslaan van de
ruiten zo veel mogelijk wordt voorkomen.
Intensiteit AUTO-programma
Bij ingeschakeld AUTO-programma kan de au‐
tomatische regeling van de intensiteit worden
veranderd.
Linker- of rechterzijde van de toets in‐
drukken: intensiteit verkleinen of ver‐
groten.
De geselecteerde intensiteit wordt op het dis‐
play van de automatische airconditioning
weergegeven.
Automatische
luchtrecirculatieregeling AUC/
luchtrecirculatiefunctie
Bij sterk verontreinigde buitenlucht kunt u de
toevoer van buitenlucht tijdelijk afsluiten. De
lucht in het interieur wordt dan gerecirculeerd.
Toets herhaald indrukken, om een
functie op te roepen:▷LED's uit: buitenlucht stroomt continu naar
binnen.▷Linker LED aan, AUC-werking: een sensor
herkent schadelijke stoffen in de buiten‐
lucht en regelt de blokkering automatisch.▷Rechter LED aan, luchtrecirculatiefunctie:
de toevoer van buitenlucht is permanent
afgesloten.
De luchtrecirculatiefunctie wordt bij lage bui‐
tentemperaturen na enige tijd automatisch uit‐
geschakeld, om het beslaan van de ruiten te
voorkomen.
Bij continu ingeschakelde luchtrecirculatie ver‐
slechtert de luchtkwaliteit in de auto en be‐
slaan de ruiten steeds meer.
Bij het beslaan van de ruiten de luchtrecircula‐
tiefunctie uitschakelen en de AUTO-toets in‐
drukken, om gebruik te kunnen maken van de
voordelen van de condenssensor. Ervoor zor‐
gen dat er lucht naar de voorruit kan stromen.
Luchthoeveelheid handmatig Om de luchthoeveelheid handmatig te kunnen
regelen, eerst het AUTO-programma uitscha‐
kelen.
Linker- of rechterzijde van de toets in‐
drukken: luchthoeveelheid verkleinen
of vergroten.
De geselecteerde luchthoeveelheid wordt op
het display van de automatische airconditio‐
ning weergegeven.
De luchthoeveelheid van de airconditioning
wordt evt. tot aan het uitschakelen geredu‐
ceerd om de accu te ontzien.
Luchtverdeling handmatig Toets herhaald indrukken om een pro‐
gramma te selecteren:▷Ter hoogte van het bovenlichaam.▷Ter hoogte van het bovenlichaam en de
beenruimte.▷Beenruimte.▷Ruiten en beenruimte: alleen bestuurders‐
zijde.▷Ruiten, ter hoogte van het bovenlichaam
en beenruimte: alleen bestuurderszijde.
Bij het beslaan van de ruiten de AUTO-toets
indrukken, om gebruik te kunnen maken van
de voordelen van de condenssensor.
Seite 166BedieningKlimaatregeling166
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Ruiten ontdooien en ontwasemenToets indrukken.
IJs en condens verdwijnen snel van de
voorruit en voorste zijruiten.
Richt hiervoor de ventilatieroosters aan de zij‐
kant c.q. de zijruiten.
Luchthoeveelheid kan bij een actief pro‐
gramma worden aangepast.
Bij het beslaan van de ruiten ook de koelfunc‐
tie inschakelen en de AUTO-toets indrukken,
om gebruik te kunnen maken van de voordelen
van de condenssensor.
Achterruitverwarming Toets indrukken.
Achterruitverwarming wordt na enige
tijd automatisch uitgeschakeld.
Micro-/actief-koolstoffilter
Het micro-/actief-koolstoffilter filtert stof, pol‐
len en gasvormige schadelijke stoffen uit de
toegevoerde buitenlucht en luchtrecirculatie‐
functie.
Dit filter moet bij het onderhoud, zie pa‐
gina 226, van de auto worden vervangen.
Ventilatie Ventilatie, voor▷Hendel voor aanpassen van de uitstroom‐
richting, pijlen 1.▷Gekartelde knoppen voor het traploos ope‐
nen en sluiten van de uitstroomopeningen,
pijlen 2.▷Gekartelde knop voor het variëren van de
temperatuur bij het bovenlichaam, pijl 3.
