Page 185 of 280
NIVEAUS CONTROLEREN
Wees voorzichtig bij het bijvullen en meng nooit
verschillende soorten vloeistoffen: alle vloeistoffen zijn
specifiek en het mengen ervan kan de auto ernstig
beschadigen.
Rook nooit tijdens het uitvoeren van werkzaamheden
in de motorruimte: er kunnen ontvlambare gassen
en dampen vrijkomen die brand kunnen veroorzaken.
Wees bijzonder voorzichtig bij het uitvoeren van
werkzaamheden in de motorruimte bij warme motor:
gevaar voor brandwonden. Vergeet niet dat bij een
warme motor de ventilator onverwacht kan inschakelen: gevaar
voor letsel. Sjaals, dassen of andere loszittende kleding kunnen
door de bewegende onderdelen worden meegetrokken.
181
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 186 of 280
F
E
CD
B
A
fig. 161 - Turbo TwinAir versiesA0J0380182
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 187 of 280
fig. 162 - 1.4 BenzineversiesA0J0300
183
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 188 of 280
fig. 163 - 1.4 Turbo MultiAir-versiesA0J0283
184
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 189 of 280
fig. 164 - 1.3 JTDM-2versiesA0J0411
185
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 190 of 280
fig. 165 - 1.6 JTDMversiesA0J0200186
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 191 of 280

MOTOROLIE
Controleer of het oliepeil tussen de referentietekens MIN en MAX staat
op de peilstok A.
Als het oliepeil dichtbij of onder het referentieteken MIN staat, olie
toevoegen via vulopening B tot het peil het referentieteken MAX
bereikt.
Het oliepeil mag het referentieteken MAX nooit
overschrijden.
1.4 Benzine, 1.4 Turbo MultiAir, 1.3 JTDM-2, 1.6 JTDMversies
Neem de oliepeilstok A uit, maak hem schoon met een niet pluizende
doek en breng hem weer in. Neem de peilstok weer uit en controleer
of het peil zich tussen het MIN- en MAX-teken op het reservoir bevindt.
Turbo TwinAir versies
De motoroliepeilstok A is in de dop B geïntegreerd. Draai de dop los,
maak de peilstok schoon met een niet pluizende doek, plaats de
peilstok terug en draai de dop vast.
Draai de dop weer los en controleer of het motoroliepeil zich tussen
het MIN- en MAX-teken op de peilstok bevindt.
Motorolieverbruik
Gewoonlijk ligt het maximale motorolieverbruik op 400 gram per
1000 km. Tijdens de eerste gebruiksperiode van de auto, moet de
motor worden ingereden. Daarom is het motorolieverbruik pas stabiel
na de eerste 5.000 - 6.000 km.
Vul geen olie bij met andere kenmerken dan de olie
waarmee de motor is gevuld.
Uitgewerkte motorolie en oude motoroliefilters bevatten
stoffen die schadelijk zijn voor het milieu. Neem contact op
met het Alfa Romeo Servicenetwerk om de olie en filters
te laten vervangen.
MOTORKOELVLOEISTOF
Draai, als het niveau te laag is, de reservoirdop C los en vul de
vloeistof bij zoals vermeld in het hoofdstuk "Technische gegevens".
Het motorkoelsysteem moet worden gevuld met PARAFLUUP
antivries. Vul koelvloeistof bij met dezelfde kenmerken als
de koelvloeistof waarmee het koelsysteem reeds is gevuld.
PARAFLU
UPmag niet met andere typen vloeistoffen worden gemengd.
Mocht dit toch gebeuren, start de motor dan in geen geval. Raapleeg
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Het koelsysteem staat onder druk. Vervang de dop,
indien nodig, uitsluitend door een andere originele
dop, anders kan de werking van het systeem in
gevaar gebracht worden. Verwijder de dop van het reservoir niet
als de motor heet is: u loopt het risico van brandwonden.
187
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 192 of 280

VLOEISTOF VOOR RUITENSPROEIERS/
ACHTERRUITSPROEIER
Als het niveau te laag is, maak de reservoirdop D los en vul de
vloeistof bij zoals vermeld in het hoofdstuk "Technische gegevens".
Rijd nooit met een leeg ruitensproeierreservoir:
ruitensproeiers zijn van fundamenteel belang voor een
goed zicht. Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn licht ontvlambaar. De motorruimte
omvat warme onderdelen die bij contact met de vloeistof brand
kunnen veroorzaken.
REMVLOEISTOF
Controleer of de vloeistof op het maximumniveau staat.
Als het vloeistofniveau te laag is, draai dan de reservoirdop E los en
vul de vloeistof vermeld in het hoofdstuk "Technische gegevens" bij.
Vermijd elk contact tussen de uiterst corrosieve remvloeistof
en de gelakte delen. Spoel bij contact onmiddellijk af met
water.
Remvloeistof is giftig en uiterst corrosief. Als er per
ongeluk remvloeistof gemorst wordt, moeten de
betrokken delen onmiddellijk worden gewassen met
water en neutrale zeep. Vervolgens met veel water afspoelen. In
geval van inslikken onmiddellijk een arts raadplegen.
Het symboolop het reservoir geeft aan dat een
synthetische remvloeistof moet worden gebruikt, dus
geen minerale remvloeistof. Het gebruik van minerale
vloeistoffen kan de speciale rubbers in het remsysteem
onherstelbaar beschadigen.
188
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER