ELEKTRISCH
STUURBEKRACHTIGING
Dit systeem werkt alleen als de contactsleutel in de stand MAR-ON
staat en bij draaiende motor. Met de stuurbekrachtiging kan de
bestuurder de benodigde kracht voor het verdraaien van het stuurwiel
regelen in functie van de rijomstandigheden.
Met de DNA-standen van de “Alfa DNA Systeem” hendel kunnen
verschillende stuurbekrachtigingmodussen worden gekozen (zie de
paragraaf “Alfa DNA-Systeem”).
Demontage-/montagewerkzaamheden, waarvoor
wijzigingen in de stuurinrichting of de stuurkolom
vereist zijn (bv. bij montage van een
diefstalbeveiliging) zijn ten strengste verboden. Zulke
werkzaamheden kunnen de prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar brengen waardoor de auto
niet meer aan de typegoedkeuring voldoet.
Zet altijd de motor uit en verwijder de contactsleutel uit
het slot om het stuurwiel te vergrendelen, alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voeren, in het
bijzonder wanneer de wielen van de auto los van de grond
staan.
MONTAGE VAN
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN
Elektrische/elektronische systemen die na aanschaf van de auto door
de aftersales-service worden gemonteerd, moeten van het volgende
merkteken zijn voorzien: fig. 85
Fiat Auto S.p.A. autoriseert de montage van zend-/
ontvangstapparatuur op voorwaarde dat deze door een
gespecialiseerd bedrijf op vakkundige wijze en overeenkomstig de
aanwijzingen van de fabrikant wordt uitgevoerd.
BELANGRIJK In geval van montage van systemen waarbij de
kenmerken van de auto worden gewijzigd, kan het kentekenbewijs
door de bevoegde instanties ingenomen worden. Dit kan ook de
ongeldigheid van de garantie met zich meebrengen voor defecten
veroorzaakt door voornoemde wijziging of die direct of indirect hierop
terug te voeren zijn.
Fiat Group Automobiles S.p.A. wijst elke aansprakelijkheid af voor
schade die het gevolg is van montage van accessoires die niet door
Fiat Group Automobiles S.p.A. zijn geleverd of aanbevolen en die niet
conform de verschafte aanwijzingen zijn gemonteerd.
fig. 85DISPOSITIVI-ELETTRONICI
101
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Voor een correcte werking van het systeem mogen de
sensoren nooit bevuild zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs.
Zorg ervoor dat ze tijdens het reinigen niet gekrast of
beschadigd worden. Vermijd het gebruik van droge, ruwe of harde
doeken. De sensoren moeten met schoon water worden gewassen,
waaraan eventueel autoshampoo is toegevoegd. Wanneer speciale
reinigingsapparaten worden gebruikt, zoals stoomreinigers of
hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren zeer snel en houd de straal
op minstens 10 cm afstand.
Voor het overspuiten van de bumpers of eventueel
bijwerken van de laklaag in de zone van de sensoren,
dient men zich uitsluitend tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk te richten. Het verkeerd opbrengen van de lak
kan de werking van de parkeersensoren negatief beïnvloeden.
De verantwoordelijkheid voor de parkeermanoeuvres
ligt echter altijd bij de bestuurder. Controleer tijdens
deze manoeuvres altijd of er geen mensen (in het
bijzonder kinderen) of dieren in het manoeuvregebied aanwezig
zijn. De parkeersensoren dienen als hulp voor de bestuurder,
die echter nooit zijn aandacht mag laten verslappen tijdens
potentieel gevaarlijke manoeuvres, ook al worden ze met lage
snelheden verricht.
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN
Let tijdens parkeermanoeuvres in bijzondere mate op obstakels die
zich boven of onder de sensoren kunnen bevinden.
Onder bepaalde omstandigheden kunnen voorwerpen achter de auto
niet gedetecteerd worden en kunnen zo schade aan de auto
veroorzaken of zelf beschadigd raken.
De volgende omstandigheden kunnen de werking van de
parkeersensoren beïnvloeden:
❒verminderde gevoeligheid van de sensoren en afname van de
prestaties van het systeem kunnen te wijten zijn aan de
aanwezigheid van ijs, sneeuw, modder, dikke verf op de sensoren;
❒de sensor kan een onbestaand voorwerp (echogeluid) wegens
mechanische geluiden detecteren, bijvoorbeeld tijdens het wassen
van de auto, in geval van regen, sterke wind, hagel;
❒De door de sensoren verzonden signalen kunnen ook gewijzigd
worden door ultrasoonsystemen (bijv. pneumatisch remsysteem
of pneumatische hamers) in de buurt van de auto.
❒de prestaties van het parkeerhulpsysteem kunnen ook beïnvloed
worden door de positie van de sensoren. Als bijvoorbeeld de
geometrie gewijzigd wordt (door slijtage van de schokdempers,
wielophanging), de auto te veel beladen is, of speciale afstellingen
worden uitgevoerd die de auto lager zetten;
❒De detectie van obstakels in het hoge gedeelte van de auto kan niet
gegarandeerd zijn, aangezien het systeem obstakels detecteert die
de auto in het lage gedeelte kunnen raken.
