Inleiding3Uw autogegevens
Voer hier de gegevens van de auto in
zodat ze gemakkelijk te vinden zijn.
Deze informatie is beschikbaar in de
hoofdstukken "Service en onder‐ houd" en "Technische gegevens",
alsmede op het typeplaatje.
Inleiding Uw auto is de intelligente combinatievan vernieuwende techniek, overtui‐
gende veiligheid, milieuvriendelijk‐
heid en zuinigheid.
In deze gebruikershandleiding vindt u alle informatie die u nodig hebt om uw
auto veilig en efficiënt te kunnen be‐
dienen.
Zorg ervoor dat uw passagiers ervan
op de hoogte zijn dat onjuist gebruik
van de auto een ongeval tot gevolg
kan hebben en dat er risico bestaat
voor persoonlijk letsel.
Houd u altijd aan de specifieke wet‐
geving van het land waarin u zich be‐ vindt. Deze wetgeving kan afwijken
van de informatie in deze gebruikers‐
handleiding.Als u de beschrijving in deze handlei‐ ding negeert, kan dit van invloed zijn
op de garantie.
Wanneer wij u in deze gebruikers‐
handleiding adviseren de hulp van
een werkplaats in te roepen, raden wij
uw Opel Service Partner aan.
Voor gasauto's raden wij een door
Opel erkende reparateur aan voor on‐
derhoud en reparatie aan gasauto's.
Elke Opel Service Partner biedt u eer‐ steklas service tegen redelijke prij‐
zen. Ervaren, door Opel geschoolde
specialisten werken volgens speciale
richtlijnen van Opel.
Houd het informatiepakket voor de
gebruiker altijd onder handbereik in
de auto.
Gebruik van deze handleiding
● Deze handleiding geeft een om‐ schrijving van alle voor dit model
beschikbare opties en functies.
Mogelijk zijn bepaalde
omschrijvingen, waaronder die voor display- en menufuncties,niet op uw auto van toepassingwanneer er sprake is van eenmodelvariant, afwijkende
landenspecificaties of speciale
uitrustingen of accessoires.
● In het hoofdstuk "Kort en bondig"
krijgt u een beknopt overzicht.
● De inhoudsopgave aan het begin
van de handleiding en in de af‐
zonderlijke paragrafen geeft aan
waar u de informatie die u zoekt
kunt vinden.
● Met behulp van het trefwoorden‐ register kunt u specifieke infor‐
matie zoeken.
● In deze gebruikershandleiding worden linksgestuurde auto's ge‐toond. De bediening van rechts‐
gestuurde auto's is vergelijkbaar.
● In de gebruikershandleiding wordt de motoraanduiding ge‐
hanteerd. De bijbehorende
marktaanduiding en productie‐
code vindt u in de paragraaf
"Technische gegevens".
4Inleiding● Richtingaanduidingen in de be‐schrijvingen, zoals links, rechts,
voor of achter moeten altijd met
de blik in de rijrichting worden
gezien.
● Displays ondersteunen mogelijk uw specifieke taal niet.
● Displayteksten en opschriften in het interieur zijn vet gedrukt.
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig9 Gevaar
Teksten met de vermelding
9 Gevaar wijzen op een mogelijk
levensgevaar. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan levensge‐ vaar inhouden.
9 Waarschuwing
Teksten met de vermelding
9 Waarschuwing wijzen op een
mogelijk gevaar voor ongelukken
of verwondingen. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan tot ver‐
wondingen leiden.Voorzichtig
Teksten met de vermelding
Voorzichtig wijzen erop dat de
auto mogelijk beschadigd kan ra‐
ken. Het niet naleven van deze richtlijnen kan tot beschadiging
van de auto leiden.
Symbolen
Verwijzingen naar andere pagina's
worden aangeduid met 3. 3 betekent
"zie pagina".
Paginaverwijzingen en lemma's in de
index verwijzen naar de ingespron‐
gen koppen in de inhoudsopgave.
We wensen u vele uren autorijplezier. Adam Opel AG
Kort en bondig111Elektrische ruitbediening .......29
2 Buitenspiegels ......................28
3 Cruise control .....................144
Snelheidsbegrenzer ............146
4 Zijdelingse luchtroosters .....125
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................. 112
Omgevingsverlichting ......... 115
Parkeerlichten .....................112
Knoppen voor Driver
Information Center ................90
6 Instrumenten ........................ 80
7 Bedieningselementen van
infotainment ......................... 72
8 Driver Information Center ...... 90
9 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor, ach‐
terruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter .............. 73
10 Centrale vergrendeling .........22
Stadsmodus ........................ 143
Brandstofkeuzeschakelaar ...81Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 130
Traction Control-systeem ...140
Elektronische
stabiliteitsregeling ...............141
Parkeerhulp ........................ 147
Stoelverwarming ...................38
Verwarmd stuurwiel ..............72
11 Colour-Info-Display ..............96
Graphic-Info-Display .............96
12 Alarmknipperlichten ...........111
Controlelamp airbag-
deactivering .......................... 86
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................85
13 Status-LED alarmsysteem ...26
14 Middelste luchtroosters ......125
15 Zijdelingse luchtroosters
passagierszijde ...................125
16 Handschoenenkastje ...........52
17 Verwarming en ventilatie ....117
18 Stekkerdoos .......................... 78
19 AUX-ingang, USB-ingang .....1020 Keuzehendel,
versnellingsbak ..................134
21 Handrem ............................. 139
22 Contactslot met stuurslot ...128
23 Claxon .................................. 73
Bestuurdersairbag ...............44
24 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 167
25 Stuurwiel instellen ................72
26 Lichtschakelaar ..................109
Koplampverstelling ............111
Mistachterlicht ....................112
Zekeringhouder ..................184
Helderheid van instrumen‐
tenverlichting ....................... 113
Helderheid van
omgevingslicht ...................113
Sleutels, portieren en ruiten21Sleutel met uitklapbare
sleutelbaard
Om uit te klappen toets indrukken.
Om in te klappen eerst toets indruk‐
ken.
Car Pass Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze au‐
togegevens nodig.
Handzender
Wordt gebruikt voor:
● centrale vergrendeling
● vergrendelingssysteem
● diefstalalarmsysteem
● elektrisch bediende ruiten
De afstandsbediening heeft een be‐ reik van ca. 20 meter. Dit kan beperkt worden door invloeden van buitenaf.
Brandende alarmknipperlichten die‐
nen als bevestiging.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig ge‐
bruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de afstandsbediening kan worden
vergrendeld of ontgrendeld, kan dit
het gevolg zijn van het volgende:
● Het bereik wordt overschreden.
● De accuspanning is te laag.
● Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten hetbereik, waardoor er opnieuw ge‐
synchroniseerd moet worden.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Ontgrendelen 3 22.
Basisinstellingen U kunt sommige instellingen veran‐deren op het Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 101.
22Sleutels, portieren en ruitenBatterij van de handzender
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐
terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der openen. Batterij vervangen (bat‐
terijtype CR 2032), let hierbij op de
juiste plaatsing. Handzender sluiten
en synchroniseren.
Sleutel met vaste sleutelbaard
Laat de batterij vervangen door een
werkplaats.
Handzender synchroniseren
Na vervanging van de batterij het be‐
stuurdersportier openen met de sleu‐
tel in het slot. De handzender wordt
gesynchroniseerd wanneer het con‐
tact wordt aangezet.
Opgeslagen instellingen Als de sleutel uit de contactschake‐
laar wordt verwijderd, worden de vol‐ gende instellingen automatisch in het geheugen van de sleutel opgeslagen:
● verlichting
● voorkeurinstellingen van Info‐ tainmentsysteem
● centrale vergrendeling
● comfortinstellingen
● verwarming en ventilatieDe opgeslagen instellingen worden
automatisch toegepast wanneer de
sleutel met het geheugen de vol‐ gende keer in het contactslot wordt
gestoken en naar stand 1 3 128
wordt gedraaid.
Een voorwaarde is dat Pers. inst. voor
bestuurder geactiveerd is in de per‐
soonlijke instellingen van de
Info-Display. Dit moet worden inge‐
steld voor elke sleutel die gebruikt
wordt.
Persoonlijke instellingen 3 101.
Centrale vergrendeling
Ontgrendelen en vergrendelen van
portieren, bagageruimte en tankklep.
Door aan de binnenste portierhand‐
greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch ont‐
grendeld.
Sleutels, portieren en ruiten23Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de por‐
tieren wordt geopend, worden deze
na drie minuten automatisch op‐
nieuw vergrendeld.
Ontgrendelen
c indrukken.
Op het Info-Display kunt u kiezen uit twee instellingen:
● Om alleen het bestuurderspor‐ tier, de bagageruimte en de tank‐
klep te ontgrendelen, drukt u
eenmaal op c. Om beide portie‐
ren te ontgrendelen, drukt u
tweemaal op c.
● Druk eenmaal op c om de portie‐
ren, de bagageruimte en de tank‐ klep te ontgrendelen.
Persoonlijke instellingen 3 101.
U kunt de instelling opslaan voor de gebruikte sleutel.
