98Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................99
Stuurwielverstelling ...................99
Stuurbedieningsknoppen ...........99
Verwarmd stuurwiel ...................99
Claxon ..................................... 100
Wis-/wasinstallatie voorruit ......100
Wis-/wasinstallatie achterruit ...102
Buitentemperatuur ...................102
Klok ......................................... 103
Elektrische aansluitingen .........104
Aansteker ................................ 105
Asbakken ................................. 105
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .....................106
Instrumentengroep ..................106
Snelheidsmeter .......................106
Kilometerteller ......................... 106
Dagteller .................................. 106
Toerenteller ............................. 106
Brandstofmeter ........................107
Brandstofkeuzeschakelaar ......107
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 108
Service-display ........................ 108Controlelampen .......................109
Richtingaanwijzer ....................111
Gordelverklikker ......................112
Airbag en gordelspanners .......112
Airbag-deactivering .................113
Laadsysteem ........................... 113
Storingsindicatielamp ..............113
Service-indicatie ......................113
Rem- en koppelingssysteem ...113
Pedaal intrappen .....................114
Elektrische handrem ................114
Storing elektrische handrem ....114
Antiblokkeersysteem (ABS) .....114
Opschakelen ........................... 114
Stuurbekrachtiging ..................115
Lane Departure Warning .........115
Ultrasoonparkeerhulp ..............115
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............115
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..115
Traction Control-systeem UIT . 116
Voorverwarming ......................116
Roetfilter .................................. 116
AdBlue ..................................... 116
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 116
Motoroliedruk ........................... 116
Te laag brandstofpeil ...............117
Startbeveiliging ........................117Motorvermogen verminderd ....117
Rijverlichting ............................ 117
Grootlicht ................................. 117
Grootlichtassistentie ................117
Adaptive Forward Lighting .......117
Mistlamp .................................. 118
Mistachterlicht ......................... 118
Niveau sproeiervloeistof te laag ......................................... 118
Cruise control .......................... 118
Adaptieve cruise control ..........118
Voorligger gedetecteerd ..........118
Portier open ............................. 118
Informatiedisplays ......................119
Driver Information Center ........119
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display .................. 123
Boordinformatie ......................... 125
Geluidssignalen .......................127
Batterijspanning .......................128
Tripcomputer .............................. 129
Persoonlijke instellingen ............131
OnStar ....................................... 137
Instrumenten en bedieningsorganen111Controlelampen in de
middenconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzer 3 111XGordelverklikker 3 112vAirbags en gordelspanners
3 112VAirbag deactiveren 3 113pLaadsysteem 3 113ZStoringsindicatielamp 3 113gLaat auto spoedig nakijken
3 113RRem- en koppelingssysteem
3 113-Pedaal intrappen 3 114mElektrische handrem 3 114jStoring elektrische handrem
3 114uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 114[Opschakelen 3 114cStuurbekrachtiging 3 115)Lane Departure Warning
3 115.rUltrasoonparkeerhulp 3 115nElektronische stabiliteitsrege‐
ling UIT 3 115bElektronische stabiliteitsrege‐
ling en Traction Control-
systeem 3 115kTraction Control-systeem uit
3 116!Voorverwarmen 3 116%Roetfilter 3 116YAdBlue 3 116wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 116IMotoroliedruk 3 116iTe laag brandstofpeil 3 117dStartbeveiliging 3 117#Beperkt motorvermogen
3 1178Buitenverlichting 3 117CGrootlicht 3 117lGrootlichtassistentie 3 117fAdaptief rijlicht (AFL) 3 117>Mistlamp 3 118rMistachterlicht 3 118GSproeiervloeistof laag 3 118mCruise control 3 118 /Adap‐
tieve cruise control 3 118AVoorligger gedetecteerd
3 118hPortier open 3 118
Richtingaanwijzer
O brandt of knippert groen.
126Instrumenten en bedieningsorganenNr.Boordinformatie27Richtingaanwijzer rechtsvoor
defect28Richtingaanwijzer rechtsachter
defect29Controleer remlicht aanhanger30Controleer achteruitrijlicht
aanhanger31Controleer linker richtingaan‐
wijzer aanhanger32Controleer rechter richtingaan‐
wijzer aanhanger33Controleer mistachterlicht
aanhanger34Controleer achterlicht
aanhanger35Vervang batterij in handzender48Reinig blindehoekdetectiesys‐
teem49Lane Departure Warning werkt
niet53Draai tankdop vast54Water in dieselbrandstoffilterNr.Boordinformatie55De roetfilter is vol 3 17156Ongelijke bandenspanning op
vooras57Ongelijke bandenspanning op
achteras58Banden zonder TPMS-
sensoren herkend59Open en sluit portierruit
bestuurder60Open en sluit portierruit voor‐
passagier61Open en sluit portierruit links‐
achter62Open en sluit portierruit rechts‐
achter65Poging tot diefstal66Laat diefstalalarmsysteem
nakijken67Service stuurslot68Service stuurbekrachtiging69Service wielophanging70Service niveauregelingNr.Boordinformatie71Service achteras74Service AFL75Service airconditioning76Service blindehoekdetectiesys‐
teem77Service Lane Departure
Warning79Vul motorolie bij81Service versnellingsbak82Vervang motorolie binnenkort83Service adaptieve cruise
control84Motorvermogen verminderd89Onderhoud spoedig94Schakel parkeerstand in
voordat u uitstapt95Service airbag128Motorkap open134Storing parkeerhulp, reinig
bumper136Service parkeerhulp
Instrumenten en bedieningsorganen127Nr.Boordinformatie145Controleer het sproeiervloei‐
stofpeil174Accu bijna leeg258Parkeerhulp uit
Boordinformatie op het Uplevel-
Combi-display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Het display toont teksten over de vol‐
gende onderwerpen:
● serviceberichten
● vloeistofpeilen
● diefstalalarmsysteem
● remmen
● bestuurdersondersteuningssys‐ temen
● rijregelsystemen
● snelheidsbegrenzer
● cruise control
● adaptieve cruise control
● frontaanrijdingswaarschuwing
● preventief remsysteem
● parkeerhulpsystemen
● verlichting, gloeilamp vervangen
● adaptief rijlicht (AFL)
● wis-/wasinstallatie
● portieren, ruiten
● blindehoeksysteem
● verkeersbordherkenning
● Lane Departure Warning
● handzender
● veiligheidsgordels● airbagsystemen
● motor en versnellingsbak
● bandenspanning
● roetfilter 3 171
● accustatus
● selectieve katalysatorreductie, dieseluitlaatvloeistof (DEF),
AdBlue 3 172
Boordinformatie op het Colour-
Info-Display
Sommige belangrijke meldingen ver‐
schijnen tevens op het Colour-Info-
Display. Druk op de multifunctionele
toets om een boodschap te bevesti‐
gen. Sommige meldingen verschij‐
nen slechts gedurende enkele secon‐ den als pop-up.