104
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
TPMS (Tyre Pressure
Monitoring System)
(voor bepaalde versies/markten)
Mogelijk is de auto uitgerust met een bewakingssysteem voor de
bandenspanning (TPMS) dat de bestuurder waarschuwt als er een
onjuiste spanning wordt geconstateerd met de meldingen
"Bandenspanning controleren" en "Lage bandenspanning" die op de
display worden weergegeven.
Dit systeem omvat een RF-zender die op elk wiel is gemonteerd (op de
wielvelg in de band) en die gegevens aangaande de
spanningswaarde van elke band naar de regeleenheid stuurt.
BELANGRIJKE INFORMATIE OVER HET
TPMS-SYSTEEM
De storingsindicaties worden niet opgeslagen en worden bij de
volgende start dus niet meer weergegeven.
Als de storing blijft optreden, zal de regeleenheid pas na een rit van
korte duur een melding op het instrumentenpaneel doen verschijnen.
De aanwezigheid van het TMPS-systeem heeft niet tot
gevolg dat de bestuurder de bandenspanning niet
regelmatig hoeft te controleren, met inbegrip van het
reservewiel.
Controleer de bandenspanning bij koude banden. Als
de bandenspanning om welke reden dan ook bij
warme banden moet worden gecontroleerd, dan mag
de druk niet worden verlaagd, ook wanneer de gemeten waarde
hoger is dan de voorgeschreven drukwaarde. Controleer de
bandenspanning nadien nogmaals bij koude banden.
Als een of meerdere wielen zonder sensoren is
gemonteerd, dan is het systeem niet beschikbaar en
wordt een melding op de display weergegeven tot de
4 wielen met sensoren zijn gemonteerd.
Het TPMS-systeem waarschuwt niet bij plots
drukverlies (bijvoorbeeld bij en klapband). Breng in
dergelijke gevallen de auto tot stilstand en voorkom
bruuske stuurbewegingen.
Wanneer standaard banden moeten worden
vervangen door winterbanden (en omgekeerd) moet
het TPMS-systeem hierop worden afgesteld, dit mag
alleen door het Alfa Romeo Servicenetwerk worden verricht.
105
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Schommelende buitentemperaturen kunnen de
bandenspanningg beïnvloeden. Het TPMS-systeem kan
tijdelijk een onvoldoende drukwaarde aangeven.
Controleer in dergelijke gevallen de bandenspanning bij koude
banden en herstel zo nodig de juiste spanningswaarde.
Wanneer een wiel wordt vervangen, is het raadzaam
ook de bijbehorende rubberen klepafdichting te
vervangen: raadpleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Bij de montage/demontage van een band en velg moeten
specifieke voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen; om
schade of een verkeerde montage van de sensoren te
voorkomen, moeten deze werkzaamheden alleen door
gespecialiseerd personeel worden uitgevoerd. Raapleeg het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
Intense storingen op bepaalde radiofrequenties kan de
juiste werking van het TPMS-systeem belemmeren.
Dit wordt aangegeven met een bericht op de display.
De melding verdwijnt automatisch zodra de storing is
verdwenen.
De bij de auto geleverde bandenreparatiekit ("Fix&Go
Automatic") is compatibel met de TPMS-sensoren; het
gebruik van afdichtmiddelen die niet gelijkwaardig zijn
aan het middel uit de oorspronkelijke kit kunnen de werking negatief
beïnvloeden. Als andere dan de originele afdichtmiddelen worden
gebruikt, wordt geadviseerd de TPMS-sensoren te laten controleren
door een gekwalificeerd reparatiecentrum.
106
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Voor een juist gebruik van het systeem, zie de onderstaande tabel wanneer de wielen/banden moeten worden vervangen:
BewerkingAanwezigheid van de
sensorStoringsmeldingIngreep Alfa Romeo
Servicenetwerk
––JARaapleeg het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
Wiel verwisselen met
noodreservewielNEE JA Repareer het beschadigde wiel
Wiel verwisselen met
winterbandenNEE JARaapleeg het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
Wiel verwisselen met
winterbandenJA NEE –
Wiel verwisselen met een wiel met
andere afmetingen
(*)JA NEE –
Wielen verwisselen
(voor/achter)
(**)JA NEE –
(*)Als een mogelijk alternatief aangegeven in het Instructieboek en beschikbaar in het Alfa Romeo Lineaccessori-assortiment.
(**)Niet kruiselings (banden moeten aan dezelfde kant gemonteerd blijven).
107
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK Als de achterbankleuning na het neerklappen weer in de
normale stand wordt geplaatst, controleer dan of de veiligheidsgordels
zodanig geplaatst zijn dat ze klaar voor gebruik zijn.
Controleer of de rugleuning aan beide zijden goed is
vergrendeld (rode strepen B fig. 91 onzichtbaar) om te
voorkomen dat de rugleuning bij bruusk remmen naar
voren kan klappen en zo de inzittenden kan verwonden.