Naar blauw: kouder.
Naar rood: warmer.
De ingestlede interieurtemperatuur voor
bestuurder en passagier wordt niet gewij‐
zigd.
Instelling van de ventilatie
▷Ventilatie om te koelen:
Uitstroomopeningen zo richten, dat de
lucht in uw richting wordt geleid, bijv. bij
een opgewarmde auto.▷Tochtvrije ventilatie:
Uitstroomopeningen zo richten dat de
lucht langs u stroomt.
Ventilatie achterin
▷Gekartelde knop voor het traploos openen
en sluiten van de uitstroomopeningen,
pijl 1.▷Gekartelde knop voor het variëren van de
temperatuur, pijl 2.
Naar blauw: kouder.
Naar rood: warmer.▷Hendel voor aanpassen van de uitstroom‐
richting, pijlen 3.Seite 167KlimaatregelingBediening167
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
OnderhoudUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
BMW onderhoudssysteem Het onderhoudssysteem wijst op vereiste on‐
derhoudsmaatregelen en helpt zo om de auto
verkeers- en bedrijfsveilig te houden.
De omvang en intervallen kunnen verschillen
afhankelijk van de landspecifieke uitrusting.
Vervangingswerkzaamheden, reserveonderde‐
len, verbruiksmaterialen en materiaal onderhe‐
vig aan slijtage worden afzonderlijk berekend.
Meer informatie is bij een Service Partner van
de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist verkrijgbaar.
Condition Based Service
CBS
Sensoren en speciale algoritmen houden reke‐
ning met het gebruik van uw auto. Condition
Based Service bepaalt daarmee het noodzake‐
lijk onderhoud.
Met dit systeem kan dus het onderhoud wor‐
den aangepast aan het individuele gebruiks‐
profiel.
Op het Control Display kan gedetailleerde in‐
formatie over servicebehoefte, zie pagina 89,
worden weergegeven.Servicegegevens in de
afstandsbediening
In de afstandsbediening wordt continu infor‐
matie opgeslagen over de onderhoudsbe‐
hoefte. De Service Partner kan deze gegevens
uitlezen en een op uw auto afgestemde onder‐
houdsbeurt voorstellen.
Overhandig de serviceadviseur daarom de af‐
standsbediening waarmee het laatst werd ge‐
reden.
Stilstandtijden Er wordt geen rekening gehouden met stil‐
standtijden met losgekoppelde voertuigaccu.
Daarom periodieke onderhoudswerkzaamhe‐
den, zoals vervangen van de remvloeistof en
evt. de motorolie en het micro-/actief-koolstof‐
filter, door een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist laten uitvoeren.
OnderhoudsgeschiedenisOnderhouds- en reparatiewerkzaamheden bij
een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist laten uitvoeren.
De uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden
worden in de onderhoudsbriefjes en in de
voertuiggegevens ingevoerd. De vermeldingen
zijn net zoals het onderhoudsboekje het bewijs
van regelmatig onderhoud.
Als een invoer in de elektronische onder‐
houdsgeschiedenis van de auto wordt opge‐
slagen, worden onderhoudsrelevante gege‐
vens niet alleen in de auto maar ook op de
centrale IT-systemen van BMW AG, München
opgeslagen.
De in de elektronische onderhoudsgeschiede‐
nis opgeslagen gegevens kunnen na een wijzi‐
ging van de autobezitter ook door de nieuweSeite 226MobiliteitOnderhoud226
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
VerzorgingUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Na het wassen van de auto Algemeen
Regelmatig vreemde voorwerpen, bijv. blade‐
ren, bij geopende motorkap in het gebied on‐
der de voorruit verwijderen.
Zeker in de winter de auto vaker wassen.
Sterke verontreiniging en strooizout kunnen
tot schade aan de auto leiden.
Stoomreiniger en hogedrukreinigerAanwijzingen ATTENTIE
Bij het reinigen met een hogedrukreini‐
ger kunnen verschillende onderdelen worden
beschadigd door een te hoge druk of een te
hoge temperatuur. Er bestaat gevaar voor
schade. Voldoende afstand aanhouden en niet
continu sproeien. De bedieningsinstructies
voor de hogedrukreiniger in acht nemen.◀
Afstanden en temperatuur▷Maximale temperatuur: 60 ℃.▷Minimale afstand tot sensoren, camera's,
afdichtingen: 30 cm.▷Minimale afstand tot glazen dak: 80 cm.
Automatische wasinstallaties of
wasstraten
Aanwijzingen ATTENTIE
Bij ondeskundig gebruik van automati‐
sche wasinrichtingen of wasstraten kan
schade aan de auto ontstaan. Er bestaat ge‐
vaar voor schade. Neem de volgende aanwij‐
zingen in acht:
▷Wasinstallaties met lappen of installaties
met zachte borstels verdienen de voorkeur
om lakbeschadigingen te voorkomen.▷Wasinstallaties of wasstraten waarvan de
geleiderails hoger dan 10 cm zijn vermij‐
den, om schade aan de carrosserie te ver‐
mijden.▷Maximale bandbreedte van de geleiderails
in acht nemen, om schade aan banden en
velgen te vermijden.▷Buitenspiegels inklappen, om schade aan
de buitenspiegels te vermijden.▷Eventueel de regensensor deactiveren, om
schade aan de wisinstallatie voor te vermij‐
den.◀
In veel gevallen kan, afhankelijk van de interi‐
eurbeveiliging van het alarminstallatie, een on‐
gewenst alarm worden geactiveerd. Neem de
aanwijzingen ter vermijding van ongewenste
alarmen, zie pagina 44, in acht.
Om onterechte waarschuwingen te beperken,
het automatisch inschakelen van de PDC bij
herkende obstakels eventueel uitschakelen,
bijv. in de wasstraat, zie pagina 147.
Een wasstraat binnenrijden
De volgende stappen aanhouden, zodat de auto in een wasstraat kan rollen:
Seite 243VerzorgingMobiliteit243
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
De doek evt. licht met water bevochtigen.
Dakhemel niet te nat maken.
ATTENTIE
Reinigers die alcohol of oplosmiddelen
bevatten zoals nitroverdunner, koudreiniger,
brandstof o.i.d. kunnen kunststof delen be‐
schadigen. Er bestaat gevaar voor schade. Ge‐
bruik voor de reiniging een microvezeldoek. De
doek evt. licht met water bevochtigen.◀
Veiligheidsgordels
Vervuilde gordels rollen niet goed op, waar‐
door de veiligheid nadelig wordt beïnvloed.
WAARSCHUWING
Chemische reinigers kunnen de stof van
de veiligheidsgordels aantasten. Ontbrekende
beschermende werking van de veiligheidsgor‐
dels. Er bestaat kans op letsel of levensgevaar.
Voor het reinigen van de veiligheidsgordels al‐
leen mild zeepsop gebruiken.◀
Gordels alleen in ingebouwde toestand met
mild zeepsop schoonmaken.
Veiligheidsgordels altijd in volkomen droge
toestand oprollen.
Vloerbedekking en vloermatten WAARSCHUWING
Voorwerpen in de beenruimte aan be‐
stuurderszijde kunnen de gaspedaalslag be‐
perken of een ingedrukt pedaal blokkeren. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Voorwerpen in
de auto zo opbergen dat deze beveiligd zijn en
niet in de beenruimte aan bestuurderszijde
kunnen komen. Vloermatten gebruiken die
voor de auto goedgekeurd zijn en adequaat
aan de vloer bevestigd kunnen worden. Geen
losse vloermatten gebruiken en niet meerdere
vloermatten over elkaar leggen. Erop letten dat
voldoende ruimte voor de pedalen aanwezig is.
Erop letten dat de vloermatten weer veilig wor‐
den bevestigd nadat deze werden verwijderd,
bijv. voor reiniging.◀Voor het reinigen kunnen de vloermatten uit de
auto worden genomen.
Vloertapijt bij sterkere vervuiling met een mi‐
crovezeldoek en water of textielreiniger
schoonmaken. Hierbij in de rijrichting vooruit
en achteruit wrijven, het tapijt kan anders ver‐
vilten.
Sensoren/cameralenzen
Gebruik voor de reiniging van sensoren of ca‐
meralenzen een met een beetje glasreiniger
bevochtigde doek.
Displays/beeldschermen/
beschermruit van het Head-Up
Display
ATTENTIE
Chemische reinigers, vocht of vloeistof‐
fen kunnen het oppervlak van displays en
beeldschermen beschadigen. Er bestaat ge‐
vaar voor schade. Gebruik voor de reiniging
een schone, antistatische microvezeldoek.◀
ATTENTIE
Het oppervlak van displays kan door on‐
deskundig reinigen worden beschadigd. Er be‐
staat gevaar voor schade. Niet te hard drukken
en geen krassende materialen gebruiken.◀
Gebruik voor de reiniging een schone, antista‐
tische microvezeldoek.
De beschermruit van het Head-Up Display met
een microvezeldoek een universeel afwasmid‐
del reinigen.
Auto buiten bedrijf stellenWanneer de auto langer dan drie maanden bui‐
ten bedrijf gesteld wordt, moeten bijzondere
maatregelen getroffen worden. Meer informa‐
tie is bij een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist verkrijgbaar.Seite 246MobiliteitVerzorging246
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Gedeeld scherm, split‐screen 22
Gegevens, technische 250
Geïntegreerde gebruiksaan‐ wijzing in de auto 28
Geïntegreerde sleutel 32
Gemiddelde snelheid 94
Gemiddeld verbruik 94
Geparkeerde auto, condens‐ water 185
Gereedschap 228
Geschikte motoroliesoor‐ ten 222
Gevarendriehoek 237
Gewichten 251
Gladheid, zie buitentempera‐ tuurwaarschuwing 88
Glazen dak, elektrisch 46
Gloeilampen vervangen, zie Vervangen van lampen 228
Gordelherinnering voor be‐ stuurders- en passagiers‐
stoel 54
Gordelherinnering voor de achterbank 54
Gordels, veiligheidsgor‐ dels 52
GPS-plaatsbepaling, voer‐ tuigpositie 97
Grootlicht 74
Grootlichtassistent 103
Grootlicht, gloeilamp vervan‐ gen 230
H Handbediening, Steptronic versnellingsbak 79
Handgeschakelde versnel‐ lingsbak, zie Handgescha‐
kelde versnellingsbak 77
Handmatige bediening, ach‐ teruitrijcamera 151
Handmatige bediening, bui‐ tenspiegel 58 Handmatige bediening, Park
Distance Control PDC 148
Handmatige bediening, por‐ tierslot 37
Handmatige bediening, Side View 154
Handmatige bediening, tank‐ dopklep 203
Handmatige bediening, Top View 155
Handmatige luchthoeveel‐ heid 164, 166
Handmatige luchtverde‐ ling 164, 166
Handmatige snelheidsbe‐ grenzer 127
Handmatige versnellings‐ bak 77
Handrem, zie Parkeerrem 73
Head-Up Display 97
Head-Up Display, verzor‐ ging 246
Heet uitlaatsysteem 183
Helderheid, van het Control Display 97
Hellingshoeksensor 44
Hoekverlichting 102
Homepage 6
Hoofdairbags 106
Hoofdsteunen 49
Hoofdsteunen, achterin 55
Hoofdsteunen, voorin 54
Hoogte, auto 250
Hoogwater 183
Houder voor dranken 176
Hout, verzorging 245
HUD Head-Up Display 97
Hulp bij het wegrijden 137
Hulp bij pechgeval 236
I IBA, geïntegreerde gebruiks‐ aanwijzing in de auto 28
Identificatienummer, zie Voer‐ tuigidentificatienummer 9 iDrive 16
IJswaarschuwing, zie buiten‐ temperatuurwaarschu‐
wing 88
In-/uitschakelen, zie Groot‐ lichtassistent 103
Individuele instellingen, zie Personal Profile 34
Info bestuurdersassistentie, op het Control Display 97
Info display, zie Boordcompu‐ ter 93
Inhaalverboden 91
Inhaalverbodinfo 91
Initialiseren, bandenpech‐ waarschuwing RPA 113
Initialiseren, bandenspan‐ ningscontrole RDC 110
Inklembeveiliging, glazen dak 47
Inklembeveiliging, ruiten 45
Inparkeerassistent 156
Inrijden, rijaanwijzingen 182
Inschakeltijden, interieurvoor‐ ventilatie 168
Instellingen op Control Dis‐ play 96
Instellingen opslaan van stoel, spiegels 56
Instellingen, stoelen/hoofd‐ steunen 49
Instellingen, ver-/ontgrende‐ len 42
Instrumentenpaneel 82
Instrumentenpaneel, elektro‐ nische weergaven 82
Instrumentenverlichting 105
Intelligente noodoproep 236
Intelligent Safety 115
Intensiteit, AUTO-pro‐ gramma 166
Interieurbeveiliging 44
Interieurverlichting 105
Interieurverlichting bij ont‐ grendelen 36 Seite 273Alles van A tot ZOpzoeken273
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Onderhoud, servicebe‐hoefte 89
Onderhoudsmiddelen 244
Onderhoudssysteem BMW 226
Ongewild alarm 44
Ontdooien van de ruiten, wasem op ruiten 164
Ontdooien, zie Ontdooien van de ruiten 164
Ontdooien, zie Ruiten ont‐ dooien 167
Ontgrendelen/vergrendelen met afstandsbediening 36
Ontgrendelen/vergrendelen via portierslot 37
Ontgrendelen, instellin‐ gen 42
Oog voor borgkabel, rijden met een aanhangwa‐
gen 191
Opbergmogelijkheden 174
Opbergvak achterin 176
Opbergvakken 174
Opbergvakken in de portie‐ ren 175
Openen/sluiten via portier‐ slot 37
Openen en sluiten 32
Openen en sluiten, met af‐ standsbediening 36
Openen en sluiten, zonder af‐ standsbediening 37
Opmerkingen 6
Opslag, banden 212
Oude accu verwerken 234
Overbruggen, zie Start‐ hulp 237
Oververhitting van de motor, zie Koelvloeistoftempera‐
tuur 87
P Park Distance Control PDC 147 Parkeerassistent 156
Parkeerfunctie 58
Parkeerlicht 101
Parkeerrem 73
Parkeervergrendeling, elek‐ tronisch ontgrendelen 80
Parkeerwaarschuwing, zie PDC 147
Passagiersairbags, deactive‐ ring/activering 108
PDC Park Distance Con‐ trol 147
Pech, bandenpechwaarschu‐ wing RPA 113
Pech, vervangen van een wiel 233
Personal Profile 34
Personal Profile, profiel ex‐ porteren 35
Personal Profile, profiel im‐ porteren 35
Persoonlijke gegevens wis‐ sen 23
Persoonswaarschuwing met City-remfunctie 122
Plaats voor kinderen 61
Pleister, zie EHBO-tas 237
Portiersleutel, zie Afstands‐ bediening 32
Portierslot 37
Praktische tips voor het rij‐ den 183
Profiel, banden 210
Profile, zie Personal Pro‐ file 34
R
Raapoliemethylester RME 205
Radio 6
Radiografische sleutel, zie Af‐ standsbediening 32
RDC bandenspanningscon‐ trole 109 Rechtsrijdend verkeer, instel‐
ling koplampen 104
Recycling 227
Regelsystemen, koersstabili‐ teit 132
Regensensor 75
Reiniging displays 246
Reinigingsmiddel voor vel‐ gen 245
Reinigingsvloeistof 76
Reis-boordcomputer 94
Reisdoelafstand 94
Remassistent 132
Remlicht, adaptief 129
Remlichten, dynamisch 129
Remmen, aanwijzingen 184
Remschijven inrijden 182
Remvoeringen inrijden 182
Reservewaarschuwing, zie Actieradius 88
Reservezekering 234
Reservoir voor sproeiervloei‐ stof 76
Reset, bandenspanningscon‐ trole RDC 110
Resetten, bandenspannings‐ controle RDC 110
Resterende actieradius 88
RES-toets 141
RES-toets, zie Actieve snel‐ heidsregeling, ACC 138
RES-toets, zie Snelheidsre‐ geling 144
Richtingaanwijzer achter 232
Richtingaanwijzer, zie Knip‐ perlicht 73
Rijaanwijzing, ECO PRO 195
Rijaanwijzingen, alge‐ meen 183
Rijbaanbegrenzing, waar‐ schuwing 124
Rijbelevingsschakelaar 134
Rijmodus 134
Rijmodus ECO PRO 193
Rijprogramma configure‐ ren 136 Seite 276OpzoekenAlles van A tot Z276
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Rijstabiliteitsregelsyste‐men 132
Rijstijlanalyse 199
Rijstrookwisselmelding 126
Rijtips 183
RME raapoliemethyles‐ ter 205
Roetdeeltjesfilter 183
Roetfilter 183
RON, benzinekwaliteit 204
Rondom de dakhemel 15
Rondom de middencon‐ sole 14
Rondom het stuurwiel 12
RPA bandenpechwaarschu‐ wing 113
RSC Runflat System Compo‐ nent, zie Banden met nood‐
loopeigenschappen 212
Rubber, verzorging 245
Rugleuning achterbank om‐ klappen, zie Doorlaadsys‐
teem 172
Rugleuningbreedte 51
Rugleuningcontour, zie Len‐ densteun 51
Ruitbediening 44
Ruitensproeierinstallatie 74
Ruitensproeiermonden 76
Ruitensproeiers, ruiten 76
Ruitenwisserinstallatie 74
Ruitenwissers, zie Ruitenwis‐ serinstallatie 74
Ruitenwisser, uitgeklapte stand 76
Run Flat-banden 212
S
Schade, banden 210
Schakelaars, zie Bedienings‐ organen 12
Schakelaar voor rijdyna‐ miek 134
Schakeling, handmatige ver‐ snellingsbak 77 Schakelpaddels op het stuur‐
wiel 80
Schakelpuntindicator 90
Scherm tegen verblin‐ ding 169
Schminkspiegel 169
Schokdempercontrole, dyna‐ misch 134
Schroevendraaier, zie Boord‐ gereedschap 228
Schuif-/kanteldak 46
Sensoren, verzorging 246
Servicegeschiedenis 90
Services, ConnectedDrive 6
Servotronic 137
Sfeerverlichting 105
Side View 153
Sigarettenaansteker 169
Signalen bij het ontgrende‐ len 42
Slepen, zie Aan- en wegsle‐ pen 239
Sleutel/afstandsbediening 32
Sleutelschakelaar voor passa‐ giersairbags 108
Slingeren van de aanhanger, zie Aanhangerstabilisatie‐
regeling 189
Slot, portier 37
Sluiten/openen met afstands‐ bediening 36
Sluiten/openen via portier‐ slot 37
Sneeuwkettingen 216
Snelheidsbegrenzer, hand‐ matig 127
Snelheidsbeperking, weer‐ gave 91
Snelheidslimietinfo 91
Snelheidslimietinformatie, boordcomputer 94
Snelheidslimiet, zie Handma‐ tige snelheidsbegren‐
zer 127
Snelheidsregeling 144 Snelheidsregeling, actief met
Stop & Go 138
Snelheidswaarschuwing 95
SOS-toets 236
Spanning, banden 209
Spanningscontrole, ban‐ den 109
Spanningwaarschuwing RPA, banden 113
Speciale uitrustingen, stan‐ daard uitrustingen 7
Speed Limit Device, zie Handmatige snelheidsbe‐
grenzer 127
Spiegels 57
Spiegels, memory 56
Splitscreen 22
SPORT+ - programma, rijdy‐ namiek 135
Sportbesturing, variabel 134
SPORT-programma, rijdyna‐ miek 135
Sportprogramma, versnel‐ lingsbak 79
Sportweergaven, koppel‐ weergave, vermogensweer‐
gave 95
Spraakgestuurd systeem 25
Sproeiervloeistof 76
Stabiliteitsregelsyste‐ men 132
Stadslicht 100
Stadslicht, vervangen van de lamp 230
Standby-modus van de radio 69
Standventilatie 168
Start/stop-knop 68
Starten van de motor 69
Starten van de motor bij sto‐ ring 33
Starten, zie Starten van de motor 69
Startfunctie bij storing 33
Starthulp 237
Starthulp, zie DSC 132 Seite 277Alles van A tot ZOpzoeken277
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15