nen alle service partners en andere bevoegde
en gekwalificeerde specialisten de in de elek‐
tronische onderhoudsgeschiedenis opgesla‐
gen gegevens inzien.
De autobezitter kan bij zijn Service Partner of
een gekwalificeerde specialist bezwaar maken
tegen de invoer in de elektronische onder‐
houdsgeschiedenis met de daarmee gepaard
gaande opslag van de gegevens in de auto en
de gegevensoverdracht aan de autofabrikant
gedurende de tijd dat de auto in zijn bezit is. Er
vindt dan geen invoer in de elektronische on‐
derhoudsgeschiedenis van de auto plaats.
Ingevoerd onderhoud op het Control Display
weergeven, zie pagina 85.
Aansluiting voor On-Board
Diagnose OBD
Opmerking ATTENTIE
Ondeskundig gebruik van de contact‐
doos voor de On-Board-Diagnose kan tot sto‐
ringen aan de auto leiden. Er bestaat gevaar
voor schade. De contactdoos voor de On-
Board-Diagnose alleen door een Service Part‐
ner, een gekwalificeerde specialist of andere
geautoriseerde personen laten gebruiken.◀
Positie
Aan bestuurderszijde bevindt zich een OBD-
aansluiting voor het testen van onderdelen die
voor de emissiesamenstelling bepalend zijn.
Emissiewaarden▷Het waarschuwingslampje knip‐
pert:
Motorstoring die tot beschadiging
van de katalysator kan leiden. Auto
onmiddellijk laten controleren.▷Het waarschuwingslampje brandt:
Verslechtering van de emissiewaarden.
Auto zo spoedig mogelijk laten controle‐
ren.
Terugname van de auto
De fabrikant van uw auto adviseert de auto aan
het eind van zijn levenscyclus in te leveren bij
een door de fabrikant aangeduid terugname‐
punt. Voor de terugname zijn de betreffende
nationale wettelijke voorschriften van toepas‐
sing. Meer informatie is verkrijgbaar bij een
Service Partner of een gekwalificeerde specia‐
list.
Seite 199OnderhoudMobiliteit199
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
door een Service Partner of een gekwalifi‐
ceerde specialist te laten uitvoeren.
Een doos met reservelampen is verkrijgbaar bij
een Service Partner of een gekwalificeerde
specialist.
WAARSCHUWING
Ingeschakelde lampen kunnen heet wor‐
den. De lampen niet aanraken om verbrandin‐
gen te voorkomen. Er bestaat kans op letsel.
Lampen alleen vervangen als ze zijn afge‐
koeld.◀
WAARSCHUWING
Bij werkzaamheden aan ingeschakelde
verlichting kan er kortsluiting ontstaan. Er be‐
staat kans op letsel of schade. Bij werkzaam‐
heden aan de verlichting de betreffende lam‐
pen uitschakelen. De eventueel bijgevoegde
gebruiksaanwijzing van de fabrikant van de
lamp in acht nemen.◀
GEVAAR
Bij de verlichting kunnen hoge spannin‐
gen aanwezig zijn. Er bestaat levensgevaar.
Werkzaamheden aan de verlichtingsinstallatie
met inbegrip van het vervangen van lampen
door een Service Partner of een gekwalifi‐
ceerde specialist laten uitvoeren.◀
ATTENTIE
Verontreinigde lampen hebben een kor‐
tere levensduur. Er bestaat gevaar voor
schade. Het glas van nieuwe lampen niet met
de blote hand vastpakken. Gebruik een schone
doek, papieren servet e.d. pak de lamp bij de
fitting.◀
LED-lampen
Sommige uitrustingsvarianten hebben achter
een afdekking LED-lampen als lichtbron.
Deze zijn verwant met de gewone lasers en
worden als lichtemitterende diode van klasse 1
gekenmerkt.WAARSCHUWING
Te intensieve helderheid kan het netvlies
van de ogen irriteren of beschadigen. Er be‐
staat kans op letsel. Nooit gedurende langere
tijd direct in de koplamp of andere lichtbron‐
nen kijken. Afdekkingen van LED's niet verwij‐
deren.◀
Koplampglazen Bij koel of vochtig weer kunnen de voertuigver‐
lichtingsunits aan de binnenzijde beslaan. Bij
rijden met ingeschakeld licht verdwijnt de
wasem na korte tijd. Het koplampglas hoeft
niet te worden vervangen.
Als de koplampen ondanks rijden met inge‐
schakeld licht niet ontdooien en er zich in toe‐
nemende mate vocht vormt, bijv. waterdrup‐
pels in de lamp, deze door een Service Partner
of een gekwalificeerde specialist laten contro‐
leren.
Koplampinstelling
De instellingen van de koplampen kunnen wor‐
den beïnvloed door het vervangen van lampen.
Na vervanging de koplampinstelling laten con‐
troleren en eventueel laten corrigeren door een
Service Partner of een gekwalificeerde specia‐
list.Seite 201Vervangen van onderdelenMobiliteit201
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
Stadslicht
Lamp 6 watt, H6W.1.De lamphouder door naar beneden en bo‐
ven te kantelen uit de houder losmaken en
eruit trekken.2.De lamp voorzichtig uit de lamphouder
trekken.3.Voor het plaatsen van de nieuwe lamp in
omgekeerde volgorde te werk gaan. De
lamphouder moet hoorbaar vastklikken.4.De koplampbehuizing met het deksel slui‐
ten.
Xenon-koplamp
Aanwijzingen
Op grond van de hoge levensduur van de lam‐
pen is de waarschijnlijkheid van een uitval zeer
gering. Vaak in- en uitschakelen verkort de le‐
vensduur.
Als een lamp uitvalt, kan voorzichtig verder
worden gereden met gebruik van de mistlam‐
pen als verlichting. Neem de voor het land spe‐
cifieke wetten in acht.
GEVAAR
Bij de verlichting kunnen hoge spannin‐
gen aanwezig zijn. Er bestaat levensgevaar.
Werkzaamheden aan de verlichtingsinstallatie
met inbegrip van het vervangen van lampen
door een Service Partner of een gekwalifi‐
ceerde specialist laten uitvoeren.◀
Overzicht1Stadslicht / Dagrijlicht2Dimlicht / Grootlicht / Lichtsignaal3Richtingaanwijzers
Xenonlicht
Dimlicht en grootlicht zijn uitgevoerd met xe‐
nontechnologie.
Stadslicht en dagrijlicht zijn uitgevoerd met
LED-technologie.
Bij een defect contact opnemen met een Ser‐
vice Partner of een gekwalificeerde specialist.
Richtingaanwijzers
Algemene aanwijzingen in acht nemen, zie pa‐
gina 200.
Seite 204MobiliteitVervangen van onderdelen204
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
Lamp 21 watt, PY21W.1.In de wielkast de beide houders losmaken
en de afdekking verwijderen.2.Evt. de binnenbekleding van de wielkast
iets naar binnen trekken. De houder tegen
de klok in draaien en eruit nemen.3.De lamp licht in de fitting drukken, tegen
de klok in draaien en verwijderen.4.De nieuwe lamp en de lamphouder in om‐
gekeerde volgorde monteren.5.De afdekking in de wielkast aanbrengen.
Mistlamp
Algemene aanwijzingen in acht nemen, zie pa‐
gina 200.
Gloeilamp 35 watt, H8.
1.Met de achterkant van de schroeven‐
draaier uit het boordgereedschap de drie
schroeven, pijl 1, van de wielkastbekledinglosdraaien. Wielkastbekleding voorzichtig
optillen, pijl 2.2.Stekker van de lamp lostrekken, pijl 1.
Lamp draaien, pijl 2.
Linker voertuigzijde: met de klok mee
draaien.
Rechter voertuigkant: tegen de klok in
draaien.
Lamp verwijderen.3.Nieuwe lamp plaatsen, stekker aansluiten
en wielkastbekleding vastschroeven.
Knipperlicht in de buitenspiegel
De knipperlichten in de buitenspiegels maken
gebruik van LED-techniek. Bij een defect con‐
tact opnemen met een Service Partner of een
gekwalificeerde specialist.
Seite 205Vervangen van onderdelenMobiliteit205
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
AccuOnderhoud
De accu is onderhoudsvrij.
Het zuur waarmee de accu gevuld is volstaat
voor de volledige levensduur van de accu.
Meer informatie over de accu kan bij een Ser‐ vice Partner of een gekwalificeerde specialist
worden opgevraagd.
Vervangen van de accu ATTENTIE
Accu's die door de fabrikant van de auto
als niet geschikt zijn beoordeeld, kunnen sys‐
temen beschadigen of functies kunnen niet
meer worden uitgevoerd. Er bestaat gevaar
voor schade. Alleen accu's gebruiken die door
de fabrikant van de auto als geschikt zijn aan‐
gemerkt.◀
De voertuigaccu na het vervangen door een
Service Partner of een gekwalificeerde specia‐
list bij de auto laten aanmelden, zodat alle
comfortfuncties onbeperkt beschikbaar zijn en
evt. betreffende Check-Control-meldingen
niet meer worden weergegeven.
Accu opladen
Algemeen
Erop letten dat de accu voldoende opgeladen
is, om de volle levensduur van de accu te ga‐ randeren.
In de volgende gevallen kan het opladen van
de accu noodzakelijk zijn:▷Bij frequente korte trajecten.▷Bij lange standtijden van meer dan een
maand.Aanwijzingen
ATTENTIE
Bij acculaders voor de voertuigaccu kun‐
nen hoge spanningen en stromen optreden,
waardoor het 12V-boordnet overbelast of be‐
schadigd kan raken. Er bestaat gevaar voor
schade. Acculaders voor de voertuigaccu al‐
leen op de starthulp-aanklempunten in de mo‐
torruimte aansluiten.◀
Aanklempunten starthulp Alleen met afgezette motor via de starthulp-
aanklempunten, zie pagina 212, in de motor‐
ruimte laden.
Acculader
Speciaal voor de auto ontwikkelde en op het
boordnet afgestemde boordnet afgestemde
acculaders zijn verkrijgbaar bij een Service
Partner of een gekwalificeerde specialist.
Stroomonderbreking
Na een tijdelijke stroomonderbreking moeten
sommige modellen opnieuw geïnitialiseerd
en/of individuele instellingen worden geactuali‐
seerd, bijv.:▷Stoel- en spiegelgeheugen: posities op‐
nieuw opslaan.▷Tijd: instellen.▷Datum: instellen.▷Glazen dak en schuifpaneel: systeem initia‐
liseren, zie pagina 46.
Oude accu verwerken
Oude batterijen door een Service Part‐
ner of een gekwalificeerde specialist la‐ ten afvoeren of op een verzamelpunt
afgeven.
Gevulde accu's moeten tijdens het vervoer en
de opslag rechtop staan. Tijdens het transport
tegen omvallen beveiligen.
Seite 208MobiliteitVervangen van onderdelen208
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
ATTENTIE
Bij het slepen van de auto met alleen een
opgetilde voor- of achteras kan de auto wor‐
den beschadigd. Er bestaat gevaar voor
schade. De auto alleen laten transporteren op
een oprijwagen.◀
ATTENTIE
Bij het omhoogbrengen van de auto aan
het sleepoog en delen van de carrosserie of
het onderstel kunnen beschadigingen optre‐
den. Er bestaat gevaar voor schade. De auto
met geschikt gereedschap omhoogbrengen.◀
Steptronic versnellingsbak: transporteren van uw auto
Opmerking Uw auto mag niet worden weggesleept.
Daarom in geval van pech contact opnemen
met een Service Partner of een gekwalifi‐
ceerde specialist.
ATTENTIE
Bij het slepen van de auto met alleen een
opgetilde voor- of achteras kan de auto wor‐
den beschadigd. Er bestaat gevaar voor
schade. De auto alleen laten transporteren op
een oprijwagen.◀
Takelwagen
De auto alleen laten transporteren op een op‐
rijwagen.
ATTENTIE
Bij het omhoogbrengen van de auto aan
het sleepoog en delen van de carrosserie of
het onderstel kunnen beschadigingen optre‐
den. Er bestaat gevaar voor schade. De auto
met geschikt gereedschap omhoogbrengen.◀
Het sleepoog aan de voorkant alleen voor het
manoeuvreren gebruiken.
Slepen van andere auto's
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Het toelaatbare totaalgewicht van de
trekkende auto mag niet lager zijn dan dat van
de te slepen auto, anders kunt u de controle
over de voertuigen verliezen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen! Erop letten dat het totaalge‐
wicht van de trekkende auto hoger is dan het
gewicht van de gesleepte auto.◀
ATTENTIE
Bij een verkeerde bevestiging van de
sleepstang of de sleepkabel kunnen andere
onderdelen van de auto worden beschadigd.
Er bestaat gevaar voor schade. Sleepstang of
sleepkabel correct aan het sleepoog bevesti‐
gen.◀▷Afhankelijk van de wettelijke bepalingen de
waarschuwingsknipperlichtinstallatie in‐
schakelen.▷Als de elektrische installatie is uitgevallen,
de weg te slepen auto herkenbaar maken
door bijv. een waarschuwingsbord of geva‐
rendriehoek achter de achterruit te plaat‐
sen.
Sleepstang
De sleepogen moeten bij beide auto's aan de‐
zelfde kant zitten.
Wanneer de sleepstang alleen schuin kan wor‐
den aangebracht moet op het volgende wor‐
den gelet:
Seite 214MobiliteitHulp in geval van pech214
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
Frequentie en omvang van het onderhoud
daarop afstemmen.
Agressieve stoffen, zoals gemorste brandstof,
olie, vet of vogeluitwerpselen direct verwijde‐
ren, om lakveranderingen of -verkleuringen te
voorkomen.
Lederonderhoud
Het leder geregeld met een doek of stofzuiger
reinigen.
Stof en straatvuil schuren anders in de poriën
en plooien en leiden tot een sterke slijtage als‐
mede tot een vroegtijdige verharding van het
lederoppervlak.
Om verkleuringen door bijv. kleding te vermij‐
den, leder ongeveer om de twee maanden ver‐
zorgen.
Lichtgekleurd leder vaker reinigen omdat vuil
daarop duidelijker zichtbaar is.
Lederverzorgingsmiddel gebruiken, omdat vuil
en vet anders langzaam de beschermende laag
van het leder aantasten.
Geschikte verzorgingsmiddelen zijn verkrijg‐
baar bij een Service Partner of een gekwalifi‐
ceerde specialist.
BekledingsstofonderhoudRegelmatig met een stofzuiger afzuigen.
Bij sterke verontreinigingen, bijv. drankvlekken,
een zachte spons of een microvezeldoek met
geschikte interieurreiniger gebruiken.
Grote bekledingsvlakken tot aan de naden rei‐
nigen. Krachtig wrijven vermijden.
ATTENTIE
Geopende klittenbandsluitingen van kle‐
dingstukken kunnen de stoelbekleding be‐
schadigen. Er bestaat gevaar voor schade. Let
op dat alle klittenbandsluitingen gesloten
zijn.◀Onderhoud van speciale delen
Lichtmetalen velgen Bij reiniging van de auto alleen neutraal reini‐
gingsmiddel voor velgen met een pH-waarde
van 5 tot 9 gebruiken. Geen bijtende reini‐ gingsmiddelen of stoomreinigers boven 60 ℃
gebruiken. Aanwijzingen van de fabrikant in
acht nemen.
Agressieve, zuurhoudende of alkalische reini‐
gingsmiddelen kunnen de beschermlaag van
naburige onderdelen zoals bijv. remschijven
aantasten.
Chroomachtige oppervlakken
Onderdelen zoals bijv. radiatorgrille of portier‐
grepen vooral bij contact met strooizout met voldoende water en evt. shampoo zorgvuldig
reinigen.
Rubberdelen Door milieu-invloeden kunnen bij rubberdelen
vervuiling van het oppervlak en verlies van
glans optreden. Voor het reinigen alleen water
en geschikte verzorgingsmiddelen gebruiken.
De fabrikant van uw auto adviseert originele
BMW verzorgingsproducten.
In het bijzonder zwaarbelaste rubberdelen re‐
gelmatig met onderhoudsmiddel voor rubber
behandelen. Voor het onderhoud van afdicht‐
rubbers geen siliconenhoudend onderhouds‐
middel gebruiken, om beschadigingen of wind‐
geruis te voorkomen.
Edelhouten delen Houten panelen en van hout vervaardigde de‐
len mogen uitsluitend met een vochtige doek
worden gereinigd. Vervolgens met een zachte
doek drogen.
Kunststof onderdelen
Daartoe behoren:▷Oppervlakken van kunstleer.▷Dakhemel.Seite 219VerzorgingMobiliteit219
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
ATTENTIE
Het oppervlak van displays kan door on‐
deskundig reinigen worden beschadigd. Er be‐
staat gevaar voor schade. Niet te hard drukken
en geen krassende materialen gebruiken.◀
Gebruik voor de reiniging een schone, antista‐
tische microvezeldoek.
Auto buiten bedrijf stellenWanneer de auto langer dan drie maanden bui‐
ten bedrijf gesteld wordt, moeten bijzondere
maatregelen getroffen worden. Meer informa‐
tie is verkrijgbaar bij een Service Partner of een
gekwalificeerde specialist.Seite 221VerzorgingMobiliteit221
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15