S.B.R. SYSTEEM
(Seat Belt Reminder)
Dit systeem bestaat uit een geluidssignaal dat, samen met het branden
van de lampjes
op het frame van de achteruitkijkspiegel (zie fig.
92), de passagiers voor en achter waarschuwt dat hun
veiligheidsgordel niet is omgelegd.
Neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk om het
SBR-systeem permanent te laten uitschakelen.
Het SBR-systeem kan te allen tijde via het Setup menu opnieuw worden
ingeschakeld (zie "Menuopties" in de paragraaf “Kennismaking met
de auto”).
De waarschuwingslampjes kunnen rood of groen zijn en ze werken als
volgt:
❒1 = linker voorstoel (toestand bestuurder voor versies met stuur
links);
❒2 = links op de achterbank (passagier);
❒3 = middelste zitplaats achterbank (passagier);
fig. 91A0J0182fig. 92A0J0308
112
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
GORDELSPANNERS
De veiligheidsgordels voor zijn voorzien van gordelspanners die bij
een heftige frontale botsing de gordel enige centimeters aantrekt. Op
die manier worden de inzittenden veel beter op hun plaats gehouden
en wordt de voorwaartse beweging ingeperkt.
Wanneer de gordelspanners hebben gewerkt; rolt de gordel niet meer
op.
De auto is ook uitgerust met een tweede gordelspanner (nabij de
dorpellijst). Wanneer die wordt ingeschakeld, wordt de metalen kabel
verkort.
Tijdens de werking van de gordelspanner kan er een wat rook
ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op brandgevaar.
BELANGRIJK Voor een maximale bescherming door de
gordelspanners moet de veiligheidsgordel zo worden omgelegd dat hij
goed op borst en bekken aansluit.
De gordelspanner behoeft geen onderhoud of smering: elke
verandering van de oorspronkelijke conditie zal de werking ervan
benadelen. Als de gordelspanner door uitzonderlijke natuurlijke
gebeurtenissen (bijv. overstromingen, vloedgolven enz.) met water
en/of modder in contact is geweest, neem dan contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk om hem te laten vervangen.
De gordelspanner is voor éénmalig gebruik bestemd.
Na activering dient men zich te wenden tot het
Erkende Alfa Romeo Servicenetwerk om de
gordelspanner te laten vervangen.
Werkzaamheden die leiden tot stoten, trillingen of
plaatselijke verhitting in de zone rondom de
gordelspanners (meer dan 100°C gedurende ten hoogste 6
uur) kunnen de gordelspanners beschadigen of in werking doen
treden. Neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk voor
eventuele werkzaamheden aan deze componenten.
KRACHTBEGRENZERS
Voor een nog betere bescherming van de inzittenden bij een ongeval,
zijn de oprolautomaten van de gordels voor voorzien van een
krachtbegrenzer die bij een frontale aanrijding de piekbelasting op de
borst en schouders beperken.
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN VOOR
HET GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Neem alle plaatselijke wettelijke voorschriften met betrekking tot het
gebruik van veiligheidsgordels in acht en zorg ervoor dat ook de
overige inzittenden dit doen. Leg de veiligheidsgordel altijd om
alvorens weg te rijden.
Ook zwangere vrouwen moeten de veiligheidsgordel omleggen: voor
zwangere vrouwen en het ongeboren kind wordt het risico op
verwondingen bij een ongeval fors ingeperkt als de gordel wordt
gedragen.
Natuurlijk moeten zwangere vrouwen wel het onderste deel van de
gordel lager omleggen, zodat de gordel over het bekken en onder de
buik komt fig. 93.
114
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Zorg dat de gordelband nooit gedraaid is. Het bovenste
gordelgedeelte moet over de schouder en schuin over de borst liggen.
Het onderste gordelgedeelte moet over het bekken fig. 94 en dus
niet over de buik van de inzittende liggen. Steek nooit voorwerpen
(wasknijpers, klemmen enz.) tussen de gordel en het lichaam van de
inzittende.Voor optimale bescherming moet de rugleuning
rechtop gezet worden, moet men goed tegen de
rugleuning aanzitten en moet de gordel goed
aansluiten op de borst en het bekken. Draag altijd
veiligheidsgordels, zowel voor- als achterin! Rijden zonder
veiligheidsgordels doet bij een ongeval het risico op ernstige
verwondingen toenemen en kan zelfs de dood tot gevolg
hebben.
Elke gordel kan slechts een enkele persoon beschermen. Vervoer nooit
kinderen op de schoot van inzittenden met één veiligheidsgordel
voor beiden fig. 95. Steek geen enkel voorwerp tussen de gordel en
het lichaam van een inzittende.
Het is ten strengste verboden onderdelen van de
veiligheidsgordel of gordelspanner te demonteren of
aan te passen. Werkzaamheden aan deze onderdelen
moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd en erkend
personeel. Raapleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk.
fig. 93A0J0401
fig. 94A0J0095fig. 95A0J0096
115
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER