BELANGRIJK
72)Breng geen stickers of andere
voorwerpen op het stuurwiel of op het
deksel van de passagiersairbag aan. Plaats
nooit voorwerpen op het dashboard aan
passagierszijde, omdat deze het correct
openen van de passagiersairbag kunnen
hinderen en de inzittenden kunnen
verwonden.
73)Rijd altijd met de handen op de rand
van het stuurwiel zodat de airbag indien
nodig ongehinderd opgeblazen kan
worden. Rijd niet met voorover gebogen
lichaam. Houd de rug goed rechtop tegen
de rugleuning gedrukt.
74)Instructies voor het uitschakelen van de
frontairbag aan passagierszijde zijn te
vinden in de paragraaf "Menuopties" in het
hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel". Denk eraan dat de
airbag in deze omstandigheden NIET in
werking zal treden wanneer dat nodig is
(ongeval).
75)Leun niet met uw hoofd, armen of
ellebogen tegen het portier om letsel te
voorkomen wanneer de airbag in werking
treedt.
76)Steek nooit het hoofd, de armen of
ellebogen uit het raam.77)Als het
lampje niet gaat branden als
de contactsleutel naar MAR wordt
gedraaid, of blijft branden tijdens het rijden
(bij sommige versies verschijnt er ook een
bericht op het display), dan is er mogelijk
een storing in de veiligheidssystemen. In
dat geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd worden bij
een ongeval of (in een zeer beperkt aantal
gevallen), op onjuiste wijze geactiveerd
worden. Laat het systeem onmiddellijk
controleren door een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt alvorens verder te rijden.
78)Reis niet met voorwerpen op schoot of
voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.): deze kunnen ernstig letsel
veroorzaken als de airbag in werking treedt.
79)Laat bij diefstal of poging tot diefstal,
vandalisme of overstromingen het
airbagsysteem door een Speciaal Alfa
Romeo Servicepunt controleren.
80)Als de contactsleutel in stand MAR
staat of wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Vergeet ook niet dat als de
sleutel in de stand STOP staat, er bij een
ongeval geen enkel veiligheidssysteem
(airbag of gordelspanners) wordt
geactiveerd. In dat geval duidt de
niet-activering dus niet op een storing van
het systeem.
81)Wanneer de contactsleutel naar MAR
wordt gedraaid, gaat het
lampje
gedurende de eerste 4 seconden continu
branden. Als het lampje blijft branden, dan
betekent dit dat de bescherming voor de
passagier is uitgeschakeld; als het lampje
uitgaat dan is de bescherming van de
passagier daarentegen ingeschakeld.82)De activeringsdrempel van de
frontairbag is hoger dan die van de
gordelspanners. Bij aanrijdingen die tussen
deze twee drempelwaarden liggen, treden
alleen de gordelspanners in werking.
83)De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid. Omdat de frontairbags
niet worden geactiveerd bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden in deze gevallen de
inzittenden uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd, die dus altijd
gedragen moeten worden.
102
VEILIGHEID
g
MOTOR STARTEN
Procedure84) 85) 86)
trap het rempedaal in;
draai de contactsleutel naar AVV en
laat deze los zodra de motor start.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Als de motor niet bij de eerste poging
start, draai dan de contactsleutel naar
de stand STOP alvorens de procedure
te herhalen.
Als, met de contactsleutel in de
stand MAR, het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel samen
met het waarschuwingslampje
blijft
branden, draai dan de sleutel naar
STOP en weer terug naar MAR; als het
waarschuwingslampje blijft branden,
probeer dan met de andere sleutels die
bij de auto zijn geleverd. Neem contact
op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt als de motor nog steeds
niet gestart kan worden.
Laat de contactsleutel nooit in de
MAR stand als de motor is
uitgeschakeld.
GESTARTE MOTOR
OPWARMEN
Procedurerijd langzaam weg en laat de motor
bij gemiddelde toerentallen draaien.
Geef niet abrupt gas;
verlang in het begin geen maximaleprestaties. Wacht tot de wijzer van de
digitale koelvloeistoftemperatuurmeter
begint te bewegen.
MOTOR UITZETTEN
Procedure
Draai de contactsleutel naar de stand
STOP terwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK Voordat de motor na een
zware rit wordt uitgezet, moet men hem
enkele minuten stationair laten draaien.
