Bij het rijden in acht nemenUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Inrijden Algemeen
Bewegende onderdelen moeten op elkaar kun‐
nen inlopen.
De volgende aanwijzingen helpen bij het ver‐
krijgen van een optimale levensduur en zuinig‐
heid voor de auto.
Tijdens het inrijden de Launch Control, zie pa‐
gina 81, niet gebruiken.
Opmerking WAARSCHUWING
Door nieuwe onderdelen en componen‐
ten kunnen veiligheids- en rijhulpsystemen
vertraagd reageren. Er bestaat gevaar voor on‐
gevallen. Na het inbouwen van nieuwe onder‐
delen of bij een nieuwe auto defensief rijden en
eventueel vroegtijdig ingrijpen. Inrij-aanwijzin‐ gen van de betreffende onderdelen en compo‐
nenten in acht nemen.◀Motor, versnellingsbak en differentieel
Tot 2000 km
Maximale motortoerental en snelheid niet
overschrijden:▷Bij benzinemotor 4500/min en 160 km/h.▷Bij dieselmotor 3500/min en 150 km/h.
Volledige belasting of kickdown beslist vermij‐
den.
Vanaf 2000 km
Toerental en snelheid kunnen geleidelijk wor‐
den verhoogd.
BandenDirect na de productie is de grip van nieuwe
banden nog niet optimaal.
Gedurende de eerste 300 km beheerst rijden.
Remsysteem Remschijven en remvoeringen krijgen pas na
ca. 500 km een goed slijtage- en gedragspro‐
fiel. Tijdens deze inrijperiode beheerst rijden.
Koppeling
De koppeling bereikt pas na ca. 500 km zijn
optimale werking. Tijdens deze inrijperiode
voorzichtig ontkoppelen.
Na vervanging van onderdelen
Opnieuw de aanwijzingen voor het inrijden in
acht nemen, indien later bij het gebruik van de
auto de hierboven besproken componenten
worden vervangen.
Seite 182RijtipsBij het rijden in acht nemen182
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
VloernetVoor het vastzetten van de bagage en voor het
opbergen van kleine voorwerpen kan ook het
vloernet worden gebruikt.
Het vloernet in de ogen in de bodem bagage‐
ruimte haken.
Bagage vastzetten WAARSCHUWING
Verkeerd opgeborgen voorwerpen kun‐
nen verschuiven of door het interieur worden
geslingerd, bijv. bij een ongeval of bij rem- en
uitwijkmanoeuvres. Inzittenden kunnen daar‐
door worden geraakt en letsel oplopen. Er be‐
staat kans op letsel. Voorwerpen en bagage
correct opbergen en vastzetten.◀
▷Kleinere en lichtere bagagestukken: met
spanbanden, het vloernet of met bevesti‐
gingsbanden vastzetten.▷Grotere en zware bagagestukken: met ba‐
gagespanriemen vastzetten.
Bevestigingsmateriaal, spanbanden of bevesti‐
gingsbanden vastmaken in de bagageruimte.
Dakdrager
Opmerking Dakdragers zijn beschikbaar als speciale ac‐
cessoires.
Bevestiging
De montagehandleiding van de dakdrager in
acht nemen.
Daklijst met kleppen
De bevestigingspunten bevinden zich in de
daklijst boven de portieren.
Afdekking naar buiten openklappen.
Belading
Beladen dakdragers veranderen het rij- en
stuurgedrag van de auto omdat het zwaarte‐
punt wordt verplaatst.
Daarom bij het beladen en rijden het volgende
in acht nemen:
▷Toegestane dak-/aslast en toegestane to‐
taalgewicht niet overschrijden.▷Erop letten dat voldoende vrije ruimte
overblijft voor het kantelen en openen van
het glazen dak.▷Dakbelading gelijkmatig verdelen.▷Dakbelading mag geen groot vlak beslaan.▷De zwaarste bagagestukken onderop leg‐
gen.▷Dakbagage veilig bevestigen, bijv. met
spanbanden vastsjorren.▷Geen voorwerpen in het zwenkbereik van
de kofferklep laten uitsteken.▷Defensief rijden en fel accelereren en rem‐
men of snel rijden in de bochten vermijden.Seite 187BeladingRijtips187
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Brandstof besparenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Algemeen Uw auto bevat geavanceerde technologieën
voor het reduceren van de verbruiks- en emis‐
siewaarden.
Het brandstofverbruik hangt van verschillende
factoren af.
Door enkele maatregelen, zoals bijv. een ge‐
matigde rijstijl en regelmatig onderhoud, kun‐
nen het brandstofverbruik en de milieubelas‐
ting positief worden beïnvloed.