Opgeslagen instellingen 3 22.
Ontgrendelen en openen van de ach‐ terklep 3 25.
Vergrendelen
Portieren, bagageruimte en tankklep
sluiten.e indrukken.
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐ deling niet.
Centrale vergrendelingstoetsen
Portieren, de bagageruimte en de
tankklep worden vanuit de passa‐
giersruimte vergrendeld of ontgren‐
deld.
Druk op e om te vergrendelen.
Druk op c om te ontgrendelen.
24Sleutels, portieren en ruitenVertraagde portiervergrendeling
Schakel de motor uit en verwijder de
sleutel uit het slot. Druk op e met min‐
stens één portier geopend en drie ge‐ luidssignalen klinken. Wanneer hetlaatste portier wordt gesloten, ver‐
grendelt de auto na vijf seconden au‐
tomatisch alle portieren en wordt dit
aangegeven. Na tien minuten ver‐
grendelt de auto automatisch alle por‐
tieren zelfs als een portier nog open
is. U kunt deze functie activeren of
deactiveren op het Info-Display. Per‐ soonlijke instellingen 3 101.
Storing in afstandsbediening
OntgrendelenOntgrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot te verdraaien. Schakel de ontsteking
in en druk op de centrale vergrendel‐
toets c om het passagiersportier, de
bagageruimte en de tankklep te ont‐
grendelen.
Als u het contact aanzet, wordt het
vergrendelingssysteem uitgescha‐
keld.
Vergrendelen
Vergrendel het bestuurdersportier handmatig door de sleutel in het slot te verdraaien.
Storing in centrale vergrendeling
Ontgrendelen
Ontgrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot
te verdraaien. U kunt het passagiers‐ portier openen door tweemaal aan de
binnenste portiergreep te trekken. U
kunt de bagageruimte en de tankklep
niet openen.
Zet het contact aan het vergrende‐
lingssysteem te deactiveren 3 26.Vergrendelen
Druk op de binnenste vergrendelknop van het passagiersportier. Sluit ver‐
volgens het bestuurdersportier en
vergrendel dit van buiten met de sleu‐
tel. Tankklep en achterklep kunnen
niet worden vergrendeld.
Automatisch vergrendelen
U kunt deze beveiligingsfunctie zoda‐ nig configureren dat de portieren, de
bagageruimte en de tankklep bij het
overschrijden van een bepaalde snel‐
heid automatisch worden vergren‐
deld.
Ook kan het systeem zo worden ge‐
configureerd dat na het uitschakelen
van het contact en het uitnemen van
de contactsleutel het bestuurderspor‐ tier of beide portieren worden ont‐
grendeld.
U kunt instellingen veranderen op het
Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 101.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 22.
Instrumenten en bedieningsorganen71Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................72
Stuurwielverstelling ...................72
Stuurbedieningsknoppen ...........72
Verwarmd stuurwiel ...................72
Claxon ....................................... 73
Wis-/wasinstallatie voorruit ........73
Wis-/wasinstallatie achterruit .....75
Buitentemperatuur .....................75
Klok ........................................... 76
Elektrische aansluitingen ...........78
Inductief opladen .......................78
Aansteker .................................. 79
Asbakken ................................... 79
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................80
Instrumentengroep ....................80
Snelheidsmeter ......................... 80
Kilometerteller ........................... 80
Dagteller .................................... 80
Toerenteller ............................... 80
Brandstofmeter .......................... 81
Brandstofkeuzeschakelaar ........81
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 81Service-display.......................... 82
Controlelampen ......................... 83
Richtingaanwijzer ......................85
Gordelverklikker ........................85
Airbag en gordelspanners .........86
Airbag-deactivering ...................86
Laadsysteem ............................. 86
Storingsindicatielamp ................87
Service-indicatie ........................87
Rem- en koppelingssysteem .....87
Pedaal intrappen .......................87
Antiblokkeersysteem (ABS) .......88
Opschakelen ............................. 88
Stuurbekrachtiging ....................88
Ultrasoonparkeerhulp ................88
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ..............88
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....88
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 89
Motoroliedruk ............................. 89
Te laag brandstofpeil .................89
Startbeveiliging .......................... 90
Rijverlichting .............................. 90
Grootlicht ................................... 90
Mistachterlicht ........................... 90
Cruise control ............................ 90
Portier open ............................... 90Informatiedisplays........................90
Driver Information Center ..........90
Colour-Info-Display ....................96
Graphic-Info-Display ..................96
Boordinformatie ........................... 97
Geluidssignalen .........................99
Batterijspanning .......................100
Persoonlijke instellingen ............101
OnStar ....................................... 104