Hierdoor kan de temperatuur in de
motorruimte dalen.
BELANGRIJK
84)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en andere
giftige gassen.
85)De rembekrachtiging werkt niet zolang
de motor niet is gestart; om die reden is
meer kracht dan normaal benodigd voor de
bediening van het rempedaal.
86)Probeer de motor nooit te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan de
katalysator worden beschadigd.
BELANGRIJK
8)Tijdens de eerste gebruiksperiode
adviseren wij om overmatige belasting van
de auto te voorkomen (bijvoorbeeld hard
accelereren, lang rijden met hoge toeren,
abrupt remmen, enz.).
9)Laat de startinrichting nooit in de stand
MAR staan als de motor is afgezet, zodat
de accu niet onnodig wordt ontladen.
10)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is, vooral voor motoren met
turbocompressor, schadelijk.
104
STARTEN EN RIJDEN
g
8) 9)
10)
PARKEREN
Verwijder altijd de contactsleutel als de
auto wordt verlaten.
Ga bij het parkeren en verlaten van de
auto als volgt te werk:
schakel een versnelling in (eerste als
op een helling omhoog wordt
geparkeerd en achteruit bij een helling
omlaag) en zet de wielen iets gedraaid.
zet de motor af en trek de handrem
aan.
Als de auto op een steile helling wordt
geparkeerd, blokkeer de wielen dan
met wiggen of stenen.
Wacht tot de ingeschakelde versnelling
van het display verdwijnt voordat u het
rempedaal loslaat.
87)
BELANGRIJK: laat de autoNOOIT
achter met de versnellingsbak in de
vrijstand.
HANDREM
Trek, om de handrem in te schakelen,
de hendel A fig. 75 omhoog totdat de
auto is geblokkeerd. Bij aangetrokken
handrem en contactsleutel in de stand
MAR, gaat het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel
branden.
Trek, om de handrem los te zetten,
hendel A iets omhoog, druk knop B in,
houd deze ingedrukt en laat de hendel
zakken. Het
waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel gaat uit.
Vier of vijf klikken zijn over het algemeenvoldoende wanneer het voertuig op een
vlakke ondergrond staat, terwijl er wel
tien of elf nodig zijn als het voertuig met
belading op een steile helling staat.
88)
BELANGRIJK Tijdens deze handelingen
moet het rempedaal ingetrapt blijven.
BELANGRIJK
87)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter. Verwijder altijd de sleutel uit
het contactslot als de auto wordt verlaten
en neem de sleutel mee.
88)De auto moet geblokkeerd zijn na
enkele klikken van de handrem: als dat niet
zo is, contact opnemen met het Alfa
Romeo Servicenetwerk om de handrem te
laten afstellen. Parkeer het voertuig altijd op
veilige wijze, zoals aangegeven in de
wegenverkeerswet en zoals hierboven
beschreven.
GEBRUIK VAN DE
VERSNELLINGSBAK
De 4C is voorzien van de TCT
6-versnellingsbak met dubbele
drogeplaatkoppeling met
schakelpeddels achter het stuur. Dit is
een geavanceerde technische
oplossing die de combinatie biedt van
de bediening van een handgeschakelde
versnellingsbak, de directheid van een
sequentieel systeem en het gemak van
de mogelijkheid om een automatisch
keuzeprogramma te selecteren zonder
de vertraging van een conventionele
automatische transmissie.
Met de sleutel uit het contactslot, zal
het systeem geen enkele actie uitvoeren
wanneer de knoppen op het
bedieningspaneel van de transmissie
op de centrale tunnel fig. 76 worden
bediend, ongeacht de druk die op het
rempedaal wordt uitgeoefend. De
transmissie zal daarom in de toestand
blijven waarin deze verkeerde toen de
motor werd afgezet.
75A0L0066
105
g
paragraaf "Lampjes en berichten"), dan
moet de procedure “Vertraagde start”
gebruikt worden: houd de sleutel
minstens 7 seconden in de stand AVV
terwijl het rempedaal ingetrapt wordt
gehouden en de motor zal starten. Het
systeem zal in de "recovery" toestand
blijven.
Neem contact op met een speciaal Alfa
Romeo Servicepunt als de motor niet
start.
Wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend, schakelt het systeem het
hydraulische gedeelte in, zodat dit
gereed is als de motor vervolgens
wordt gestart.
WEGRIJDEN MET DE
AUTO
De auto kan zowel in de 1e versnelling
als in de achteruit (R) wegrijden.
Opmerkingen (met betrekking tot
het starten van de auto)
De versnellingen kunnen alleen
ingeschakeld worden als het rempedaal
wordt ingetrapt. Als het rempedaal niet
is ingetrapt, verschijnt er een speciaal
bericht op het display.
Het is niet mogelijk om in een hogere
versnelling dan de 1e weg te rijden: als
dit geprobeerd wordt, toont het display
een speciaal bericht.
Bij wegrijden op een vrij steile helling,
wordt geadviseerd de handrem te
gebruiken.Inschakeling 1e versnelling
Ga als volgt te werk:
trap het rempedaal in;
druk op de knop1op het
bedieningspaneel van de
versnellingsbak;
laat het rempedaal los en trap het
gaspedaal in.
Inschakeling achteruitversnelling
(R)
De achteruitversnelling (R) kan alleen
worden ingeschakeld als de auto
stilstaat en het rempedaal ingetrapt is.
Ga als volgt te werk:
trap het rempedaal in (bij volledig
stilstaande auto);
druk op de knop R op het
bedieningspaneel van de
versnellingsbak;
laat het rempedaal los en trap het
gaspedaal in. Als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, klinkt er een
geluidssignaal (voor bepaalde
versies/markten).
Als het rempedaal niet is ingetrapt (en
de auto stilstaat), verschijnt er een
speciaal bericht op het display en
schakelt het systeem automatisch de
vrijstand (N) in.
BELANGRIJK Als de auto rijdt, dan
wordt het verzoek geaccepteerd en
uitgevoerd als binnen 3 seconden na
het schakelverzoek, de voertuigsnelheid
minder dan 3 km/h bedraagt: als hetschakelverzoek niet wordt uitgevoerd,
zal het systeem de versnelling
ingeschakeld houden, of indien de
snelheid onder 10 km/h zakt, de
versnellingsbak in de vrijstand (N)
zetten en vervolgens moet het
schakelverzoek herhaald worden.
INSCHAKELING
VRIJSTAND (N)
Bij stilstaande auto en contactsleutel in
de stand MAR (ongeacht de toestand
van de motor), kan de vrijstand (N)
alleen ingeschakeld worden bij ingetrapt
rempedaal.
Als de auto rijdt kan de vrijstand (N)
altijd ingeschakeld worden, ongeacht
de druk die op het rem- en gaspedaal
wordt gezet.
Op het display verschijnt de letterN
samen met de ingeschakelde
bedieningswijze.
Om bij rijdende auto een versnelling in
te schakelen vanuit de vrijstand (N), op
knop1op het bedieningspaneel van de
versnellingsbak drukken (het rempedaal
hoeft niet ingetrapt te worden): de
versnellingsbak zal onmiddellijk de juiste
versnelling inschakelen overeenkomstig
de voertuigsnelheid.
Bij stilstaande auto en contactsleutel in
de stand MAR (ongeacht de toestand
van de motor), kan de 1e versnelling
alleen ingeschakeld worden bij ingetrapt
rempedaal.
108
STARTEN EN RIJDEN
g
LAUNCH CONTROL
De "Launch Control" strategie staat
starten met hoge prestaties toe.
Deze strategie kan ingeschakeld
worden bij stilstaand voertuig, "Race"
modus geselecteerd en 1ste versnelling
ingeschakeld.
De volgorde van de te verrichten
handelingen is als volgt:
trap het rempedaal in en houd het
ingetrapt;
trap het rempedaal in en houd het
ingetrapt;
druk op de "–" schakelpeddel achter
het stuur;
Wanneer het rempedaal wordt
losgelaten, start de auto met maximale
acceleratie. Als het gaspedaal ingetrapt
wordt gehouden, dan zal het systeem
automatisch opschakelen zodra het
beste motortoerental om te schakelen
is bereikt.
Onderbreek bovenstaande volgorde
van handelingen of laat het gaspedaal
los om deze strategie te verlaten.
DISPLAY-INFORMATIE
Als de contactsleutel naar de stand
MAR wordt gedraaid, toont het display
na ongeveer 1 seconde dat de
versnellingsbak in de vrijstand (N) staat.
Tijdens het rijden toont het display de
ingeschakelde versnelling en de actieve
werking (AUTOofMANUAL). Deaanduidingen op het display hebben de
volgende betekenissen:
N = vrijstand;
1 = eerste versnelling;
2 = tweede versnelling
3 = derde versnelling;
4 = vierde versnelling;
5 = vijfde versnelling;
6 = zesde versnelling;
R = achteruit.
De auto start altijd vanuit de vrijstand.
Wanneer de 1e versnelling wordt
verzocht, forceert het systeem de
selectie van deAUTOwerking.
BELANGRIJK: als met de contactsleutel
in de standMARhet display niet
binnen 10 seconden de ingeschakelde
versnelling aangeeft, draai dan de
sleutel naar de standSTOP, wacht tot
het display wordt uitgeschakeld en
herhaal de procedure. Neem, als het
probleem aanhoudt, contact op met
een speciaal Alfa Romeo Servicepunt.
GELUIDSSIGNAAL
Om veiligheidsredenen gaat er een
geluidssignaal af als de auto
geparkeerd wordt met de
versnellingsbak in de vrijstand (N) (dit
signaal wordt afgegeven als de
contactsleutel in de standSTOPwordt
gedraaid).
Bij stilstaande auto, draaiende motor en
ingeschakelde (1e) versnelling of (R),
geeft het systeem een geluidssignaal afen plaatst de versnellingsbak
automatisch in de vrijstand (N)
wanneer:
het gas- en/of rempedaal minstens
3 minuten niet wordt ingetrapt;
het rempedaal langer dan 10
minuten wordt ingetrapt;
het bestuurdersportier wordt
geopend en het gas- of het rempedaal
minstens anderhalve seconde niet
wordt ingetrapt;
er een storing is gedetecteerd in de
versnellingsbak.
DE AUTO PARKEREN
Ga bij het parkeren en verlaten van de
auto als volgt te werk:
schakel een versnelling in (1e
versnelling als op een helling omhoog
wordt geparkeerd en achteruit bij een
helling omlaag) en zet de wielen iets
gedraaid;
zet de motor af en trek de handrem
aan.
Als de auto op een steile helling wordt
geparkeerd, blokkeer de wielen dan
met wiggen of stenen.
Wacht tot de ingeschakelde versnelling
van het display verdwijnt voordat u het
rempedaal loslaat.
BELANGRIJK: laat de autoNOOIT
achter met de versnellingsbak in de
vrijstand.
109
g
89)
WINTERBANDEN
De winterbanden moeten dezelfde
maat hebben als de standaard
geleverde banden: het speciale Alfa
Romeo Servicepunt staat u bij om de
meest geschikte band te kiezen.
Gebruik winterbanden alleen in geval
van ijs of sneeuw op de wegen. In deze
omstandigheden wordt geadviseerd de
modus "All Weather" van het Alfa
DNA-systeem te selecteren.
Voor het type band, de
bandenspanning en de specificaties
van de winterbanden, de aanwijzingen
gegeven in de paragraaf “Wielen” in het
hoofdstuk “Technische gegevens”
opvolgen.
90)
De prestaties van deze banden op
oppervlakken met weinig grip zijn
aanmerkelijk minder wanneer de
profieldiepte minder is dan 4 mm. In dat
geval moeten ze vervangen worden.
Door hun specifieke eigenschappen zijn
de prestaties van winterbanden onder
normale weersomstandigheden of
wanneer lang op droog asfalt of de
snelweg wordt gereden, lager dan die
van de standaard gemonteerde
banden. Beperk het gebruik van
winterbanden daarom uitsluitend tot de
omstandigheden waarvoor ze zijn
goedgekeurd.
BELANGRIJK: Als winterbanden
worden gebruikt met een maximum
toegestane snelheid die lager is dan de
topsnelheid van de auto (plus eenmarge van 5%), dan moet in het
interieur een duidelijk zichtbaar
waarschuwingsplaatje worden geplaatst
met de maximum toegestane snelheid
wanneer met winterbanden wordt
gereden (conform de EU-richtlijnen).
Alle vier de banden moeten van
hetzelfde merk zijn om grotere veiligheid
te garanderen tijdens het rijden en
remmen en de reactie van het voertuig
alerter te maken. Het wordt afgeraden
de draairichting van de banden om te
draaien.