Onnodige bagage
verwijderen
Extra gewicht verhoogt het brandstofverbruik.
Aanbouwdelen na gebruik
verwijderen
Extra buitenspiegels, dak- of achterdragers die
niet worden gebruikt, verwijderen.
Aanbouwdelen aan de auto zijn van invloed op
de aerodynamica en verhogen het brandstof‐
verbruik.Ruiten en glazen dak sluiten
Een geopend glazen dak of geopende ruiten
verhogen de luchtweerstand en verkleinen
daardoor de actieradius.
Banden
Algemeen
Banden kunnen op verschillende manieren im‐
pact hebben op de verbruikswaarde. Het ver‐
bruik kan bijv. worden beïnvloed door de band‐
grootte.
De bandenspanning regelmatig
controleren
Bandenspanning ten minste tweemaal per
maand en voor een lange rit controleren en evt.
corrigeren.
Te lage bandenspanning vergroot de rolweer‐
stand en verhoogt daardoor het brandstofver‐
bruik en de bandenslijtage.
Direct wegrijden
Motor niet in stilstand laten warmdraaien, maar
onmiddellijk met gematigd toerental wegrijden.
De koude motor wordt dan het snelste be‐
drijfswarm.
Anticiperend rijden Onnodig optrekken en afremmen voorkomen.
Hiervoor voldoende afstand tot voorliggers
houden.
Anticiperen en gelijkmatig rijden verlaagt het
brandstofverbruik.Seite 192RijtipsBrandstof besparen192
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Hoge motortoerentallen
vermijden
In principe geldt het volgende: bij rijden met
een lager motortoerental nemen het brand‐
stofverbruik en de slijtage af.
De 1e versnelling alleen gebruiken bij het weg‐
rijden. Vanaf de 2e versnelling vlot accelereren.
Daarbij hoge motortoerentallen en te vroeg op‐
schakelen vermijden.
Bij het bereiken van de gewenste snelheid naar
de hoogst mogelijke versnelling schakelen en
zo mogelijk met een lager motortoerental en
constante snelheid rijden.
Evt. de schakelpuntindicator van de wagen in
acht nemen, zie pagina 90.
Afremmen op de motor
Ga bij het naderen van een rood verkeerslicht
van het gaspedaal en laat de auto uitrollen.
Bij hellingafwaarts rijden het gaspedaal losla‐
ten en de auto laten uitrollen.
De brandstoftoevoer wordt bij vaart minderen
onderbroken.
Motor bij langer stoppen
afzetten
Motor bij langere stops, bijv. bij verkeerslich‐
ten, overwegen of in de file, afzetten.
Automatische start-stop-functie
De automatische start-stop-functie van uw
auto zet de motor tijdens een stop automa‐
tisch af.
Indien de motor uitgezet en aansluitend op‐
nieuw gestart wordt, dalen het brandstofver‐
bruik en de uitstoot in vergelijking met een
continu draaiende motor. Al bij een motorstop
van enkele seconden zijn besparingen moge‐
lijk.Het brandstofverbruik hangt bovendien af van
andere factoren zoals bijv. rijstijl, toestand van
de weg, onderhoud en omgevingsomstandig‐
heden.
Schakel niet-gebruikte
functies uit
Functies als bijv. stoel- of achterruitverwar‐
ming vragen veel energie en verkleinen de ac‐
tieradius, met name in het stadsverkeer en bij
stilstaand en langzaamrijdend verkeer.
Deze functies uitschakelen wanneer zij niet
worden gebruikt.
Het rijprogramma ECO PRO ondersteunt het
energiezuinige gebruik van comfortfuncties.
Deze functies worden automatisch gedeeltelijk
of volledig gedeactiveerd.
Onderhoud laten uitvoeren
Auto regelmatig laten onderhouden om een
optimaal rendement en een lange levensduur
te bereiken. BMW adviseert onderhoudswerk‐
zaamheden door een BMW Service Partner te
laten uitvoeren.
Hiervoor ook het BMW onderhoudssysteem,
zie pagina 226, in acht nemen.
ECO PRO
Principe ECO PRO ondersteunt een rijstijl die het ver‐
bruik verbetert. Hiervoor worden de motorre‐
geling en comfortfuncties, zoals het vermogen
van de airconditioning, aangepast.