Geluidssignalen
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Er klinkt slechts één geluidssignaal
tegelijk.
Klimaatregeling155KlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............155
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................155
Airconditioning ......................... 156
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 157
Hulpverwarming ......................161
Luchtroosters ............................. 161
Verstelbare luchtroosters ........161
Vaste luchtroosters ..................162
Onderhoud ................................. 163
Luchtinlaat ............................... 163
Pollenfilter ................................ 163
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 163
Service .................................... 163Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtverdeling
● luchtdebiet
● ontwasemen en ontdooien
Achterruitverwarming Ü 3 34.
Temperatuur
Rood:warmBlauw:koudDe verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdelingl:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdhoogte via de verstel‐
bare luchtroostersK:naar de voetenruimte en voorruit
Alle combinaties zijn mogelijk.
Luchtdebiet Ventilatorsnelheid instellen door de
ventilatorknop in de gewenste stand
te zetten.
Ontwasemen en ontdooien ● V indrukken: aanjager schakelt
automatisch over op hogere snel‐ heid, de luchtstroom wordt op de
voorruit gericht.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
Klimaatregeling163Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat naar de motorruimte
onder aan de voorkant van de voorruit
moet voor voldoende luchttoevoer
vrijgehouden worden. Bladeren, vuil
of sneeuw verwijderen.
Pollenfilter Het microfilter ontdoet de binnenko‐
mende buitenlucht van stof, roet,
stuifmeel en sporen.
Airconditioning regelmatig
aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling een‐
maal per maand, ongeacht de weers‐
gesteldheid of het seizoen, enkele mi‐
nuten worden ingeschakeld. Bij te
lage buitentemperaturen kan de koe‐
ling niet worden ingeschakeld.
Service
Om de koeling optimaal te laten wer‐
ken, is het raadzaam het klimaatre‐
gelsysteem jaarlijks te laten controle‐
ren, te beginnen drie jaar na afleve‐
ring van de nieuwe auto, te weten:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen ● afvoer van condensor en ver‐ damper reinigen
● prestatietest
Rijden en bediening165Rijtips
Controle over de auto Nooit laten vrijlopen wanneer de
motor niet draait (uitgezonderd
tijdens Autostop)
In deze toestand werken veel syste‐
men niet (bijv. rembekrachtiging,
stuurbekrachtiging). Wanneer u op
deze manier rijdt, vormt u een gevaar
voor uzelf en anderen. Alle systemen
werken tijdens een Autostop, maar er
is een gecontroleerde vermindering in
de stuurbekrachtiging en de voertuig‐
snelheid is verlaagd.
Stop-startsysteem 3 167.
Stationair aanjagen Als het nodig is om de accu op te la‐
den wegens een probleem met de
accu, moet het vermogen van de dy‐
namo worden vergroot. Dit kan door
stationair aanjagen, wat mogelijk
hoorbaar is.
Bij auto’s met een Uplevel-Combi-dis‐
play verschijnt er een bericht op het
Driver Information Center.Pedalen
Om de pedalen ongehinderd te kun‐
nen bedienen geen matten onder de pedalen leggen.
Gebruik alleen vloermatten die goed
passen en met de houders aan be‐
stuurderszijde bevestigd zijn.
Sturen Als de stuurbekrachtiging niet meer
werkt doordat de motor stopt of door
een systeemdefect, kunt u nog
steeds sturen maar is er wellicht meer
kracht nodig.
Controlelamp c 3 115.Voorzichtig
Auto's met hydraulische stuurbe‐
krachtiging:
Als het stuurwiel geheel tot aan de aanslag wordt gedraaid en langer
dan 15 seconden in die stand
wordt gehouden, kan het stuurbe‐
krachtigingssysteem beschadigd
raken en daardoor minder goed
werken.
Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden Tijdens de eerste ritten niet onnodig
hard remmen.
Tijdens de eerste rit kan er rookont‐
wikkeling optreden door het verdam‐
pen van was en olie op het uitlaatsys‐ teem. Na de eerste rit de auto enige
tijd buiten parkeren en inademen van
de dampen vermijden.
Gedurende de inrijperiode kunnen
het brandstof- en motorolieverbruik
hoger zijn en wordt het roetfilter wel‐
licht vaker geregenereerd. Autostop
wordt mogelijk uitgeschakeld om de
accu te kunnen laden.
Dieselpartikelfilter 3 171.