Zie het deel "Opheffen van de auto" in
het hoofdstuk "In een noodgeval" voor
nadere details over het op de juiste
wijze opheffen van de auto.
BELANGRIJK
90)De maximumsnelheid voor
winterbanden met de indicatie “Q” is
160 km/h; 190 km/h voor winterbanden
met de indicatie “T” en 210 km/h voor
winterbanden met de indicatie"H". De
snelheidsbeperkingen moeten echter altijd
worden gerespecteerd.
SNEEUWKETTINGEN
Sneeuwkettingen met smalle schakels
die maximaal 7 mm buiten het
bandprofiel uitsteken kunnen
gemonteerd worden op 235/40 R18
achterbanden.
Het gebruik van sneeuwkettingen moet
aan de plaatselijke voorschriften
voldoen. Sneeuwkettingen mogen
alleen op de banden van de
achterwielen (aandrijfwielen)
gemonteerd worden. Op 19"-banden
kunnen geen kettingen gemonteerd
worden.
Controleer de spanning van de
sneeuwkettingen na enkele tientallen
meters rijden.
11)
BELANGRIJK Er kunnen geen
sneeuwkettingen op het
noodreservewiel gemonteerd worden
(bij bepaalde versies/markten).
BELANGRIJK
11)Beperk uw snelheid wanneer er
sneeuwkettingen gemonteerd zijn;
overschrijd de 50 km/h (of het equivalent in
mijlen) niet. Vermijd putdeksels, rijd niet
over treden of trottoirs en rijd geen lange
afstanden over wegen zonder sneeuw, om
beschadigingen aan zowel het voertuig als
het wegoppervlak te voorkomen.
112
STARTEN EN RIJDEN
g
NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen dat
in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis telefoonnummer
00 800 2532 4200 bellen om het
dichtstbijzijnde Speciale Alfa Romeo
Servicepunt te vinden.DE MOTOR STARTEN.........115
EEN WIEL REPAREREN........116
EEN WIEL VERVANGEN........119
EEN LAMP VERVANGEN.......123
BUITENLAMPEN VERVANGEN . . .126
GLOEILAMP BINNENVERLICHTING
VERVANGEN...............129
ZEKERINGEN VERVANGEN.....130
DE ACCU OPLADEN..........134
OPKRIKKEN VAN DE AUTO.....134
SLEPEN VAN DE AUTO........135
114
NOODGEVALLEN
g
DE MOTOR STARTEN
Neem onmiddellijk contact op met een
speciaal Alfa Romeo Servicepunt als
het
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel continu blijft
branden.
STARTEN MET
HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met een hulpaccu met
dezelfde of een iets hogere capaciteit
dan de lege accu.
Ga als volgt te werk om te starten:
verbind de plusklemmen (+ teken bij
de klem) van beide accu's met een
startkabel;fig. 81;
sluit met een tweede startkabel de
minklem(−)vandehulpaccu aan op
een massapunt
op de motor of de
versnellingsbak/transmissie van de autodie gestart moet worden;
start de motor, maak als de motor
gestart is, de kabels in omgekeerde
volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met een speciaal Alfa
Romeo Servicepunt.
BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet rechtstreeks
met elkaar! Als de hulpaccu in een
andere auto is geïnstalleerd, controleer
dan of er geen accidenteel contact is
tussen de metalen delen van beide
auto's.
ROLLEND STARTEN
Probeer, onder geen enkele
omstandigheid, de motor te starten
door de auto te duwen, te slepen of van
een helling af te laten rijden.
BELANGRIJK
12)Gebruik nooit een accusnellader om de
motor te starten, aangezien deze de
elektronische systemen kan beschadigen,
met name de regeleenheden van de
ontsteking en de brandstoftoevoer.
BELANGRIJK
91)Deze startprocedure moet door
ervaren personeel verricht worden,
aangezien verkeerde handelingen
elektrische ontladingen van aanzienlijke
kracht kunnen veroorzaken. Bovendien is
accuvloeistof giftig en corrosief: vermijd
contact met huid en ogen. Houd open vuur
en brandende sigaretten uit de buurt van
de accu en veroorzaak geen vonken.
81A0L0116
115
g
12)91)