Onder bepaalde omstandigheden wordt in
keuzehendelstand D de motor van de trans‐
missie ontkoppeld. De auto rolt in dat geval
met stationair lopende motor uit om het ver‐
bruik te optimaliseren. De keuzehendelstand D blijft daarbij ingeschakeld.Seite 193Brandstof besparenRijtips193
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
Bovendien kunnen afhankelijk van de situatie
aanwijzingen worden weergegeven, die helpen
met een optimaal verbruik te rijden.
De verkregen afstandswinst kan op het instru‐
mentenpaneel als bonusactieradius worden
weergegeven.
Overzicht
Toets in de auto
Het systeem omvat de volgende functies en
weergaven van EfficientDynamics:
▷ECO PRO-bonusactieradius, zie pa‐
gina 195.▷Rijaanwijzing ECO PRO-tips, zie pa‐
gina 195.▷ECO PRO-klimaatregeling, zie pagina 194.▷Rijaanwijzing ECO PRO-anticipeerhulp, zie
pagina 196.▷ECO PRO-rijmodus Uitrollen, zie pa‐
gina 197.▷ECO PRO-rijstijlanalyse, zie pagina 199.
ECO PRO activeren
Toets zo vaak indrukken tot in het in‐
strumentenpaneel ECO PRO wordt
weergegeven.
ECO PRO configureren
Via rijbelevingsschakelaar
1.ECO PRO activeren.2."ECO PRO configureren"3.Programma configureren.
Via iDrive
1."Instellingen"2."ECO PRO modus"
Bij overeenkomstige uitvoering:
1."Instellingen"2."Rijmodus"3."ECO PRO configureren"
Programma configureren.
ECO PRO-tip
▷"Aanwijzing bij:":
ECO PRO snelheid instellen.▷"ECO PRO limiet":
Wanneer de ingestelde ECO PRO-snelheid
wordt overschreden, wordt het vermogen
gereduceerd.
Uitrollen
Met de ECO PRO-rijmodus Uitrollen, zie pa‐
gina 197, is het mogelijk de auto met statio‐
nair lopende motor te laten uitrollen om het
verbruik te optimaliseren.
De functie is alleen in de rijmodus ECO PRO
beschikbaar.
ECO PRO-klimaatregeling
"ECO PRO klimaatbedien."
De klimaatregeling wordt ten gunste van een
laag verbruik aangepast.
Hierdoor is er sprake van een geringe afwijking
t.o.v. de ingestelde temperatuur, d.w.z. het
langzamer verwarmen/afkoelen van het interi‐
eur vindt daarom mogelijk plaats ten gunste
van het verbruik.
De spiegelverwarming is beschikbaar bij lage
buitentemperaturen.
Seite 194RijtipsBrandstof besparen194
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
ECO PRO-potentieel
Er wordt weergegeven hoeveel procent van
het mogelijke besparingspotentieel met de ac‐
tuele configuratie kan worden bereikt.
Weergave op het instrumentenpaneel
ECO PRO-bonusactieradius Aanpassing van de rijstijl maakt
een verlenging van de actiera‐ dius mogelijk.
Dit kan als bonusactieradius op
het instrumentenpaneel worden
weergegeven.
De weergave van de actieradius bevat de bo‐
nusactieradius.
Na het tanken wordt de bonusactieradius auto‐
matisch gereset.
EfficiëntieweergaveWeergave op het instrumentenpaneelWeergave op instrumentenpaneel met uitge‐
breide omvangEen markering op de efficiëntieweergave infor‐
meert over de momentele rijstijl.
Markering in het bereik pijl 1: weergave voor
energieterugwinning door uitrollen of bij het
remmen.
Markering in het bereik pijl 2: weergave bij het
accelereren.
De efficiëntie van de rijstijl wordt door de kleur
van de balk weergegeven:▷Blauwe weergave: efficiënte rijstijl, zolang
de markering zich binnen het blauwe be‐
reik beweegt.▷Grijze weergave: rijstijl aanpassen, bijv.
door gas terugnemen.
De weergave wisselt naar blauw zodra alle
voorwaarden voor rijden met een optimaal ver‐
bruik zijn vervuld.
ECO PRO tip - Rijaanwijzing De pijl geeft aan, dat de rijstijl bijv. door
gas terugnemen gunstig voor het ver‐
bruik kan worden aangepast.
Opmerking
De efficiëntieweergave en de ECO PRO tips op
het instrumentenpaneel worden weergegeven,
als de weergave ECO PRO geactiveerd is.
Weergave rijstijl en ECO PRO-tips activeren:
1."Instellingen"2."Info-display"3."ECO PRO info"
ECO PRO tip - Symbolen Er worden een extra symbool en een tekstaan‐
wijzing weergegeven.
Seite 195Brandstof besparenRijtips195
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
SymboolMaatregelVoor het efficiënt rijden minder gas
geven of anticiperend vertragen.Snelheid tot geselecteerde ECO
PRO-snelheid reduceren.Steptronic versnellingsbak: van
M/S naar D schakelen.Steptronic versnellingsbak / Hand‐
geschakelde versnellingsbak:
schakelaanwijzingen opvolgen.Handgeschakelde versnellingsbak:
stationair inschakelen voor motor‐
stop.
Weergaven op het Control Display
EfficientDynamics-info weergeven Tijdens de rit kan informatie over verbruik en
techniek worden weergegeven.
1."Auto-info"2."EfficientDynamics"
Verbruiksgeschiedenis weergeven
Het gemiddelde verbruik kan binnen een in‐
stelbare periode worden weergegeven.
Verticale balken tonen het verbruik tijdens de
gekozen periode.
Ritonderbrekingen worden onder de balken
weergegeven op de tijdsas.
"Verbruiksgeschiedenis"
Periode verbruiksgeschiedenis
instellen
Symbool selecteren.
Verbruiksgeschiedenis resetten
1."Opties" oproepen.2."Verbruiksgesch. terugz."EfficientDynamics-info weergeven De momentele werking kan worden weergege‐
ven.
"EfficientDynamics Info"
De volgende systemen worden weergegeven:
▷Automatische start-stop-functie.▷Energieterugwinning.▷Vermogen van de airconditioning.▷Uitrollen.
ECO PRO-tips weergeven
"ECO PRO tips"
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Anticipeerhulp
Principe
Het systeem helpt om brandstof te besparen
en bevordert een anticiperende rijstijl. Aan de
hand van de gegevens van het navigatiesys‐
teem kan het bepaalde naderende routege‐
deeltes vroegtijdig signaleren en de bestuur‐ der opmerkzaam op maken.
De gesignaleerde routegedeeltes zoals een
naderende bebouwde kom of afslag vereisen
snelheidsvermindering.
De aanwijzing wordt gegeven zelfs als het na‐
derende routegedeelte bij het rijden nog niet
kan worden waargenomen.
De aanwijzing wordt weergegeven totdat het
routegedeelte is bereikt.
Bij een aanwijzing kan de snelheid verbruiks‐
vriendelijk worden verminderd door het gas te‐
rug te nemen en de auto te laten uitrollen tot
het bereiken van het traject.
Voorwaarden voor een correcte
werking
Het systeem is afhankelijk van de actualiteit en
kwaliteit van de navigatiegegevens.
Seite 196RijtipsBrandstof besparen196
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15
De navigatiegegevens kunnen worden geac‐
tualiseerd.
Weergave
Het controlelampje op het
instrumentenpaneel
De aanwijzing voor een naderend rou‐
tegedeelte wordt gegeven als ECO
PRO-tip voor anticiperend vertragen.
In de toerentalmeter geeft de
lange pijl tot het nulpunt van de
efficiëntieweergave aan, dat een
naderend routegedeelte her‐
kend werd.
Weergave in het Head-Up-Display De aanwijzing voor een naderend rou‐
tegedeelte kan ook op het Head-Up-
Display weergegeven worden.
Weergaven op het Control Display
Een weergave op het Control Display ver‐
schijnt wanneer een overeenkomstig routege‐
deelte op komst is.
Een extra symbool in het splitscreen van het
Control Display geeft het herkende routege‐
deelte aan.
SymboolNaderend routegedeelteSnelheidslimiet, resp. begin van de
bebouwde kom.Kruising resp. afslaan, afrit van een
snelweg.Bocht.Rotonde.
Anticipeerhulp gebruiken
Er wordt een naderend routegedeelte weerge‐
geven:
1.Gas terugnemen.2.Auto laten uitrollen totdat het weergege‐
ven routegedeelte is bereikt.3.Eventueel de snelheid aanpassen door te
remmen.
Grenzen van het systeem
Het systeem is in de volgende situaties niet
beschikbaar:
▷Snelheid onder 50 km/h.▷Bij tijdelijke en variabele snelheidsbegren‐
zingen, bijv. bij wegwerkzaamheden.▷Als de kwaliteit van de navigatiegegevens
onvoldoende is.▷Zolang de snelheidsregeling actief is.▷Tijdens het rijden met een aanhangwagen.
Uitrollen
Principe Het systeem helpt om brandstof te besparen.
Daarvoor wordt onder bepaalde voorwaarden
in de keuzehendelstand D de motor automa‐ tisch van de transmissie ontkoppeld. De auto
Seite 197Brandstof besparenRijtips197
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 110 - X/15